ECLI:NL:GHDHA:2015:2211

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 juli 2015
Publicatiedatum
14 augustus 2015
Zaaknummer
22-004969-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontploffing door zwaar illegaal vuurwerk in woning met gemeen gevaar voor goederen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1960, werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing door zwaar illegaal vuurwerk, een Cobra 6, in de hal van de woning van de familie [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]. Op 3 april 2013 gooide de verdachte dit vuurwerk door de brievenbus van de woning, wat leidde tot een explosie en aanzienlijke schade aan de woning en de inboedel. De bewoners bevonden zich op dat moment op de tweede etage en moesten hun woning verlaten. De politie werd gealarmeerd en trof ter plaatse een vernielde voordeur en rook uit de woning aan. Forensisch onderzoek bevestigde dat de explosie achter de voordeur had plaatsgevonden.

De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen en de verdediging van de verdachte om vrijspraak in overweging nam. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte het vuurwerk had gegooid, onder andere door camerabeelden en DNA-sporen op de aangetroffen plastic dop.

Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met bijzondere voorwaarden voor de proeftijd, waaronder een contactverbod met de benadeelde partijen en een verbod om zich binnen 500 meter van hun woning te bevinden. Tevens werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding van €239,33 toegewezen. Het hof benadrukte de ernst van het feit en de impact op de slachtoffers, die psychische gevolgen van de explosie ondervonden.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-004969-13
Parketnummer: 09-842395-13
Datum uitspraak: 15 juli 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 5 november 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1960,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 1 juli 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden als vermeld in het vonnis. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij en is een schadevergoedingsmaatregel opgelegd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 03 april 2013 te 's-Gravenhage, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk (zwaar) vuurwerk (te weten een Cobra 6) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan de [adres] te deponeren waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en/of (aldaar) tot ontploffing kwam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en/of in de woning aanwezige goederen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezen-verklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 03 april 2013 te 's-Gravenhage opzettelijk en wederrechtelijk een of meer ruit(en) en/of de voordeur van de woning [adres] en/of de kat (blijvende doofheid), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk een stuk (zwaar) vuurwerk (te weten een Cobra 6) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en/of (vervolgens) door de brievenbus van de woning aan de [adres] te deponeren waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en/of (aldaar) tot ontploffing kwam.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet helemaal verenigt.
Standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Standpunt van de verdediging
Namens de verdachte is overeenkomstig de overlegde pleitnota bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
Door het hof op basis van wettige bewijsmiddelen vastgestelde feiten en omstandigheden [1]
Op 3 april 2013, omstreeks 01.38 uur, werden verbalisanten door de centralist van de politiemeldkamer gestuurd naar de [adres] te Den Haag, alwaar een brandbom de woning in zou zijn gegooid.
Ter plaatse troffen verbalisanten een vernielde openstaande voordeur aan, hoorden zij het brandalarm gaan en zagen zij rook uit de woning komen. [2]
De bewoners van de woning ([benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2]) bevonden zich op het moment van de explosie op de tweede etage. [benadeelde partij 1] heeft namens zichzelf en namens zijn vrouw, [benadeelde partij 2], aangifte gedaan ter zake van brandstichting met te duchten gevaar. [3]
In de hal van de woning zagen verbalisanten dat op de vloer kartonnen snippers en een plastic dop lagen.
De kartonnen snippers vertoonden afbeeldingen en teksten die ogenschijnlijk overeen kwamen met een stuk knalvuurwerk van het type Cobra. [4]
Uit forensisch technisch sporenonderzoek is gebleken dat het krachtcentrum van de explosie achter de voordeur is geweest. De dubbele ruit van de voordeur is naar buiten verbroken. In de hal van de woning waren meerdere goederen, zoals kledingstukken en raamvitrages te zien welke brandschade hadden opgelopen. [5]
Aangever [benadeelde partij 1] heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat de explosie op de eerste verdieping een deur uit de sponning heeft geslagen, dat het bovenlicht van het toilet in de hal kapot was en dat de deur naar de berging was ontzet. [6]
Gelet op het voorgaande oordeelt het hof dat vast staat dat op 3 april 2013 door een persoon een stuk zwaar vuurwerk door de brievenbus van de woning aan de [adres] te Den Haag is gegooid, waardoor een ontploffing is veroorzaakt. Het hof grondt dit oordeel op de hiervoor genoemde redengevende inhoud van de bewijsmiddelen waarnaar in de voetnoten wordt verwezen.
Het daderschap van de verdachte
Op camerabeelden van de woning aan de [adres] te Den Haag is te zien dat om 01.33:50 uur de vuurwerkbom tot ontploffing kwam. [7] Aangever [benadeelde partij 1] heeft om 01.38 uur de politie gebeld.
Blijkens gegevens van het bedrijf ARS Trafic & Transport Technologie reed de personenauto van verdachte, waarvan verdachte niet ontkent dat hij deze op genoemde datum en tijdstippen heeft bestuurd, op 3 april 2013 te 01.19:22 uur op de Wippolderlaan te Den Haag, de stad in.
De eerstvolgende registratiepaal op de Wippolderlaan betreft de kruising met de Veilingroute. Op deze kruising staan 3 registratiepalen. Deze is de personenauto van verdachte niet gepasseerd. Waarschijnlijk is de personen-auto dus vanaf de snelweg de Laan van Wateringseveld opgereden of de Wateringveldseweg. Een zijstraat van de Laan van Wateringseveld betreft de [adres], alwaar rond 01.33 uur het incident heeft plaatsgevonden. Op 3 april 2013 te 01.38:28 uur reed de personenauto van verdachte op de Wippolderlaan te Den Haag, de stad uit richting de snelweg. [8]
Op een in de hal van de woning aangetroffen plastic dop, is celmateriaal aangetroffen dat afkomstig is van de verdachte. De kans dat het van een ander persoon dan de verdachte is, is kleiner dan één op één miljard. [9]
Hoogst aannemelijk is dat de dop hoorde bij een stuk knal vuurwerk van het type Cobra 6 [10] .
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat het DNA van de verdachte op de dop niet delict-gerelateerd is. Het DNA is mogelijk door de kracht van de explosie op de dop terechtgekomen doordat de dop een plek geraakt heeft waar zich DNA van de verdachte bevond. De raadsvrouw wijst er in dat verband op dat de verdachte een aantal weken voor de explosie nog in de hal en op de wc van de woning van [benadeelde partij 1] is geweest, zodat daar mogelijk nog DNA van de verdachte aanwezig was. Daarnaast heeft de raadsvrouw gesteld dat de verdachte zich bezighield met de handel in vuurwerk en dat het DNA mogelijk door die activiteit op de dop terecht is gekomen. De verdachte is in elk geval op 3 april 2013 niet bij de woning van [benadeelde partij 1] geweest.
Het hof beoordeelt het een en ander als volgt.
De door de raadsvrouw gegeven verklaringen vinden geen enkel feitelijk aanknopingspunt in het dossier en beide mogelijkheden dienen als hoogst onaannemelijk te worden gepasseerd.
Het hof gaat ervan uit dat het DNA van de verdachte op de dop terecht is gekomen doordat de verdachte dat vuurwerk heeft gehanteerd bij het naar binnen gooien ervan in de woning.
Het feit dat ook DNA van een andere persoon op de dop is aangetroffen, maakt zulks niet anders, nu de aanwezigheid van het DNA van de verdachte daarmee niet verklaard wordt.
Gelet op de kentekenregistraties moet worden aangenomen dat de verdachte rond het tijdstip van de explosie in de buurt van de woning van aangever [benadeelde partij 1] is geweest.
Het hof volgt de rechtbank niet in de veronderstelling dat de verdachte die avond/nacht tweemaal op en neer is geweest tussen Zoetermeer en Den Haag, waarvan eenmaal om [getuige] naar huis te brengen. Het dossier biedt daarvoor geen aanknopingspunten, met name gelet op de kenteken-registraties.
Wel is het hof van oordeel dat de verklaring van [getuige] over het niet verlaten van de auto door de verdachte die avond/nacht tijdens hun nachtelijke omzwerving, gelet op het vorenstaande, niet juist kan zijn.
Dat bij de controle van de verdachte om 02.30 uur op de [adres]te Zoetermeer geen aanwijzingen voor betrokkenheid bij een explosie zijn aangetroffen is niet relevant, nu het vuurwerk pas na het naar binnen gooien in de woning is ontploft/ontbrand.
Het vorengaande, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, brengt het hof tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat de verdachte de persoon is geweest die op 3 april 2013 een stuk zwaar vuurwerk (een Cobra 6) door de brievenbus van de woning aan de [adres] te Den Haag heeft gedeponeerd.
Kwalificatie
Met betrekking tot de vraag hoe het door de verdachte gepleegde feit dient te worden gekwalificeerd overweegt het hof als volgt.
Blijkens de productomschrijving van het NFI van een Cobra 6 [11] , is de effectlading van de knal zeer krachtig.
Wanneer deze in de nabijheid van personen of goederen ontploft, ontstaat gevaar voor letsel of schade. Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen blijkt dat de explosie aanzienlijke schade heeft aangericht aan en in de woning van aangever.
Op grond van het vorengaande is het hof dan ook van oordeel dat de verdachte met zijn handelen gemeen gevaar voor de woning en de in de woning aanwezige goederen heeft veroorzaakt.
Het dossier bevat naar het oordeel van het hof onvoldoende aanknopingspunten om vast te stellen dat ook reëel levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de bewoners te duchten was. Daarom zal het hof de verdachte –overeenkomstig het standpunt van de advocaat-generaal- van dit onderdeel van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks03 april 2013 te 's-Gravenhage, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk (zwaar) vuurwerk (te weten een Cobra 6) met open vuur in aanraking te brengen en/of aan te steken en/of tot ontbranding te brengen en
/of (vervolgens
)door de brievenbus van de woning aan de [adres] te deponeren waardoor deze in de hal van voornoemde woning belandde en
/of (aldaar
)tot ontploffing kwam, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die woning en
/ofin de woning aanwezige goederen,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2], in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen,te duchten was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven - in de voetnoten [nummers 1 tot en met 11] aangeduide - bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het primair bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in de hal van de woning van de familie [benadeelde partij 1] een ontploffing veroorzaakt, door zwaar illegaal vuurwerk, een Cobra 6, door de brievenbus van die woning te gooien en aan te steken. De ontploffing veroorzaakte een enorme knal en heeft veel schade berokkend aan de woning en de inboedel daarvan. De bewoners moesten midden in nacht hun woning verlaten en moesten door personeel van de ambulance dienst worden onderzocht op het mogelijk ingeademd hebben van gevaarlijke stoffen.
De ontploffing heeft een grote impact gehad op de bewoners van de betreffende woning. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dit soort misdrijven nog lange tijd de psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is aangedaan.
Het hof rekent de verdachte zijn handelen zwaar aan. De verdachte heeft onvoldoende stil gestaan bij de algemeen bekende gevaren die het afsteken van illegaal zwaar vuurwerk met zich mee brengt.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 juni 2015, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof zal aan het voorwaardelijk gedeelte van de op te leggen gevangenisstraf na te melden bijzondere voorwaarden verbinden.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte, gelet op de omstandigheden waaronder het feit is begaan, opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen zal het hof, gelet op artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht, de gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar verklaren.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 239,33.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 239,33.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij genoegzaam aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 239,33 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 36f, 63 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatie-plicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [benadeelde partij 1] en/of [benadeelde partij 2] zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in een straal van 500 meter van de [adres] te Den Haag.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 239,33 (tweehonderdnegenendertig euro en drieëndertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde partij 1], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 239,33 (tweehonderdnegenendertig euro en drieëndertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. T.L. Tan,
in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juli 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1532 2013065896, van de regiopolitie Haaglanden, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 299).
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 83.
3.Proces-verbaal van aangifte, pagina 37 tot en met 39.
4.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 142.
5.Proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 144.
6.Proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 22 oktober 2013.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 124 en 125.
8.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 115.
9.Rapport aanvullend DNA onderzoek, pagina 175.
10.Proces-verbaal forensisch technisch onderzoek BHV-nummer 2013 065896 van 18 september 2013
11.NFI Rapport “explosievenonderzoek naar aanleiding van het aantreffen van betwist vuurwerk: zaaknummer 2013.03.08.042.