ECLI:NL:GHDHA:2015:2014

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2015
Publicatiedatum
14 juli 2015
Zaaknummer
BK-14_01691
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake leges voor aanvraag omgevingsvergunning en ontheffing bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de aanslag leges voor een aanvraag omgevingsvergunning heeft bevestigd. De belanghebbende had op 5 april 2013 een aanvraag ingediend voor een beginselplan omgevingsvergunning, welke op 22 april 2013 door de gemeente is ontvangen. De heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag heeft leges geheven ter hoogte van € 7.666,56. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij werd gesteld dat de leges verschuldigd waren omdat de aanvraag in behandeling was genomen.

In hoger beroep heeft het Hof de vraag te beantwoorden of het in behandeling nemen van de aanvraag een belastbaar feit is in de zin van artikel 2 van de Verordening. Belanghebbende stelt dat hij per abuis een verkeerde aanvraag heeft ingediend en dat de leges niet verschuldigd zijn. Het Hof oordeelt dat de gemeente de aanvraag niet als een aanvraag voor een beginseluitspraak, maar als een aanvraag voor een ontheffing van het bestemmingsplan heeft behandeld. Dit oordeel leidt ertoe dat er geen leges kunnen worden geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag, en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende en de terugbetaling van de griffierechten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-14/01691

Uitspraak d.d. 17 juni 2015

in het geding tussen:

[X] te [Z], belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, de heffingsambtenaar,

op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (hierna: de rechtbank) van 19 november 2014, nummer SGR14/6782 betreffende de onder 1.1 vermelde aanslag.

Beschikking, aanslag, bezwaar en geding in eerste aanleg

1.1.
De heffingsambtenaar heeft bij schriftelijke kennisgeving als bedoeld in artikel 6 van de Verordening op de heffing en invordering van leges met betrekking tot de dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving/omgevingsvergunning, vastgesteld door de raad van de gemeente Den Haag op 22 november 2012 en gepubliceerd in het gemeenteblad van die gemeente van 5 december 2012 (hierna: de Verordening), van belanghebbende een gevorderd bedrag aan leges van € 7.666,56 geheven (hierna: de aanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het tegen de aanslag gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de rechtbank. Er is een griffierecht geheven van € 45. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is door de griffier een griffierecht geheven van € 122. De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 6 mei 2015. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Vaststaande feiten

3.1.
Belanghebbende heeft een ‘Aanvraag Beginselplan Omgevingsvergunning’, gedateerd 5 april 2013 en bij de gemeente binnengekomen op 22 april 2013 (hierna: de aanvraag) ingediend. In de aanvraag is onder meer het volgende vermeld:
“Gegevens aanvrager
(…)
Hoedanigheid aanvrager: eigenaar
Gegevens project
Voor welke activiteiten vraagt u de uitspraak
beginselplan aan? Bouw
Lokale en kadastrale aanduiding van het
bouwwerk/perceel
Straat en huisnummer [Y]
Postcode en plaats [Z]
Kadastrale aanduiding
Gemeente [Z]
Sectie en nummer …
Eigendomssituatie perceel/kavel eigen grond
Werkzaamheden
Het verzoek uitspraak beginselplan heeft
betrekking op Het geheel veranderen van kantoor
naar studenteneenheden
Specificatie van de kosten
(…)
Bouw
  • Bouwkundige werken EUR |
  • Installaties EUR | Geschat totaal ca.. € 900.000,00
  • Vaste inrichtingen EUR |
(…)
Is het gebruik van het bouwwerk (…) gelijk
aan het gebruik na uitvoering van de
werkzaamheden? Nee
Zo nee, wat zijn de beoogde wijzigingen? Wijzigen kantoorpand naar studenten-
eenheden”
3.2.
Bij brief van 3 mei 2013 heeft ing. [A] namens het college van burgemeester en wethouders (hierna: het College) belanghebbende verzocht de aanvraag aan te vullen met “Opgave bruto inhoud in m3 en bruto vloeroppervlakte in m2 van het (deel van) het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft” en “Gegevens en bescheiden waaruit blijkt dat het bouwwerk voldoet aan de gestelde eisen in relatie tot: (…) Aanduiding gebruiksfunctie, afmetingen en bezettingsgraad van alle ruimten inclusief totaal oppervlakken per gebruiksfunctie”.
3.3.
Bij besluit van 1 augustus 2013 heeft het College beslist op de aanvraag van belanghebbende. Aan dit besluit ontleent het Hof het volgende:
“Wij hebben uw plan getoetst aan het vigerende bestemmingsplan “[B]” waarin met betrekking tot deze aanvraag de bestemming ‘kantoor’ is opgenomen. (…)
Op 27 juni 2013 heeft de gemeenteraad [het] ontwerp bestemmingsplan “[B]” vastgesteld. Ter plaatse van dit pand is eveneens de bestemming ‘kantoor’ opgenomen.
Dit betekent dat uw aanvraag niet in overeenstemming is met zowel het vigerende bestemmingsplan als met het vastgestelde bestemmingplan.
In zowel het vigerende bestemmingsplan “[B]” alsmede het vastgestelde bestemmingsplan “[B]”zijn geen ontheffingen opgenomen om de bestemming ‘Wonen’ mogelijk te maken. Dit betekent dat er een uitgebreide procedure vereist is om medewerking aan uw plan te verlenen.
Wij zijn echter niet bereid om medewerking aan uw plan te verlenen.
(…)
De bestemming ‘Wonen’ achten wij, gezien de omgeving, op deze plek niet gewenst.
Gezien het bovenstaande zijn wij van mening, dat dit beginselplan in deze vorm een ongewenst initiatief is.
(…)
Voor het behandelen van de beginselaanvraag wordt een deel (ter grootte van 20%) van de later verplichte leges in rekening gebracht.”
3.4.
De aanslag is gedagtekend 23 augustus 2013 en bevat onder meer de volgende gegevens:
Grondslag € 1.089.000,00
Aanslagbedrag € 7.666,56
Beginseluitspraak omgevingsvergunning (0,704%)
[…]: Het veranderen van de woning met kantoor/bedrijfsruimte [Y] tot een woning en een mega woning met 42 kamers voor kamergewijze verhuur.
3.5.
Ing. [C], bouwinspecteur van de gemeente (hierna: de bouwinspecteur), heeft op 8 oktober 2013 een advies aan de heffingsambtenaar uitgebracht dat – voor zover hier van belang – luidt:
“Aanvrager geeft aan dat hij een verkeerde aanvraag heeft ingediend, in plaats van activiteit ‘bouwen’ zou de activiteit ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke ordening’ aangevraagd moeten worden. De door de aanvrager opgegeven vergissing om de verkeerde aanvraag in te dienen is mijns inziens geen reden om de aanvraag nu achteraf te veranderen in een aanvraag ‘handelen in strijd met regels ruimtelijke verordening’.
Restitutie van de leges op deze beginselaanvraag is op grond van de legesverordening omgevingsvergunning 2013 niet mogelijk.”

Verordening

4.1.
In de Verordening is onder meer het volgende bepaald:

“Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam “leges” worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend of handelingen zijn verricht.
(…)

Artikel 5 Tarieven

1. De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel (…)
(…)

Artikel 6 Wijze van heffing en bekendmaking

1. De leges worden geheven bij wege van schriftelijke kennisgeving (…).
(…)”
4.2.
In de tarieventabel behorende bij de Verordening (hierna: de Tarieventabel) is onder meer het volgende bepaald:

“Afdeling 1 Begripsomschrijvingen

Art. Omschrijving
1.1
Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
1.1.1
bouwkosten: de aannemingssom, bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 2012 (UAV 2012), echter inclusief omzetbelasting of voor zover de aannemingssom ontbreekt, een raming van de bouwkosten als bedoeld in het normblad 2361, uitgave 1979, (…)inclusief omzetbelasting. (…)

Afdeling 1A Beoordeling beginseluitspraak

Art. Omschrijving
1A Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen van een aanvraag:
1A.1 om beoordeling van een beginseluitspraak van de leges
zoals deze bij een daadwerkelijke aanvraag om een omgevings- 20%
vergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de
Wabo voor dit project zouden worden vastgesteld.

Afdeling 2 Omgevingsvergunning

Art. Omschrijving
(…)
2.1.
Bouwactiviteiten
2.1.1
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning
betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in
artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt
het tarief: 3,52%”

Oordeel van de rechtbank

5. De rechtbank heeft het volgende overwogen, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiser en de heffingsambtenaar als verweerder.
“3. In geschil is of de leges tot een juist bedrag zijn vastgesteld.
4. Eiser beantwoordt deze vragen ontkennend en stelt dat hij per abuis het vinkje “bouw” heeft aangekruist. Eiser had de intentie om het vakje “verzoek ontheffing bestemmingsplan” aan te kruisen en verzoekt verweerder om de kosten terug te brengen tot het bedrag conform de bedoelde aanvraag.
5. Verweerder beantwoordt deze vraag bevestigend en stelt dat de aanvraag gericht is op bouwactiviteiten. Nu het gemeentebestuur de aanvraag in behandeling heeft genomen heeft het belastbaar feit zich voortgedaan en zijn de leges verschuldigd.
6. Ingevolge artikel 2 van de Verordening op de heffing en de invordering van leges 2013 (hierna: de verordening) worden onder de naam ‘leges’ rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, één en ander zoals genoemd in de verordening en de daarbij behorende tarieventabel. Belastingplichtig is op grond van artikel 3 van de verordening, de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag in behandeling is genomen. Er is derhalve door of vanwege het gemeentebestuur een dienst verstrekt. Ook is niet in geschil dat eiser de aanvrager van de dienst was.
7. De leges worden berekend over de bij de aanvraag aangegeven aanneemsom of raming van de kosten van het werk (begroting), mits deze door de heffingsambtenaar wordt goedgekeurd. Indien bij de aanvraag geen begroting is overgelegd, of indien de overgelegde begroting niet wordt goedgekeurd, worden de vermoedelijke kosten van het werk door de heffingsambtenaar geschat en worden daarnaar de verschuldigde leges berekend. Bij de berekening van de kosten wordt uitgegaan van de prijs, welke aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk (zie Hoge Raad 9 oktober 1991, nr. 27.576, BNB 1991/338).
8. Tussen partijen is niet in geschil dat de aanvraag van eiser voor het verlenen van een omgevingsvergunning in behandeling is genomen. Derhalve heeft het belastbare feit zich voorgedaan en is eiser leges verschuldigd geworden. Verweerder heeft immers werkzaamheden verricht in verband met de aanvraag. Dat eiser de intentie had een “verzoek ontheffing bestemmingsplan” in te dienen maar per abuis een verkeerde aanvraag heeft ingediend dient voor zijn rekening en risico te blijven. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat van verweerder niet kan worden verwacht dat hij onderzoekt of het wel de juiste aanvraag betreft nu de aanvraag naar haar aard een marginale toetsing vergt en uit niets bleek (ook nadien niet) dat eiser een andere aanvraag had bedoeld in te dienen.
9. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.”

Geschil, standpunten en conclusies

6.1.
In hoger beroep is in geschil of het in behandeling nemen van de aanvraag een belastbaar feit in de zin van artikel 2 van de Verordening is.
6.2.
Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de heffingsambtenaar daarentegen bevestigend.
6.3.
Voor de standpunten van partijen en de onderbouwing daarvan verwijst het Hof naar de stukken van het geding.
6.4.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag.
6.5.
De heffingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

Beoordeling van het geschil

7.1.
Niet tussen partijen in geschil is dat, indien de door belanghebbende ingediende aanvraag d.d. 5 april 2013, binnengekomen bij de gemeente op 22 april 2013 (de aanvraag), geduid moet worden als een aanvraag van een ontheffing van het bestemmingsplan (aanvraag ontheffing bestemmingsplan), ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag geen leges kunnen worden geheven. Het Hof sluit zich aan bij dit gemeenschappelijk standpunt van partijen, dat naar zijn oordeel geen blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting. Hierbij neemt het Hof in aanmerking dat in de Tarieventabel het in behandeling nemen van een ontheffing van het bestemmingsplan niet is genoemd als belastbaar feit.
7.2.
In § 1A van de Tarieventabel is wel als belastbaar feit genoemd “het in behandeling nemen van een aanvraag (…) om beoordeling van een beginseluitspraak“ (hierna: aanvraag beginseluitspraak). Naar volgt uit deze bepaling bedragen de ter zake van het in behandeling nemen van een aanvraag beginsel uitspraak verschuldigde leges 20% van de leges die verschuldigd zijn voor het in behandeling nemen van de aanvraag van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo. Het tarief hiervoor bedraagt ingevolge § 2.1.1 van de Tarieventabel 3,52% van de bouwkosten van het uit te voeren bouwwerk.
7.3.
Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de aanvraag geen aanvraag beginseluitspraak maar een aanvraag ontheffing bestemmingsplan is. Belanghebbende voert daartoe aan dat hij van meet af aan een aanvraag ontheffing bestemmingsplan heeft willen indienen en dat de bouwinspecteur, met wie hij destijds overleg over de aanvraag voerde, hiervan op de hoogte was. Voor het indienen van deze aanvraag heeft belanghebbende, naar hij stelt, op advies van de bouwinspecteur gebruik gemaakt van het formulier ‘Aanvraag Beginselplan Omgevingsvergunning’ omdat, naar zeggen van de bouwinspecteur, de eerder ingediende aanvraag niet door de gemeente was ontvangen en het onmiddellijk indienen van het formulier ‘Aanvraag Beginselplan Omgevingsvergunning’ nodig was om de gewenste ontheffing van het bestemmingsplan te krijgen. Door de tijdsdruk die de bouwinspecteur op de indiening van het formulier legde, heeft belanghebbende inderhaast en per abuis in het onderdeel ‘Gegevens project’ het (eerste) hokje ‘Bouw’ aangekruist in plaats van het (tweede) hokje “Ontheffing”.
7.4.
De heffingsambtenaar stelt zich op het standpunt dat belanghebbende een aanvraag beginselplan heeft ingediend. Dit blijkt, aldus de heffingsambtenaar, uit de opschrift van het aanvraagformulier –‘Aanvraag Beginselplan Omgevingsvergunning’– en het feit dat belanghebbende in het onderdeel ‘Gegevens project’ van het aanvraagformulier het hokje ‘Bouw’ heeft aangekruist en niet het hokje ‘Ontheffing’. Volgens de heffingsambtenaar heeft de bouwinspecteur in zijn advies van 8 oktober 2013 bevestigd dat belanghebbende een aanvraag beginselplan heeft ingediend.
7.5.
Het Hof stelt voorop dat de heffingsambtenaar de door belanghebbende geschetste feitelijke gang van zaken niet heeft weersproken. Het Hof zal dan ook van die gang van zaken uitgaan. Wel betwist de heffingsambtenaar dat deze gang van zaken tot gevolg heeft dat de door belanghebbende ingediende aanvraag moet worden aangemerkt als een aanvraag ontheffing bestemmingsplan. Het Hof volgt de heffingsambtenaar daarin niet. Hierbij neemt het Hof het volgende in aanmerking.
7.6.
De bouwinspecteur die uit de aan de indiening van de aanvraag voorafgaande gesprekken met belanghebbende redelijkerwijs moet hebben begrepen met welk doel belanghebbende de aanvraag indiende, weerspreekt in zijn advies van 8 oktober 2013 niet dat belanghebbende een aanvraag ontheffing bestemmingsplan heeft willen indienen. Hij beperkt zich in dat advies tot het geven van zijn mening over het aan “de door belanghebbende gestelde vergissing” te verbinden consequentie.
7.7.
In de beschikking op de aanvraag, die gedeeltelijk is geciteerd onder 3.3, beslist het College in wezen dat het geen ruimte ziet voor het verlenen van een ontheffing van het bestemmingsplan. Het Hof maakt hieruit op dat de gemeente de door belanghebbende ingediende aanvraag niet op een andere wijze zou hebben behandeld indien belanghebbende in het aanvraagformulier onder het kopje ‘Gegevens project’ in plaats van het hokje “Bouw” het hokje “Ontheffing” had aangekruist dan wel voor het indienen van zijn aanvraag geen gebruik had gemaakt van het aanvraagformulier maar in plaats daarvan een niet voor tweeërlei uitleg vatbaar verzoek om een ontheffing bestemmingsplan had ingediend.
Slotsom
7.8.
Op grond van hetgeen onder 7.2. tot en met 7.7. is overwogen is het Hof van oordeel dat de gemeente geen aanvraag beginseluitspraak, maar een aanvraag ontheffing bestemmingsplan in behandeling heeft genomen. Dit oordeel brengt, gelet op hetgeen onder 7.1 is overwogen, mee dat ter zake van het in behandeling nemen van de aanvraag geen leges kunnen worden geheven. Het hoger beroep is mitsdien gegrond.

Proceskosten en griffierecht

8.1.
Het Hof ziet reden de heffingsambtenaar te veroordelen in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De kosten stelt het Hof met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 980 (1 punt voor het verschijnen ter zitting van de rechtbank, 1 punt voor het verschijnen ter zitting van het Hof, bedrag per punt € 490 en als wegingsfactor voor het gewicht van de zaak 1).
8.2.
Het Hof zal de heffingsambtenaar opdragen belanghebbende de door hem betaalde griffierechten van in totaal € 167 te vergoeden.

Beslissing

Het Gerechtshof
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • vernietigt de aanslag;
  • veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 980;
  • gelast de heffingsambtenaar belanghebbende de door hem betaalde griffierechten ten bedrage van € 167 te vergoeden.
Deze uitspraak is vastgesteld door mr. G.J. van Leijenhorst, mr. J.J.J. Engel en mr. P.G.H. Albert in tegenwoordigheid van de griffier mr. Y. Postema. De beslissing is op 17 juni 2015 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.