In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, waarin de rechtbank de aanslag leges voor een aanvraag omgevingsvergunning heeft bevestigd. De belanghebbende had op 5 april 2013 een aanvraag ingediend voor een beginselplan omgevingsvergunning, welke op 22 april 2013 door de gemeente is ontvangen. De heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag heeft leges geheven ter hoogte van € 7.666,56. De rechtbank heeft het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarbij werd gesteld dat de leges verschuldigd waren omdat de aanvraag in behandeling was genomen.
In hoger beroep heeft het Hof de vraag te beantwoorden of het in behandeling nemen van de aanvraag een belastbaar feit is in de zin van artikel 2 van de Verordening. Belanghebbende stelt dat hij per abuis een verkeerde aanvraag heeft ingediend en dat de leges niet verschuldigd zijn. Het Hof oordeelt dat de gemeente de aanvraag niet als een aanvraag voor een beginseluitspraak, maar als een aanvraag voor een ontheffing van het bestemmingsplan heeft behandeld. Dit oordeel leidt ertoe dat er geen leges kunnen worden geheven voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Het Hof vernietigt de uitspraak van de rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de aanslag, en veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende en de terugbetaling van de griffierechten.