ECLI:NL:GHDHA:2015:1996

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
14 juli 2015
Zaaknummer
200.134.247
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Rechters
  • A. Labohm
  • M. Stollenwerck
  • J. Kamminga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing hoger beroep wegens gebrek aan spoedeisend belang

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 juni 2015 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding. De appellante, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.C. van der Tak, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, dat op 8 augustus 2013 was gewezen. De dagvaarding in hoger beroep dateert van 15 oktober 2013, maar sindsdien zijn er geen proceshandelingen verricht door de appellante. Het hof heeft vastgesteld dat er geen spoedeisend belang aanwezig is, wat een voorwaarde is voor het toewijzen van een kort geding. De appellante had in haar memorie van grieven haar vordering gewijzigd en gepreciseerd, maar het hof oordeelde dat de vertraging in de procedure en het gebrek aan actie van de appellante niet duiden op een spoedeisend belang. Het hof heeft het hoger beroep dan ook afgewezen en de appellante veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van de geïntimeerde tot op heden op nihil zijn begroot. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF Den Haag

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.134.247/01
Zaak-rolnummer Rechtbank : C/10/427756/ KG ZA 13-629
arrest van 30 juni 2015
inzake
[appellante],
wonende te [woonplaats],
appellante,
advocaat: mr. J.C. van der Tak te Bergen op Zoom,
tegen
[appellante],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
verstek verleend.

1.Het geding

Bij exploot van 4 september 2013 is appellante in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 8 augustus 2013 gewezen tussen appellante als eiseres en geïntimeerde als gedaagde.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen de voorzieningenrechter daaromtrent in het bestreden vonnis heeft vermeld.
Bij memorie van grieven heeft appellant 2 grieven geformuleerd en tevens haar eis gewijzigd.
Aan geïntimeerde is op 15 oktober 2013 verstek verleend.
Appellante heeft op 17 februari 2015 haar procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.

2.Beoordeling van het hoger beroep

Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is gericht gaat het hof uit van de feiten zoals deze in het bestreden vonnis zijn vastgesteld.
2. Appellante heeft in haar memorie van grieven haar vordering gewijzigd en gepreciseerd in die zin dat zij thans vordert bij arrest uitvoerbaar bij voorraad:
- dat geïntimeerde appellante afgeeft binnen veertien dagen na betekening van het ten deze te wijzen arrest, op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van
€ 50.000,-: de volledige administratie van wijlen de heer [naam] die van de eenmanszaak [naam] daaronder begrepen, inclusief alle bankafschriften, de [naam] kenteken [nummer], [naam] trilplaat, [naam] mobiele graver en de aanhangwagen;
- en in geval geïntimeerde een of meer van de activa heeft verkocht en daardoor niet in staat is die activa (tijdig) af te geven, geïntimeerde te veroordelen appellante binnen eerder gemelde termijn van veertien dagen na betekening, eveneens op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag met een maximum van € 50.000,- voor iedere dag of een gedeelte daarvan indien aan het arrest niet wordt voldaan: de relevante informatie te verschaffen omtrent enig onderdeel/roerende zaak waarvan afgifte niet (meer) kan worden gevorderd waar het gaat om navolgende vragen, wanneer, aan wie en tegen welke prijs de onderscheidenlijke activa zijn verkocht onder overlegging van betaalbewijs;
- alsmede geïntimeerde te veroordelen in de kosten van de procedure zowel in prima als in hoger beroep.
Spoedeisend belang
3. Het hof is van oordeel dat er, gezien het hierna te omschrijven procesverloop in de onderhavige zaak, niet gebleken is van een spoedeisend belang aan de zijde van appellante. Appellante heeft op 15 oktober 2013 hoger beroep ingesteld en memorie van grieven, tevens wijziging van eis, genomen. Aan geïntimeerde is op 15 oktober 2013 verstek verleend. Vervolgens heeft de zaak voor ‘beraad appellant’ en daarna voor ‘appellant voor fourneren’ op de rol gestaan. Pas nadat de zaak voor ‘fourneren appellant of ambtshalve royement’ op de rol staat, vraagt appellante, zonder enige nadere toelichting, arrest. Uit het vorenstaande volgt naar het oordeel van het hof dat van een (thans nog aanwezig) spoedeisend belang niet is gebleken. Het hof wijst derhalve het hoger beroep van appellante af.
Proceskosten
4. Gelet op het vorenstaande ziet het hof aanleiding om appellante te veroordelen in de kosten van het geding. Deze kosten zijn aan de zijde van geïntimeerde tot op heden te begroten op nihil.

3.Beslissing

Het hof:
wijst het hoger beroep af;
veroordeelt appellante in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van geïntimeerde tot op heden te begroten op nihil.
Dit arrest is gewezen door mrs. Labohm, Stollenwerck en Kamminga en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.