ECLI:NL:GHDHA:2015:1992

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 juni 2015
Publicatiedatum
14 juli 2015
Zaaknummer
200.159.981/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de vordering tot zekerheidstelling in kort geding met betrekking tot een bedrag in depot

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de man tegen de vrouw. De man vorderde vernietiging van een eerder vonnis van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, waarin de vrouw was opgedragen zekerheid te stellen voor een vordering. De man stelde dat de vrouw een aanbod had gedaan tot het stellen van zekerheid, maar dat dit aanbod niet voldoende was om aan de wettelijke eisen te voldoen, zoals vastgelegd in artikel 705 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De vrouw voerde verweer en stelde dat de man geen belang meer had bij de procedure, omdat er inmiddels een bedrag van € 110.000,- in depot stond bij notaris Matzinger, in afwachting van de bodemprocedure. Het hof oordeelde dat, gezien het bedrag in depot, de man geen belang meer had bij zijn vordering tot zekerheidstelling. Het hof concludeerde dat er voldoende zekerheid was gesteld en dat het aanbod van de vrouw voldeed aan de eisen van artikel 705 lid 2 Rv.

De grief van de man werd verworpen en het hof oordeelde dat de procedure nodeloos was. De man werd veroordeeld in de kosten van de procedure in appel. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en verklaarde het arrest uitvoerbaar bij voorraad. De uitspraak vond plaats op 30 juni 2015, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel
Zaaknummer : 200.159.981/01
Zaak-/rolnummer rechtbank·: C/09/474751/ KG ZA 14-1179

arrest van de familiekamer d.d. 30 juni 2015

inzake
[de man],
wonende te: [woonplaats],
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. J.M. Stevens, te Leiden,
tegen
[de vrouw],
wonende te: [woonplaats],
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. T. Welschen te Den Haag.

Het geding

Het hof verwijst naar zijn arrest in incident van 24 februari 2015.
Ter rolzitting van 17 maart 2015 heeft de vrouw gediend voor memorie van antwoord.
Partijen hebben gefourneerd voor arrest.

De verdere beoordeling van het geschil

Algemeen
1. Voor zover tegen de feiten geen grief is geformuleerd gaat het hof uit van de feiten zoals deze zijn vastgesteld door de voorzieningenrechter in het bestreden vonnis.
2. Door de man wordt gevorderd: dat het aan het gerechtshof behage te vernietigen het vonnis tussen partijen gewezen door de E.A. heer voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag d.d. 17 oktober 2014 en opnieuw rechtdoende, de eisen van geïntimeerde alsnog af te wijzen met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van beide instanties.
Grief
3. Door de man is in de appeldagvaarding één grief geformuleerd. In zijn toelichting stelt hij: “De Voorzieningenrechter heeft overwogen, dat geïntimeerde [woonplaats] een aanbod tot het stellen van zekerheid heeft gedaan. Daarmee is echter niet veilig gesteld dat dit aanbod ook wordt geëffectueerd. Het is immers mogelijk dat geïntimeerde de notaris het beslag doet opheffen zonder dat de instructie voor de zekerheid wordt gegeven, of dat de instructie wel wordt gegeven maar niettemin niet wordt uitgevoerd. Aldus is niet aan de eisen van de wet, met name art. 705 lid 2 Rv., voldaan, dat voor de vordering voldoende zekerheid wordt gesteld.”.
4. Door de vrouw is gemotiveerd verweer gevoerd. Zij heeft onder meer gesteld dat de man geen belang meer heeft bij de onderhavige procedure aangezien er € 110.000,- in depot staat bij notaris Matzinger in afwachting van de bodemprocedure. Voorts is de vrouw van mening dat het door haar gedane aanbod voldeed aan art. 705 lid 2 Rv.
5. Het hof overweegt als volgt. Nu vast staat dat er een bedrag van € 110.000,- in depot staat bij de notaris heeft de man geen belang meer bij zijn vordering. Er is voldoende zekerheid gesteld voor de door de man gestelde vordering. Voorts is het hof van oordeel dat het door de vrouw gedane aanbod tot zekerheidstelling, in het kader van de opheffing van het beslag, voldoet aan de in het licht van art 705 lid 2 Rv te stellen eisen.
6. De grief van de man treft geen doel.
Proceskosten
7. Het hof acht de onderhavige procedure nodeloos en acht het redelijk dat de man in de kosten van de procedure in appel wordt veroordeeld.

Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis van 17 oktober 2014 van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag tussen partijen gewezen;
veroordeelt de man in de kosten van deze procedure begroot op € 3.150,- en als volgt gespecificeerd:
- vastrecht € 308,-
- kosten advocaat € 2.842,-
verklaart dit arrest met betrekking tot de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.N. Labohm, A.E. Sutorius-van Hees en C.M. Warnaar en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2015 in aanwezigheid van de griffier.