6.6Het hof stelt vast dat het vaste verrekenbare voorschot over vier maanden (€ 20.000, excl. BTW) overeenkomt met een omzet van afgerond € 285.715,-- (excl. BTW), en dat Joystar in die vier maanden een omzet heeft gerealiseerd van nul. Nu de inspanningen van Joystar in die periode – naar eigen zeggen – niet alleen waren gericht op H+S, maar evenzeer op Carrefour, Albert Heijn, Shell Nederland, Schlecker, Metro, Kaufland, Tesco en ToysЯUs en de overige 375 relaties van Joystar, acht het hof het niet aannemelijk dat Joystar, indien zij de aan H+S bestede tijd anders had besteed, meer omzet had gegenereerd dan voornoemd bedrag. Dit betekent dat het hof geen aanleiding ziet om aan Joystar nog een extra vergoeding toe te kennen, naast het vaste, niet terugvorderbare, voorschot. Dit heeft tot gevolg dat het principale hoger beroep slaagt. Bij bespreking van de overige principale grieven heeft DTM daarom geen belang.
7. Uit het vorenstaande volgt dat het principaal appel geheel en het incidentele appel deels slaagt. Het bestreden eindvonnis kan voor wat betreft de hoogte van het toegewezen bedrag niet in stand blijven. Opnieuw rechtdoende zal DTM worden veroordeeld tot betaling aan Joystar van een bedrag van € 35.700,--, bestaande uit een bedrag van € 23.800,-- ter zake van achterstallige vaste provisie en een bedrag van € 11.900,-- als vergoeding ex artikel 7:441 BW. Gelet op deze uitkomst kan de proceskostenveroordeling in eerste aanleg in stand blijven. Nu in het bestreden tussenvonnissen geen te executeren beslissingen zijn opgenomen, hebben partijen bij vernietiging daarvan geen belang. Het hof zal ter zake van deze vonnissen in het dictum dan ook geen beslissing opnemen. Bij deze uitkomst past dat Joystar wordt veroordeeld in de kosten van het principale hoger beroep, en dat de kosten van het incidentele hoger beroep worden gecompenseerd.
- vernietigt het tussen partijen gewezen eindvonnis van de kantonrechter, rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, van 17 mei 2013, voor zover DTM daarbij is veroordeeld aan Joystar een bedrag te betalen van € 68.800,--;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt DTM tot betaling aan Joystar van een bedrag van € 35.700,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 april 2008 tot de dag van algehele voldoening;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- veroordeelt Joystar in de kosten van het principale hoger beroep, aan de zijde van DTM tot op heden begroot op €76,71 aan exploitkosten, € 1.862,-- aan griffierecht en € 9.789,-- aan salaris advocaat;
- compenseert de kosten van het incidentele hoger beroep in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, V. Disselkoen en J.J. Trap en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 januari 2015 in aanwezigheid van de griffier.