Partneralimentatie
Huwelijksgerelateerde behoefte
30. De rechtbank heeft bij de bepaling van de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw de norm gehanteerd dat die 60% van het voormalige netto gezinsinkomen bedraagt. De man is het niet eens met deze wijze van vaststelling van de huwelijksgerelateerde behoefte van de vrouw.
31. Het hof overweegt als volgt. Bij de bepaling van de behoefte van de onderhouds-gerechtigde dient rekening te worden gehouden met alle relevante omstandigheden, waaronder de hoogte en de aard van zowel de inkomsten als de uitgaven van partijen tijdens het huwelijk, waarin een aanwijzing kan worden gevonden voor de mate van welstand waarin zij hebben geleefd, en zoveel mogelijk met concrete gegevens betreffende de reële of met een zekere mate van waarschijnlijkheid te verwachten kosten van levensonderhoud van de onderhoudsgerechtigde (HR 19 december 2003, LJN AM2379, NJ 2004/140 en Hoge Raad 3 september 2010, LJN: BM7050, NJ 2010/473).
32. Ter staving van haar huwelijksgerelateerde behoefte heeft de vrouw in hoger beroep als productie 12 bij het verweerschrift een behoeftelijst overgelegd met een totale maandelijkse netto behoefte van afgerond € 2.500,- per maand. De man heeft in reactie daarop als productie 52 bij brief van 17 november 2014 die behoeftelijst aangepast en ter zitting nadere toelichting verschaft met betrekking tot de bestreden posten.
33. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de man, staan de volgende maandelijkse posten ter discussie:
“andere lasten 2”, met daarbij handgeschreven toegelicht dat dit de kosten van kleding ad € 300,- en persoonlijk verzorging ad € 100,- betreffen;
“brandstof” ad € 100,- per maand;
“onderhoud auto” ad € 50,- per maand;
“andere vaste uitgaven”, met daarbij handgeschreven nader toegelicht dat dit de verzorging van de katten en de dierenarts betreft, ad € 90,- per maand;
“uitgaan, buiten de deur eten” ad € 100,- per maand;
“andere lasten ontspanning”, met daarbij handgeschreven nader toegelicht dat dit de kosten van nagels en sauna betreffen, ad € 130,- per maand;
“sportvereniging” met een totaalbedrag van (€ 15,- plus € 27,95 plus € 65,- is) € 107,95
“andere lasten”, met daarbij handgeschreven nader toegelicht dat dit de lening Kia ad € 98,81 betreft.
34. Het hof overweegt als volgt.
Het hof acht het, gelet op de welstand van partijen, redelijk om met het een totaalbedrag van € 150,- per maand aan kosten van algehele verzorging rekening te houden.
Met betrekking tot de brandstofkosten overweegt het hof als volgt. Vast staat dat de vrouw een auto heeft. Gelet op de huidige benzineprijs stelt het hof de kosten van benzine in redelijkheid vast op € 100,- per maand.
Het hof acht een bedrag van € 50,- per maand aan kosten van onderhoud aan de auto, ook al is dit een nieuwere, redelijk.
Met betrekking tot de post “andere vaste uitgaven” overweegt het hof als volgt. Het hof stelt die kosten van de katten in redelijkheid vast op € 50,- per maand.
Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw de kosten van uitgaan en buiten de deur eten niet aangetoond.
De post “andere lasten ontspanning” is reeds meegenomen onder a.
Met betrekking tot de kosten van de sportverenging overweegt het hof als volgt. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw de kosten van de sportvereniging, boven het bedrag van € 33,- per maand, niet aangetoond. Derhalve houdt het hof rekening met een bedrag van € 33,- per maand.
Ten aanzien van de kosten van lening voor de Kia overweegt het hof als volgt. De vrouw had een auto en heeft kennelijk aanleiding gezien om die te vervangen voor een nieuwere. Nu zij de noodzaak daarvan niet heeft aangetoond, acht het hof het niet redelijk om rekening te houden met de aflossing op de lening.
35. Gelet op voornoemde uitgaven becijfert het hof de totale netto behoefte van de vrouw afgerond op € 1.897,- per maand.
36. Het hof verwijst naar rechtsoverweging 15 met betrekking tot de verdiencapaciteit van de vrouw.
37. Het hof begroot in redelijkheid, rekening houdend met de belastingdruk, de aanvullende behoefte van de vrouw tot 1 januari 2015 op € 1.061,- per maand en met ingang van 1 januari 2015 op € 1.691,- per maand. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de vrouw vanaf 1 januari 2015 geen aanspraak meer kan maken op de alleenstaande ouderkorting.
Draagkracht man voor de partneralimentatie
38. Het hof gaat uit van de door de man als productie 51 bij brief van 17 november 2014 overgelegde draagkrachtberekening, met dien verstande dat het hof uitgaat van het inkomen zoals vermeld onder rechtsoverweging 18. Gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan, staan ter discussie:
- de bijstandsnorm;
- de woonlasten ad € 600,- per maand;
- de “andere bijzondere kosten” ad € 65,- per maand;
- de “overige kosten” ad € 163,- per maand.
39. Het hof is van oordeel dat rekening moet worden gehouden met de bijstandsnorm voor een alleenstaande. Gesteld, noch gebleken is dat zijn huidige partner niet in staat is om in haar eigen levensonderhoud te voorzien.
40. Het hof overweegt als volgt. Uit de door man als productie 46 bij brief van 17 november 0214 overgelegde brief van de huidige partner van de man blijkt dat de man een bedrag aan haar voldoet van € 600,- per maand voor kost en inwoning voor zichzelf en de minderjarigen. Het hof is van oordeel dat een woonlast van € 450,- per maand, gelet op het inkomen van de man, niet bovenmatig is. Met het meerdere van € 150,- houdt het hof geen rekening, aangezien de kosten van inwoning voor de man al vallen onder de bijstandsnorm en met de kosten van de minderjarigen rekening is gehouden met de zorgkorting die in mindering is gebracht op de door de man te betalen kinderalimentatie.
41. Ter zitting is namens de man toegelicht dat de post “andere bijzondere kosten” de kosten van zijn telefoon en vakbondskosten betreffen. Het hof is van oordeel dat die kosten niet prevaleren boven de onderhoudsverplichting ten opzichte van de vrouw en dat die uit danwel de bijstandsnorm of de vrije ruimte van de man voldaan moeten worden.
42. Voorts is ter zitting namens de man nader toegelicht dat de “overige kosten” de autokosten betreffen. Het hof acht het aannemelijk dat de man die veel werkzaam is, een hoger bedrag dan gemiddeld dient te voldoen aan kosten voor zijn auto, zodat het hof met dit bedrag rekening houdt.
43. Uit het vorenstaande volgt dat de draagkracht van de man tot 1 januari 2015 geen hogere partneralimentatie toelaat dan € 253,- bruto per maand en met ingang van 1 januari 2015 € 527,- per maand.