ECLI:NL:GHDHA:2015:1860
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van de schone lei in hoger beroep door het Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, hebben appellanten, [appellant] en [appellante], hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 mei 2015, waarin hen de schone lei werd onthouden. De rechtbank had geoordeeld dat de appellanten toerekenbaar tekortgeschoten waren in hun verplichtingen onder de schuldsaneringsregeling, die op 3 april 2012 door de rechtbank Dordrecht was uitgesproken. De tekortkomingen betroffen onder andere het niet nakomen van de informatieverplichting en de sollicitatieplicht. Tijdens de mondelinge behandeling op 23 juni 2015 hebben de appellanten hun standpunten toegelicht, waarbij zij betwistten dat zij tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. De bewindvoerder, mr. W.P. Groenendijk, heeft het hof verzocht het vonnis van de rechtbank te bekrachtigen, en een verlenging van de regeling niet opportuun te achten.
Het hof heeft de grieven van de appellanten beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de appellanten toerekenbaar tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten niet voldoende informatie hadden verstrekt en dat [appellante] niet aan haar sollicitatieplicht had voldaan. Ondanks dat de appellanten stelden dat zij de bewindvoerder steeds hadden geïnformeerd, heeft het hof geoordeeld dat de tekortkomingen in de informatieverstrekking ernstig waren en dat deze in de weg stonden aan het verlenen van de schone lei. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de schuldsaneringsregeling en de verplichtingen die daaruit voortvloeien, zwaar heeft laten wegen.