3.2.Wegens een defect aan de les-auto met automaat, waarin [appellant] les had, heeft een onderbreking van de door [appellant] gevolgde rijlessen plaatsgevonden.
4. [geïntimeerde] heeft in conventie betaling gevorderd van het niet betaalde restant van het overeengekomen lesgeld ten bedrage van € 490,--, vermeerderd met rente en kosten.
5. Pieters heeft deze vordering bestreden en in reconventie schadevergoeding van € 500,--, alsmede vergoeding van overige schade, op te maken bij staat, gevorderd, stellende dat [geïntimeerde] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, waardoor [appellant] schade heeft geleden. [appellant] stelt dat bij de totstandkoming van de overeenkomst door zijn moeder namens hem afwijkende afspraken zijn gemaakt omdat hij een zeer moeilijk lerend kind is. Die afspraken hielden in dat hij een proefles zou volgen teneinde zijn leermogelijkheden te testen, dat hij alleen in een auto met automaat lessen zou volgen, dat hij twee lessen per week zou volgen en dat de lessen vanwege zijn beperkte leervermogen niet mochten worden onderbroken, aldus [appellant]. Hij verwijt [geïntimeerde] in strijd met die afspraken de lessen te hebben onderbroken – waardoor hij de geleerde vaardigheden is vergeten – en hem niet in staat te hebben gesteld de voor het rijexamen benodigde rijvaardigheden te leren. Niet gesteld of gebleken is dat [appellant] de overeenkomst buitengerechtelijk heeft ontbonden. Ontbinding is ook niet gevorderd.
6. In het tussenvonnis heeft de kantonrechter [appellant] toegelaten te bewijzen dat hij een proefles zou volgen teneinde zijn leermogelijkheden te testen, dat hij alleen in een auto met automaat lessen zou volgen, dat hij twee lessen per week zou volgen en dat de lessen vanwege zijn beperkte leervermogen niet mochten worden onderbroken. [appellant] heeft als getuigen zijn moeder X.V. [appellant] en T. Vuyk, een werknemer van een andere rijschool, die door zijn moeder is benaderd na de beëindiging van de lessen bij [geïntimeerde], doen horen. Aanvankelijk is er zijdens [appellant] bewust van afgezien hem (zichzelf) als getuige voor te brengen. Na sluiting van de getuigenverhoren heeft [appellant] heropening daarvan verzocht teneinde alsnog zichzelf te doen horen. De kantonrechter heeft dat afgewezen, overwegende dat heropening in strijd met de goede procesorde zou zijn.
7. In haar eindarrest heeft de kantonrechter geoordeeld dat de gestelde afwijkende afspraken niet zijn bewezen, de conventionele vordering toegewezen en de reconventionele vorderingen afgewezen.
8. De grief van [appellant] houdt in dat de kantonrechter het verzoek van [appellant] om hem te horen ten onrechte heeft afgewezen en een verzoek, begrijpt het hof, hem alsnog te horen. Tegen de bewijslastverdeling en de bewijsopdracht aan [appellant] om, kort gezegd, te bewijzen dat afwijkende afspraken zijn gemaakt heeft [appellant] geen grief gericht. Ter onderbouwing van de grief wordt gesteld dat [appellant] verstandelijk beperkt is en lijdt aan zeer zwaar autisme, dat de communicatie met hem voor een ieder zeer moeilijk is en dat de enkele verschijning van [appellant], zijn gedrag en een poging tot of gesprek met [appellant] voldoende is om vast te stellen dat met [appellant] geen overeenkomst kan worden gesloten of afspraken kunnen worden gemaakt.
9. Het hof ziet niet hoe met de, met het getuigenverhoor beoogde, vaststelling dat met [appellant] geen overeenkomst kan worden gesloten of afspraken kunnen worden gemaakt, bewezen kan worden dat de door hem gestelde afspraken zijn gemaakt. Het hof deelt in zoverre het oordeel van de kantonrechter dat de wens van [appellant] zichzelf te horen niet of nauwelijks enige relatie met de te bewijzen stellingen vertoont. In zoverre passeert het hof dit bewijsaanbod als niet ter zake dienende. Voorts wordt door [appellant] gesteld dat zijn verklaring de verklaring van zijn moeder over de gestelde afspraken had kunnen ondersteunen, nu de moeder samen met [appellant] is opgetreden. In het licht van de verklaring van [appellant] tijdens de comparitie van partijen in eerste aanleg: “Ik weet niet meer of ik bij het gesprek waarin afspraken zijn gemaakt aanwezig was”, acht het hof het bewijsaanbod in zoverre onvoldoende concreet.
10. Het bewijsaanbod is voorts niet ter zake dienende omdat, zoals [geïntimeerde] heeft aangevoerd, als [appellant] erin zou slagen de gestelde afspraken te bewijzen, dit niet tot afwijzing van de vordering van [geïntimeerde] zou leiden. [appellant] kan immers slechts van zijn contractuele (betalings)verplichting bevrijd worden door ontbinding van de overeenkomst tussen partijen, die door hem niet is ingeroepen, terwijl voor verrekening geen plaats is nu de reconventionele vorderingen zijn afgewezen en [appellant] daartegen geen grieven heeft gericht (en geen beroep heeft ingesteld). Overigens geldt ook, in aanmerking nemende dat [appellant] geen nakoming wenst en de schadevorderingen van [appellant] niet meer aan de orde zijn, dat een beroep op opschorting niet kan slagen.
11. Het bovenstaande brengt mee dat de grief niet tot vernietiging kan leiden en het bestreden vonnis, voor zover in conventie gewezen, zal worden bekrachtigd, met veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep. [geïntimeerde] heeft vergoeding van de volledige proceskosten gevorderd, omdat [appellant] haar ten onrechte in dit appel zou hebben betrokken en op kosten gejaagd als, kort gezegd, haar verweren zouden slagen. Het hof is van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de verweren van geïntimeerde slagen onvoldoende is om te concluderen dat appellant (onrechtmatig heeft gehandeld en) gehouden is alle door geïntimeerde gemaakte proceskosten volledig te vergoeden. Het hof zal de proceskosten begroten op basis van de liquidatiekosten.