In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 2 juli 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerder vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van moord, maar veroordeeld voor doodslag en kreeg een gevangenisstraf van zeven jaren opgelegd. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een hogere straf. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de feiten en omstandigheden in overweging heeft genomen. De verdachte had op 15 september 2012 in Leiden het slachtoffer met een mes meerdere malen gestoken, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. Het hof heeft het beroep op noodweer, noodweerexces en psychische overmacht verworpen, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding op het moment van de steekpartij. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren en zes maanden, rekening houdend met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft de overschrijding van de redelijke termijn in de strafmaat verdisconteerd, maar heeft geen vermindering van de straf toegepast op basis van een vormverzuim, omdat dit niet aan de orde was. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld voor doodslag.