Rolnummer: 22-002029-14
Parketnummer: 09-213953-13
Datum uitspraak: 17 februari 2015
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 april 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [dag] 1957,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 3 februari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van tachtig uren, subsidiair veertig dagen hechtenis. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen en is een schadevergoedings-maatregel opgelegd als vermeld in het vonnis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraak ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 25 februari 2013 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan (een) persoon(en) genaamd [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een steen naar die, zich op dat moment op korte afstand van hem verdachte, achter de ruit van een voordeur bevindende [persoon 1] en/of [persoon 2] en/of [persoon 3] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks25 februari 2013 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
(een) persoon(en) genaamd[persoon 1] en
/of[persoon 2] en
/of[persoon 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een steen naar die, zich op dat moment op korte afstand van hem verdachte, achter de ruit van een voordeur bevindende [persoon 1] en
/of[persoon 2] en
/of[persoon 3] heeft gegooid, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Het hof acht de opzet op de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bewezen nu de verdachte, vlak nadat de voordeur van de woning van [persoon 1] en [persoon 2] was gesloten, een steen door de ruit van die voordeur heeft gegooid, achter welke deur zich voornoemde personen en [persoon 3] bevonden en waarmee de verdachte rekening had moeten houden. Door aldus te handelen heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat voornoemde personen hierdoor zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door een steen door de ruit van de voordeur van de woning van [persoon 1] en [persoon 2] te gooien, achter welke deur voornoemde personen alsmede aangever [persoon 3] zich bevonden.
De verdachte heeft door aldus te handelen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van met name het slachtoffer [persoon 1], die door de steen werd geraakt.
Uit de door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep overgelegde rapportages omtrent de persoon van de verdachte, blijkt onder meer dat de verdachte lijdt aan woedeaanvallen en dat sprake is van alcoholmisbruik. Gelet op het feit dat deze rapportages twee en een half jaar geleden zijn opgemaakt, heeft deze informatie geen rol gespeeld bij de oplegging van de straf.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vorderingen tot schadevergoeding