In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 maart 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Suriname, was eerder veroordeeld voor winkeldiefstal en had zich schuldig gemaakt aan het niet verlaten van Nederland, terwijl hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard. De verdachte had op 18 mei 2014 in Rotterdam twee repen chocolade gestolen uit een winkel, met een waarde van 2,78 euro. Daarnaast verbleef hij als vreemdeling in Nederland, terwijl hij wist dat hij ongewenst was verklaard op grond van de Vreemdelingenwet. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 116 dagen, waarbij het eerdere vonnis van de rechtbank werd vernietigd. De advocaat-generaal had een zwaardere straf geëist, maar het hof oordeelde dat de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn langdurige verblijf in Nederland en eerdere veroordelingen, in aanmerking moesten worden genomen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet had voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit zijn status als ongewenst vreemdeling en dat hij het Nederlandse vreemdelingenbeleid had doorkruist. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak om de openbare orde te handhaven.