ECLI:NL:GHDHA:2015:1396

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
2200327612
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en strafoplegging in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is beschuldigd van mensenhandel, waarbij hij samen met een ander een persoon genaamd [persoon 1] heeft geworven, vervoerd en gehuisvest met het oogmerk van uitbuiting in de prostitutie. De verdachte heeft de slachtoffer misleid en in een kwetsbare positie gebracht, waardoor zij gedwongen werd om seks tegen betaling te verrichten. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De straf is gematigd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. Daarnaast heeft het hof een vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [persoon 1] toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor zowel materiële als immateriële schade. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding vastgesteld op € 2.200,--, te vermeerderen met wettelijke rente. De uitspraak benadrukt de ernst van mensenhandel en de impact op slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003276-12
Parketnummer: 09-650080-11
Datum uitspraak: 29 april 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 juni 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [dag] 1980 te [plaats],
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
postadres volgens eigen opgave ter terechtzitting in hoger beroep: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 30 oktober 2013, 14 april 2015 en 15 april 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Tot slot is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 juli 2011 tot en met 2 augustus 2011 te Den Haag, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [persoon 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde [persoon 1] (in de prostitutie)
en/of
die [persoon 1] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [persoon 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1]
en/of
die [persoon 1] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] met of voor een derde immers heeft/is verdachte en/of hebben/zijn verdachtes mededaders
-een (seksuele) relatie met die [persoon 1] aangegaan en/of -die [persoon 1] voorgesteld en/of op het idee gebracht om in de prostitutie te gaan werken en/of
-die [persoon 1] verteld dat haar kans om weg te komen uit de instelling waar zij verbleef was om met hem, verdachte, en/of een of meer mededader(s) mee te gaan en/of
-die [persoon 1] verteld dat als zij in de prostitutie zou gaan werken, zij een goed leven zou krijgen, zij haar rijbewijs kon gaan halen en zij kon gaan samenwonen met verdachte en/of
-die [persoon 1] als prostituee laten werken in Den Haag en/of
-die [persoon 1] (telkens) naar een prostitutiekamer (over)gebracht en/of
-de simkaart van de telefoon van die [persoon 1] afgepakt en/of
-die [persoon 1] laten overnachten in de woning van verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
-die [persoon 1] een nieuwe simkaart gegeven waarop geen beltegoed stond en/of
-die [persoon 1] voorzien van (sexy) werkkleding en/of
-die [persoon 1] (voortdurend) onder toezicht en/of controle gehouden en/of
-die [persoon 1] instructies gegeven over hoeveel geld zij moest vragen per klant en/of
-die [persoon 1] gedwongen, althans bewogen, om (een groot deel van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, en/of een of meer mededader(s) af te staan en/of af te dragen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1
5juli 2011 tot en met 2 augustus 2011
te Den Haag, althansin Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, een persoon genaamd [persoon 1] door
dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of doormisbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht
, gehuisvesten
/ofopgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van voornoemde [persoon 1]
(in de prostitutie
)en
/ofdie [persoon 1]
(telkens)met
één van devoornoemde middelen heeft
/hebben gedwongen en/ofbewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van
arbeid ofdiensten
(in de prostitutie
)en
/ofseksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling,
dan wel enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [persoon 1] zich daardoor beschikbaar zou stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en
/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1]
en
/of
die [persoon 1]
(telkens)met
één van devoornoemde middelen heeft gedwongen
en/of bewogenhem, verdachte,
en/of zijn mededader, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] met of voor een derde
immers heeft/is verdachte en/of
hebben/zijn verdachtes mededader
s
-een (seksuele) relatie met die [persoon 1] aangegaan en
/of-die [persoon 1] voorgesteld
en/of op het idee gebrachtom in de prostitutie te gaan werken en
/of
-die [persoon 1] verteld dat haar kans om weg te komen uit de instelling waar zij verbleef was om met hem, verdachte, en/of een
of meermededader
(s)mee te gaan en
/of
-die [persoon 1] verteld dat als zij in de prostitutie zou gaan werken, zij een goed leven zou krijgen, zij haar rijbewijs kon gaan halen en zij kon gaan samenwonen met verdachte en
/of
-die [persoon 1] als prostituee laten werken in Den Haag en
/of
-die [persoon 1]
(telkens)naar een prostitutiekamer
(over
)gebracht en
/of
-de simkaart van de telefoon van die [persoon 1] afgepakt en
/of
-die [persoon 1] laten overnachten in de woning van
verdachte en/ofzijn mededader
(s)en
/of
-die [persoon 1] een nieuwe simkaart gegeven waarop geen beltegoed stond en
/of
-die [persoon 1] voorzien van (sexy) werkkleding en
/of
-die [persoon 1] (voortdurend) onder toezicht en
/ofcontrole gehouden en
/of
-die [persoon 1] instructies gegeven over hoeveel geld zij moest vragen per klant en
/of
-die [persoon 1] gedwongen
, althans bewogen,om (een groot deel van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, en
/ofeen
of meermededader
(s)af te staan
en/of af te dragen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
mensenhandel, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld - rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn – tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van het slachtoffer [persoon 1]. Hij heeft er door zijn handelwijze aan bijgedragen dat zij onvrijwillig en tegen betaling seks met prostituanten heeft gehad. Het slachtoffer bevond zich bij deze prostitutiewerkzaamheden in een uitbuitingssituatie, waarin zij het door haar verdiende geld diende af te geven aan verdachtes mededader. Het slachtoffer heeft als gevolg van haar prostitutiewerkzaamheden een seksueel overdraagbare aandoening opgelopen waarvoor zij moest worden behandeld. Door aldus te handelen heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit waarbij hij, met miskenning van de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, zijn eigen belangen op de voorgrond heeft gesteld. De ervaring leert dat slachtoffers van dergelijke feiten daar nog gedurende lange tijd psychische en emotionele schade van kunnen ondervinden.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de “Richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting” van het openbaar ministerie. Daarbij heeft het hof in strafverzwarende zin meegewogen dat:
  • de verdachte het slachtoffer op geraffineerde wijze heeft misleid en bespeeld door haar binnen een paar dagen verliefd op hem te laten worden en haar het idee te geven dat er voor hen een soort toekomst mogelijk was;
  • de verdachte kort na de eerste ontmoeting wist dat het slachtoffer in een zorginstelling woonde en tevens wist (blijkens zijn uitlatingen in telefoongesprekken) dat zij bijzonder kwetsbaar was;
  • de verdachte het slachtoffer samen met zijn mededader in een uitbuitingssituatie heeft gebracht;
  • verdachtes mededader het slachtoffer (voortdurend) onder toezicht en controle heeft gehouden, en
  • de verdachte de intellectuele drijvende kracht was achter het gepleegde strafbare feit, nu hij het slachtoffer in zijn macht had en haar bij eventuele weerstand met succes kon overreden tot het volgen van verdachtes wil.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 maart 2015, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten als het onderhavige.
In strafmatigende zin houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de uitbuitingsperiode zeer kort is geweest.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de generale en speciale preventie - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf als in eerste aanleg opgelegd een passende en geboden reactie vormt teneinde de verdachte te weerhouden zich wederom schuldig te maken aan strafbare feiten in het algemeen en soortgelijke feiten in het bijzonder. Gelet echter op de overschrijding van de redelijke termijn ten aanzien van de berechting in hoger beroep met tien maanden, komt het hof tot de oplegging van een lagere gevangenisstraf, zoals hierna vermeld.
Vordering tot schadevergoeding van [persoon 1]
In het onderhavige strafproces heeft [persoon 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.200,--, (waarvan € 200,-- materieel en € 4.000,-- immaterieel) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.200,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 200,-- materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van het bewezenverklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 2.000,--, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.200,-- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [persoon 1], vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 55, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
16 (zestien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [persoon 1]:

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [persoon 1] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.200,-- (tweeduizend tweehonderd euro) bestaande uit € 200,-- (tweehonderd euro) materiële schade en € 2.000,-- (tweeduizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [persoon 1], ter zake van het bewezenverklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.200,-- (tweeduizend tweehonderd euro) bestaande uit € 200,-- (tweehonderd euro) materiële schade en
€ 2.000,-- (tweeduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
32 (tweeëndertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover verdachtes mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 15 juli 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichtingen tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Dit arrest is gewezen door Th.W.H.E. Schmitz, mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. A.S.I. van Delden, in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 april 2015.