ECLI:NL:GHDHA:2015:1395

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2015
Publicatiedatum
5 juni 2015
Zaaknummer
2200343012
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake ontucht en vervalste geschriften met betrekking tot een 15-jarig meisje

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, destijds 21 jaar oud, werd beschuldigd van ontucht met een 15-jarig meisje en het voorhanden hebben van vervalste geschriften. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontucht door het meisje naar een onbekende woning te brengen, haar op bed te duwen en zich boven haar lichaam af te trekken. Dit gedrag werd als zeer ernstig beschouwd, vooral gezien de kwetsbare positie van het slachtoffer. Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor het voorhanden hebben van vervalste salarisspecificaties met de intentie om een lening aan te vragen, terwijl zijn inkomen ontoereikend was om deze terug te betalen. Het hof legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde feit werd vrijgesproken. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003430-12
Parketnummers: 09-754244-10 en 09-650022-12
Datum uitspraak: 29 april 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 juni 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [dag] 1980 te [Den Haag],
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 30 oktober 2013, 5 september 2014, 14 april 2015 en 15 april 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het bij dagvaarding I onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het bij dagvaarding I onder 3, 5 en 6 primair ten laste gelegde en van het bij dagvaarding II ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg bij dagvaarding I onder 1, 2 primair, 2 subsidiair en 4 gegeven vrijspraken.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na aanpassing van de omschrijving van de tenlastelegging op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering – bij een tweetal inleidende dagvaardingen, waarvan de feiten, nu de zaken in eerste aanleg zijn gevoegd door het hof zijn doorgenummerd, ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-754244-10:
3. ( zaaksdossier Kade)
die [persoon 1] gedwongen, hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 30 juli 2011 tot en met 2 augustus 2011 te Den Haag, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [persoon 1] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 1] (in de prostitutie)
en/of
die [persoon 1] (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft/hebben gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling, dan wel enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat die [persoon 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten (in de prostitutie) en/of seksuele handelingen met of voor een derde tegen betaling
en/of
opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de uitbuiting van die [persoon 1]
en/of
die [persoon 1], (telkens) met één van de voornoemde middelen heeft gedwongen en/of bewogen hem, verdachte, te bevoordelen uit de opbrengst van de seksuele handelingen van die [persoon 1] met of voor een derde immers
heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
-die [persoon 1] als prostituee laten werken in Den Haag en/of
-die [persoon 1] verteld danwel laten vertellen dat haar kans om weg te komen uit de instelling waar zij verbleef was om met hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) mee te gaan en/of
-die [persoon 1] verteld danwel laten vertellen dat als zij in de prostitutie zou gaan werken, zij een goed leven zou krijgen, zij haar rijbewijs kon gaan halen en zij kon gaan samenwonen met ene Hakan en/of
-die [persoon 1] (telkens) naar een prostitutiekamer (over)gebracht en/of laten overbrengen en/of
-de simkaart van de telefoon van die [persoon 1] afgepakt en/of laten afpakken en/of
-die [persoon 1] een nieuwe simkaart waarop geen beltegoed stond gegeven en/of laten geven en/of
-die [persoon 1] voorzien en/of laten voorzien van (sexy) werkkleding en/of
-die [persoon 1] (voortdurend) onder toezicht en/of controle gehouden en/of
-die [persoon 1] laten overnachten in de woning van zijn mededader(s) en/of
-die [persoon 1] instructies gegeven en/of laten geven over hoeveel geld zij moest vragen per klant en/of
-althans bewogen, om (een groot deel van) de opbrengst uit de prostitutiewerkzaamheden aan hem, verdachte, en/of aan zijn mededader(s) af te staan en/of af te dragen;
5. ( zaaksdossier [persoon 2] II)
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2002 tot en met 15 februari 2002 te 's-Gravenhage, althans te Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) C. [persoon 2] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het zich aftrekken boven en/of bij het lichaam van die [persoon 2] en/of het naar beneden doen van haar broek en onderbroek en/of het naar boven doen van haar trui en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het meenemen van die [persoon 2] naar een slaapkamer in een (haar onbekende) woning en/of het geven van een zet (waardoor die [persoon 2] op een bed viel) en/of het zeggen tegen die [persoon 2] dat zij moest blijven liggen;
6. ( zaaksdossier Werven)
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 2 augustus 2011 te Den Haag en/of Doetinchem, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 10] en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest en/of opgenomen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] (in de prostitutie) immers heeft verdachte en/of hebben zijn mededaders
-het/de telefoonnummer(s) van die [persoon 7] en/of die [persoon 8] aan zijn mededader(s) gegeven en/of
-(telefonisch) contact over die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] en/of
-die [persoon 7] gedreigd haar uit te woning te zetten en/of
-die [persoon 7] gedreigd met haar af te willen rekenen en/of
-veelvuldig (telefonisch) contact met zijn mededader(s) over de wijze waarop verdachte [persoon 7] het huis uit zou zetten en/of
-veelvuldig (telefonisch) contact over het tijdstip waarop zijn mededaders met die [persoon 7] contact moeten opnemen en/of
-veelvuldig (telefonisch) contact met zijn mededader(s) over het tijdstip waarop zijn mededader(s) die [persoon 7] moet(en) opvangen en/of onderdak aanbieden en/of
-veelvuldig (telefonisch) contact opgenomen en/of gezocht met die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] en/of
-tegen die [persoon 12] gezegd dat wanneer zij weg wil bij haar vriend zij direct wordt opgehaald door verdachte en/of zijn mededaders en/of
-tegen die [persoon 12] gezegd dat zij een goede toekomst krijgt als zij met hem mee gaat en/of
-vleiende sms-berichten naar die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] verstuurd en/of
-(telefonisch) contact over prostitutiewerkzaamheden en/of
-(telefonisch) contact over het vervoer die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] en/of
-(telefonisch) contact over het onderbrengen van die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12];
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2010 tot en met 2 augustus 2011 te Den Haag en/of Doetinchem, althans in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door hem, verdachte, en/of een of meer van zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om [persoon 7] en/of [persoon 8] en/of [persoon 9] en/of [persoon 10] en/of [persoon 11] en/of [persoon 12] door dwang en/of geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of door dreiging met geweld of één of meer feitelijkheden en/of door afpersing en/of misleiding en/of door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht en/of door misbruik van een kwetsbare positie te werven, vervoeren, overbrengen, huisvesten en/of opnemen, met het oogmerk van uitbuiting van die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] (in de prostitutie) immers heeft verdachte en/of hebben zijn mededaders
-het/de telefoonnummer(s) van die [persoon 7] en/of die [persoon 8] aan zijn mededader(s) gegeven en/of
-(telefonisch) contact over die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] en/of
-die [persoon 7] gedreigd haar uit te woning te zetten en/of
-die [persoon 7] gedreigd met haar af te willen rekenen en/of
-veelvuldig (telefonisch) contact met zijn mededader(s) over de wijze waarop verdachte [persoon 7] het huis uit zou zetten en/of
-veelvuldig (telefonisch) contact over het tijdstip waarop zijn mededaders met die [persoon 7] contact moeten opnemen en/of
-veelvuldig (telefonisch) contact met zijn mededader(s) over het tijdstip waarop zijn mededader(s) die [persoon 7] moet(en) opvangen en/of onderdak aanbieden en/of
-veelvuldig (telefonisch) contact opgenomen en/of gezocht met die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] en/of
-tegen die [persoon 12] gezegd dat wanneer zij weg wil bij haar vriend zij direct wordt opgehaald door verdachte en/of zijn mededaders en/of
-tegen die [persoon 12] gezegd dat zij een goede toekomst krijgt als zij met hem mee gaat en/of
-vleiende sms-berichten naar die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] verstuurd en/of
-(telefonisch) contact over prostitutiewerkzaamheden en/of
-(telefonisch) contact over het vervoer die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12] en/of
-(telefonisch) contact over het onderbrengen van die [persoon 7] en/of die [persoon 8] en/of die [persoon 9] en/of die [persoon 10] en/of die [persoon 11] en/of die [persoon 12], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Zaak met parketnummer 09-650022-12:
7. ( zaaksdossier Santander)
hij in of omstreeks 05 oktober 2011 tot en met 11 oktober 2011 te Den Haag meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en/of voorhanden gehad (een) vals(e) of vervalst(e) salarisspecificatie(s) en/of rekeningoverzicht(en) - zijnde (ee)n geschrift(en) dat/die bestemd was/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat dit geschrift bestemd was voor gebruik als ware het (telkens) echt en onvervalst,
bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin dat
- op die salarisspecificatie [ZD Santander,AH05] stond vermeld dat [verdachte] in september 2011 in dienst zou zijn bij [bedrijf]en/of een salaris zou hebben ontvangen van [bedrijf], terwijl die [verdachte] niet in dienst was bij en/of salaris ontving van [bedrijf]en/of
- op die salarisspecificatie [ZD Santander,AH06] stond vermeld dat [verdachte] in september 2011 in dienst zou zijn bij [bedrijf]en/of een salaris zou hebben ontvangen van [bedrijf], terwijl die [verdachte] niet in dienst was bij en/of salaris ontving van [bedrijf]en/of
- op dat rekeningoverzicht van de ING van periode 07-08-2011 tot en met 06-09-2011 [ZD Santander,AH13] stond vermeld dat [verdachte] salaris had ontvangen van [bedrijf]terwijl die [verdachte] niet in dienst was bij [bedrijf]en/of terwijl dat rekeningnummer (van [bedrijf]) correspondeert met het rekeningnummer van de Belastingdienst,
en bestaande het voorhanden hebben hierin dat verdachte deze salarisspecificatie(s) en/of rekeningoverzicht(en) onder zich had/heeft gehouden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 3 (zaaksdossier Kade)
Aan de verdachte is onder 3 tenlastegelegd dat hij - kort samengevat - al dan niet tezamen en in vereniging met een of meer anderen aangeefster [persoon 1] met het oogmerk van uitbuiting heeft geworven etc. voor de prostitutie.
In de veronderstelling van het openbaar ministerie is de verdachte in dit verband als auctor intellectualis en/of als de “grote man achter de schermen” opgetreden, en is de verdachte telkens niet zichtbaar geweest bij de te bewijzen uitvoeringshandelingen van zijn medeverdachten.
Het hof begrijpt dit standpunt van het openbaar ministerie aldus, dat verdachtes intellectuele bijdrage erin zou hebben bestaan dat hij, samen met zijn medeverdachten, met het idee is gekomen dat aangeefster “achter de ramen” zou gaan staan (Dossier Kade, bijlage Aangiften, verklaring van aangeefster, p. 18) en dat in dat kader voorts werd afgesproken dat “[bijnaam]” “alles zou gaan regelen” (Dossier Kade, bijlage Aangiften, verklaring van aangeefster, p. 4).
De raadsvrouw van de verdachte heeft tot vrijspraak van dit feit geconcludeerd en daartoe primair betoogd dat de identiteit van de door aangeefster genoemde “[bijnaam]” niet kan worden toegeschreven aan de verdachte, en subsidiair dat de bijdrage van deze “[bijnaam]” onvoldoende substantieel is om van medeplegen te kunnen spreken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Aangeefster heeft tegenover de rechter-commissaris op 24 april 2012 verklaard dat zij de persoon [bijnaam] drie keer heeft gezien: op station Delft-Zuid, in de woning van [B] in Delft en in de auto op weg van Den Haag naar de zorginstelling [E].
In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474 heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezenverklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is.
Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat er immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict, aldus de relevante toetsingsnormen van de Hoge Raad in het vermelde arrest.
Het hof kan ten aanzien van het aangevoerde verweer in het midden laten of de identiteit van de door aangeefster genoemde “[bijnaam]” kan worden toegeschreven aan de verdachte, nu het hof, met de verdediging, van oordeel is dat - ook ervan uitgaande dat de verdachte en “[bijnaam]” dezelfde persoon vormen - de bijdrage van deze “[bijnaam]” onvoldoende substantieel is om van medeplegen te kunnen spreken. Daartoe verdient allereerst opmerking dat de verklaring van aangeefster dat “[bijnaam]” alles zou regelen - in het geheel - niet wordt gestaafd door de inhoud van de overige bewijsmiddelen, die veeleer zien op een belangrijke bijdrage van verdachtes medeverdachte [medeverdachte 1] in dit verband. De vraag of de eveneens door aangeefster veronderstelde intellectuele bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is om van medeplegen te kunnen spreken, dient derhalve met de nodige behoedzaamheid te worden bezien, te meer nu aangeefster daar zelf meteen aan toevoegt dat dit “een leugen [was]”.
Anders dan de advocaat-generaal acht het hof voorts de verklaring van verdachtes medeverdachte [medeverdachte 2] dat hij een “zakelijke” afspraak had met de verdachte en de inhoud van de in eerste aanleg in dit verband tot het bewijs gebezigde afgetapte telefoongesprekken onvoldoende redengevend voor het bewijs. Verdachte heeft ter terechtzitting immers aangegeven dat hij inderdaad zakelijke besprekingen heeft gevoerd met (de hem al veel langer bekende medeverdachte) [medeverdachte 2], maar dat die niet zagen op het onderhavige strafbare feit. Ook door [medeverdachte 2] is ontkend dat hij in dat verband zakelijke besprekingen heeft gevoerd met de verdachte.
De enkele veronderstelde aanwezigheid van de verdachte bij het vervoer van aangeefster naar haar verblijfplaats in een zorginstelling de Bavo te Capelle aan den IJssel om haar identiteitskaart op te gaan halen (het hof begrijpt: ten behoeve van haar werk), en het getapte telefoongesprek dat hier mede op zou zien (over die “dinges” die verdachtes medeverdachten volgens verdachte kunnen gaan halen), acht het hof voorts, anders dan de advocaat-generaal, onvoldoende significant om verdachtes bijdrage aan het delict als medeplegen te kunnen kwalificeren.
Het hof spreekt de verdachte derhalve vrij van het aan hem onder 3 tenlastegelegde feit.
Vrijspraak feit 6 (zaaksdossier Werven)
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 6 primair en 6 subsidiair is ten laste gelegd, nu er onvoldoende bewijs voorhanden is voor een bewezenverklaring van (een poging tot) (het medeplegen van) mensenhandel door het werven van vrouwen voor de prostitutie met het oogmerk van uitbuiting van die vrouwen, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 en 7 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-754244-10:
5. ( zaaksdossier [persoon 2] II)
hij in
of omstreeksde periode van 1 februari 2002 tot en met 15 februari 2002 te 's-Gravenhage,
althans te Nederland,door
geweld of(een) andere feitelijkhe
(i)d
(en
) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en)[persoon 2] heeft gedwongen tot het
plegen en/ofdulden van
een of meerontuchtige handeling
(en
), bestaande uit het zich aftrekken boven
en/of bijhet lichaam van die [persoon 2]
en/of het naar beneden doen van haar broek en onderbroek en/of het naar boven doen van haar truien bestaande
dat geweld ofdie andere feitelijkhe
(i)d
(en
) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en)uit
het meenemen van die [persoon 2] naar een slaapkamer in een (haar onbekende) woning en/ofhet geven van een zet (waardoor die [persoon 2] op een bed viel) en
/ofhet zeggen tegen die [persoon 2] dat zij moest blijven liggen;
Zaak met parketnummer 09-650022-12:
7. ( zaaksdossier Santander)
hij in
of omstreeksde periode van05 oktober 2011 tot en met 11 oktober 2011 te Den Haag
meermalen, althans eenmaal, (telkens)opzettelijk heeft
afgeleverd en/ofvoorhanden gehad
(een) vals(e) ofvervalst
(e
)salarisspecificatie
(s
)en
/ofrekeningoverzicht
(en
)- zijnde
(ee)ngeschrift
(en
) dat/die bestemd
was/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen -, terwijl hij wist
of redelijkerwijs moest vermoedendat dit geschrift
telkensbestemd was voor gebruik als ware het
(telkens)echt en onvervalst, bestaande die valsheid en/of vervalsing hierin dat
- op die salarisspecificatie [ZD Santander, AH05] stond vermeld dat [verdachte] in september 2011 in dienst zou zijn bij [bedrijf]en/of een salaris zou hebben ontvangen van [bedrijf], terwijl die [verdachte] niet in dienst was bij en/of salaris ontving van [bedrijf]en
/of
- op die salarisspecificatie [ZD Santander,AH06] stond vermeld dat [verdachte] in september 2011 in dienst zou zijn bij [bedrijf]en
/ofeen salaris zou hebben ontvangen van [bedrijf], terwijl die [verdachte] niet in dienst was bij en
/ofsalaris ontving van [bedrijf]en
/of
- op dat rekeningoverzicht van de ING van periode 07-08-2011 tot en met 06-09-2011 [ZD Santander,AH13] stond vermeld dat [verdachte] salaris had ontvangen van [bedrijf]terwijl die [verdachte] niet in dienst was bij [bedrijf]en
/ofterwijl dat rekeningnummer (van [bedrijf]) correspondeert met het rekeningnummer van de Belastingdienst, en bestaande het voorhanden hebben hierin dat verdachte deze salarisspecificatie
(s
)en
/ofrekeningoverzicht
(en
)onder zich had
/enheeft gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 5 (zaaksdossier [persoon 2] II)
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het hem onder 5 tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Primair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaringen van de aangeefster [persoon 2] [persoon 2] onbetrouwbaar zijn, onder meer omdat er twijfels rijzen omtrent de reden waarom zij thans aangifte doet van een aanranding die in 2002 zou hebben plaatsgevonden en ook omdat de verklaringen van de aangeefster innerlijk tegenstrijdig zijn. Subsidiair heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verklaring van [persoon 2] een de auditu verklaring betreft van hetgeen zij van haar zus, de aangeefster, heeft gehoord en dat er voor het overige geen steunbewijs aanwezig is voor de aangifte.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt vast dat de aangeefster op 7 november 2011 aangifte heeft gedaan en op 20 december 2011 een aanvullende verklaring heeft afgelegd bij de politie over de onder 5 ten laste gelegde aanranding, waarvan de aangeefster vlak na het incident wel melding had gedaan bij politie Hollands Midden. Haar verklaringen zijn steeds op voor het bewijs essentiële onderdelen consistent. De door het hof voor het bewijs gebruikte verklaringen van de aangeefster met betrekking tot de ten laste gelegde aanranding vinden bovendien voldoende steun in de overige, zich in het dossier bevindende, stukken. Het hof wijst hiervoor op de getuigenverklaring van [persoon 2] als afgelegd op 26 april 2012 bij de rechter-commissaris en de verklaring van de verdachte als afgelegd ter terechtzitting in eerste aanleg, inhoudende dat hij in 2002 één keer samen met een vriend in het gezelschap van de zussen [persoon 2] heeft verkeerd, en in het telefoongesprek van 19 juli 2011, tussen de aangeefster en [medeverdachte] (zaaksdossier [persoon 2] II, Tap nr. 6492/15, p. 19) waarin de aangeefster aan [medeverdachte] refereert aan hetgeen haar is overkomen door verdachte. Nu naar ’s hofs oordeel evenmin feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan aan de juistheid van aangeefsters verklaringen moet worden getwijfeld, verwerpt het hof dit betrouwbaarheidsverweer.
Wat er ook zij van de twijfels bij de verdediging omtrent de omstandigheid dat de aangeefster, die ten tijde van de aanranding nog maar vijftien jaar oud was, niet eerder aangifte heeft gedaan en omtrent haar redenen om uiteindelijk wel aangifte te doen, doet dit naar het oordeel van het hof niet af aan de strekking en op hoofdlijnen consistente inhoud van haar verklaringen. Ten behoeve van het bewijs wijst het hof tot slot nog op de omstandigheid dat de aangeefster ook tijdens haar verhoor bij de politie en de rechter-commissaris zichtbaar emotioneel wordt als zij over het incident verklaart, dat klaarblijkelijk veel indruk op haar heeft gemaakt.
De door de verdediging voorts geopperde stelling dat het zedenmisdrijf als afleidingsmanoeuvre is ingezet om de moeder van de zusjes [persoon 2] om de tuin te leiden en daardoor straf te kunnen ontlopen voor hun ongeoorloofde nachtelijke afwezigheid acht het hof geenszins aannemelijk geworden. Het hof verwerpt derhalve het primaire verweer van de raadsvrouw.
Het hof verwerpt ook het subsidiaire verweer van de raadsvrouw. De zus van de aangeefster, [persoon 2], heeft op 26 april 2012 als getuige bij de rechter-commissaris verklaard dat zij ongeveer tien jaar geleden samen met de verdachte, zijn vriend [x] en de aangeefster in een huis in Den Haag was. Zij bevonden zich allemaal in de woonkamer toen op enig moment de verdachte en de aangeefster naar de slaapkamer gingen. In zoverre gaat het om verklaringen van eigen wetenschap. De aangeefster heeft [persoon 2] voorts zeer kort na de door verdachte gepleegde aanranding ingelicht omtrent datgene wat was voorgevallen. De verklaring van [persoon 2] is aldus niet louter een de auditu verklaring, maar bestaat deels uit hetgeen zij zelf zintuigelijk heeft waargenomen.
De raadsvrouw heeft meer subsidiair bepleit dat vrijspraak dient te volgen vanwege het ontbreken van dwang door geweld of een van de andere in artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht genoemde feitelijkheden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Anders dan de raadsvrouw is het hof van oordeel dat de bewezenverklaarde gedragingen voor het slachtoffer een “feitelijkheid” heeft opgeleverd, namelijk psychische druk waaraan zij in redelijkheid geen weerstand kon bieden en waardoor zij zich gedwongen voelde de handelingen van de verdachte te ondergaan. Zulks gezien de door de verdachte gegeven zet waardoor zij onverhoeds op het bed viel en zijn opdracht aan haar dat zij moest blijven liggen. Het hof heeft daarbij mede gelet op de geringe weerbaarheid van het toen immers nog jonge slachtoffer en haar gebrek aan seksuele ervaring afgezet tegen de toenmalige leeftijd van de verdachte en zijn doelgerichte handelen waaruit seksuele ervaring blijkt. Het is een feit van algemene bekendheid dat een leeftijdsverschil van zes à zeven jaar en de daarmee gepaard gaande levenservaring op onder meer seksueel gebied een enorm overwicht moet hebben gegeven aan verdachte ten opzichte van het slachtoffer bij het verrichten van de bewezenverklaarde handelingen gezien de levensfase waarin verdachte en aangeefster zich indertijd bevonden. Het hof verwerpt mitsdien het meer subsidiaire verweer van de raadsvrouw.
Ten aanzien van feit 7 (zaaksdossier Santander)
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat de verdachte het voorwaardelijk opzet heeft gehad op
het gebruikvan de (valse) geschriften als waren deze echt en onvervalst. Verdachte was immers “niets met de stukken van plan”, aldus de raadsvrouw, zodat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsvrouw. Op 11 oktober 2011 is bij een doorzoeking in de ouderlijke woning van de verdachte een map aangetroffen met daarin onder meer twee salarisspecificaties en rekeningoverzichten. Deze documenten stonden op naam van de verdachte. De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep erkend dat deze geschriften vals waren. Naar ’s hofs oordeel zijn de genoemde geschriften – uit hun aard - in het maatschappelijk en financieel verkeer bestemd om als bewijs van enig feit te dienen. Vereist wordt in de jurisprudentie van artikel 225, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht dat de verdachte weet van de bestemming tot zodanig gebruik, dan wel die bestemming redelijkerwijs kon vermoeden. Het hof is van oordeel, gelet op verdachtes wetenschap van de valsheid van de stukken gevoegd bij de bewijsbestemming van die stukken, dat verdachte wetenschap heeft gehad van de bestemming tot zodanig gebruik. Dit is ook in lijn met verdachtes verklaring ter terechtzitting in hoger beroep, dat hij deze valse stukken heeft weggestopt in een schoenenkast toen hij “wist dat het voor een lening was”.
Naar ’s hofs oordeel heeft de verdachte zich derhalve schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van vervalste geschriften.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 5 bewezen verklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

Het onder 7 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van onder 3, 5, 6 primair en 7 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De destijds 21-jarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een destijds 15-jarig meisje door haar mee te nemen naar de slaapkamer van een voor haar onbekende woning, haar vervolgens op bed te duwen en te zeggen dat zij moest blijven liggen, zich boven haar lichaam af te trekken om tot slot op haar ontblote buik klaar te komen. Hij heeft zich ten opzichte van haar niet als een persoon, maar als ware zij een object gedragen. De verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin het slachtoffer zich op dat moment bevond en heeft zijn verantwoordelijkheid als volwassene ten opzichte van haar volkomen genegeerd. Door zijn handelwijze heeft de verdachte de lichamelijke en seksuele integriteit van het slachtoffer geschonden, hetgeen in het algemeen als zeer ingrijpend wordt ervaren en nadelige psychische gevolgen van mogelijk lange duur met zich kan brengen. Het laakbare van verdachtes gedrag wordt vergroot door de omstandigheid dat het slachtoffer het eerste vriendinnetje van zijn jongere broer was, terwijl die jongere broer het eerste vriendje van het slachtoffer was.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van vervalste geschriften met de klaarblijkelijke bedoeling daarmee een lening aan te kunnen vragen, terwijl verdachtes inkomen ontoereikend was om deze terug te kunnen betalen. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat in het maatschappelijk en financieel verkeer in documenten als de onderhavige moet kunnen worden gesteld.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 26 maart 2015 waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Tot slot heeft het hof geconstateerd dat sprake is van een aanzienlijke overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nu de zaak niet binnen 16 maanden na het instellen van het hoger beroep, maar pas na ruim 34 maanden, is afgedaan. Het hof zal de overschrijding van de bedoelde termijn verdisconteren in de strafmaat in die zin dat in plaats van een gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden, een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden zal worden opgelegd. Het hof heeft de strafkorting van 10% daarbij in het voordeel van de verdachte naar beneden afgerond.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de generale en speciale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van genoemde duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding van [persoon 1]
In het onderhavige strafproces heeft [persoon 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 4.200,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 2.200,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 3 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 225 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3, 6 primair en 6 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 5 en 7 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 5 en 7 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [persoon 1]:

Verklaart de benadeelde partij [persoon 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door Th.W.H.E. Schmitz,
mr. H.J.M. Smid-Verhage en mr. A.S.I. van Delden,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 april 2015.