Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest d.d. 12 mei 2015
[appellant],
[geïntimeerde],
advocaat: mr. V. Kortenbach te Den Haag.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat [appellant] heeft ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, sector kanton, van 10 juli 2013. [appellant] had [geïntimeerde] gedagvaard voor de kantonrechter en vorderde betaling van een bedrag van € 14.047,31, vermeerderd met rente en kosten, omdat hij meende dat [geïntimeerde] zijn betalingsverplichting niet nakwam. In reconventie vorderde [appellant] dat [geïntimeerde] werd veroordeeld tot betaling van € 23.518,33, omdat hij onverschuldigd een bedrag van € 1.012 had betaald en omdat het werk van [geïntimeerde] niet voldeed aan de overeenkomst. De kantonrechter had in zijn tussenvonnis van 10 juli 2013 [geïntimeerde] belast met het bewijs dat [appellant] hem opdracht had gegeven voor meerwerk en had de vordering van [appellant] in reconventie afgewezen, behoudens de proceskosten.
In het hoger beroep heeft [appellant] vier grieven aangevoerd en zijn eis in reconventie gewijzigd. De zaak is ter zitting van 9 april 2015 behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. Het hof heeft vastgesteld dat [geïntimeerde] in verzuim is geraakt, omdat hij zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst niet is nagekomen. Het hof heeft de vordering van [appellant] tot vervangende schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 1.500,= (excl. BTW) en de deskundigenkosten tot een bedrag van € 666,50. De kosten van het hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover dit in reconventie was gewezen en de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard.