2.2..In deze zaak kan van het volgende worden uitgegaan.
a. Firma [D] – welke firma in de in deze procedure van belang zijnde periode een tuinbouwbedrijf exploiteerde - heeft voor een bedrag van € 84.000,- met Joulz (welke vennootschap voorheen was genaamd Eneco Energie Infra B.V.) een overeenkomst gesloten tot levering aan en aansluiting bij Firma [D] van een transformatorstation (hierna trafostation te noemen) in verband met het leveren aan het netwerk van door Firma [D] opgewekte maar voor haar bedrijfsvoering niet benodigde elektriciteit. Joulz heeft dat trafostation besteld bij […] te Almere – hierna AKA te noemen – die het station bij Firma [D] heeft afgeleverd, waar het door Joulz is geïnstalleerd en op 28 november 2008 in gebruik is gesteld.
b. Op 6 maart 2010 is er brand in het trafostation ontstaan. Nadat Firma [D] daarover met Joulz had gebeld is het trafostation afgeschakeld. Van 6 maart tot 1 april 2010 heeft Firma [D] geen stroom aan het netwerk kunnen leveren. Op 9 maart 2010 heeft Joulz een noodstroomvoorziening aangelegd en voorts het trafostation hersteld en op 1 april 2010 weer in gebruik gesteld.
In de avond van 6 maart 2010 – nadat het trafostation was afgeschakeld – heeft Firma [D] de ketel die is gekoppeld aan de warmteopslagtank (WOT) aan de voorzijde van haar kas opgestart, waarbij – met opwekking van stroom door middel van een aggregaat - een systeem in werking werd gesteld dat warm water vanaf die opslagtank doorpompte naar de warmteopslagtank aan de achterzijde van de kas. Op 7 maart 2010 is gebleken dat de bovenzijde van een wateropslagtank was gescheurd alsmede dat er een grote hoeveelheid verwarmd water op en in de kas was gestroomd, hetgeen tot schade aan de opslagtank, de kas en de gewassen heeft geleid.
e. Tegen de achtergrond van deze feiten en verwijzende naar door haar overgelegde rapportages hebben [D] c.s. onder meer gesteld dat Joulz aan Firma [D] een trafostation heeft verkocht en geleverd dat niet aan de overeenkomst voldeed en gebrekkig was en/of dat Joulz het trafostation op onoordeelkundige wijze heeft geïnstalleerd, hetgeen een toerekenbare tekortkoming en tevens een onrechtmatige daad tegenover hen oplevert, alsmede dat Joulz daarom gehouden is de daardoor aan hen berokkende schade als gevolg van het uitvallen van de schakelinstallatie te vergoeden, die volgens [D] c.s. een bedrag van € 112.605,02 vermeerderd met rente en kosten beloopt.
f. Joulz heeft die vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen bestreden en verzocht haar leverancier AKA in vrijwaring te mogen oproepen, welk verzoek haar bij incidenteel vonnis van 24 oktober 2012 is toegestaan. Joulz heeft daarna AKA in vrijwaring opgeroepen en vervolgens is zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak voortgeprocedeerd, waarbij – tegelijkertijd in beide zaken – op 17 juni 2013 een comparitie van partijen is gehouden, waarvan het proces-verbaal zich bij de stukken bevindt;
g. In het vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank vervolgens op de daarin vermelde gronden zowel in de hoofdzaak als in de vrijwaringszaak de vorderingen afgewezen; het onderhavige hoger beroep betreft uitsluitend de hoofdzaak.