ECLI:NL:GHDHA:2015:103

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2015
Publicatiedatum
28 januari 2015
Zaaknummer
22-000218-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op juwelier met bedreiging van omstanders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 januari 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaren en 9 maanden voor zijn rol in een gewapende overval op een juwelier in Leiden op 11 januari 2012. Tijdens de overval, waarbij ook klanten aanwezig waren, heeft de verdachte samen met twee mededaders een grote hoeveelheid sieraden gestolen. De verdachte heeft een hamer gebruikt om vitrines in te slaan en heeft een klant bedreigd met een vuurwapen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en bedreiging met geweld, maar sprak hem vrij van de poging tot doodslag op de juwelier, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van het vuurwapen dat door een medeverdachte werd gebruikt. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft eerder onherroepelijk voor vermogensdelicten en andere strafbare feiten een veroordeling gekregen, wat de strafmaat heeft beïnvloed. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor immateriële schade.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-000218-13
Parketnummers: 09-753067-12 en 09-715741-12
Datum uitspraak: 28 januari 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 5 december 2012 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans gedetineerd in PI Utrecht,
HvB locatie Nieuwegein te Nieuwegein.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van
5 maart 2014 en 14 januari 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 3 en
4 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en
2 ( thans primair) ten laste gelegde, alsmede ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep en over de onder de verdachte in beslag genomen jas.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Het hoger beroep is ingevolge het bepaalde bij artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven vrijspraken van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 3 en 4 ten laste gelegde.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep, en voor zover nog aan de orde in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
Dagvaarding met parketnummer 09-753067-12:1.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden en/of horloges, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] en/of juwelier [naam winkel], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] en/of een of meer klanten van die juwelier ([betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2]) en/of personeel van die juwelier, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het inslaan van de aanwezige vitrines met hamer(s) en/of het richten van een vuurwapen op die
[aangever] en/of personeel van die juwelier en/of klanten van die juwelier ([betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of
[betrokkene 2]);
2.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever] van het leven te beroven, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet met een vuurwapen een (aantal) kogel(s) heeft afgevuurd op of in de richting van die [aangever], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten een afpersing/diefstal met geweld, en welke poging doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
subsidiair:
hij op of omstreeks 11 januari 2012 (op de Apothekersdijk) te Leiden, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), dan wel alleen, opzettelijk [aangever] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, afgevuurd in de richting, althans in de nabijheid, van die [aangever] en/of dit (vuur)wapen aan die [aangever] getoond en/of voorgehouden;
Dagvaarding met parketnummer 09-715741-12:1.
hij op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] getoond en/of voorgehouden en/of (daarmede) in de richting van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2]
gelopen en/of (vervolgens) in de richting van die [betrokkene 1] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 2] gehouden/getoond;
2.
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 11 januari 2012 te Leiden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] getoond en/of voorgehouden en/of (daarmede) in de richting van die [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] gelopen en/of (vervolgens) in de richting van die [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] gehouden/gehouden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet helemaal verenigt.
Beoordeling van de ten laste gelegde feiten
Feiten en omstandigheden
Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting gaat het hof uit van de hieronder uiteengezette feiten en omstandigheden. De door de verdediging gevoerde verweren zullen bij het daarmee verband houdende feit worden besproken.

De overval

(feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 en feit 1 op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12)

Op 11 januari 2012, omstreeks 11.45 uur, hebben drie mannen een overval gepleegd op juwelier [naam winkel], gevestigd aan de Haarlemmerstraat 47 te Leiden. Op dat moment waren in de winkel aanwezig de eigenaar, [aangever], en meerdere klanten, onder wie [betrokkene 1], [betrokkene 3] en
[betrokkene 2]. De daders kwamen de winkel binnen. De voorste man (hierna: dader 1) had de capuchon van zijn jas op zijn hoofd. Aan de capuchon zat een lichte bontkraag. Dader 1 had een vuurwapen in zijn hand en richtte dit op de klanten. Hij liep naar [aangever] toe en riep: “Handen omhoog”. Hij richtte het vuurwapen op de borst van [aangever]. [aangever] zag dat het vuurwapen een revolver was.
Dader 1 hield [aangever] constant onder schot. Door één van de andere daders werd geroepen: “Overval, overval, niet bewegen”. Dader 2 sloeg vanaf het moment van binnenkomst in zeer hoog tempo de ruiten van de toonbank en de vitrines kapot. Dader 2 droeg een muts en had een jas aan met strepen op de mouwen. Vervolgens haalden hij en dader 3 de plateaus met sieraden uit de toonbank en zij stopten deze in meegebrachte tassen. Kort daarna verliet dader 2 de winkel, gevolgd door dader 3. Bij het verlaten van de winkel droegen zij beiden een grote tas. Dader 1 liep achter hen aan, met het vuurwapen in zijn hand, de winkel uit. Bij het verlaten van de winkel keerde hij zich nog eenmaal om en richtte het wapen de winkel in. [aangever] is vervolgens achter de daders aangerend. [1]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij op 11 januari 2012 omstreeks 11.45 uur aanwezig was in de juwelier [naam winkel]. Hij was daar samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]. De verdachte heeft verklaard dat hij als laatste van de drie binnen kwam en dat hij een klant heeft vastgepakt omdat deze de winkel uit wilde gaan. [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en hij hadden van tevoren met elkaar afgesproken om de juwelier te overvallen. [medeverdachte 1] had een vuurwapen bij zich. De verdachte was hiervan op de hoogte. Van tevoren was besproken dat met dat wapen zou worden gedreigd en dat daarmee mensen onder schot zouden worden gehouden. De verdachte had een hamer en een ‘big shopper-tas’ bij zich. [medeverdachte 2] heeft de vitrines kapot geslagen en de verdachte heeft vervolgens tableaus met sieraden uit die vitrines gepakt en in die tas gedaan. Toen de tas vol was heeft hij samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] de winkel verlaten. [2]
Op basis van bovenstaande verklaring van de verdachte en op grond van de camerabeelden gaat het hof ervan uit dat:
  • [medeverdachte 1] de als dader 1 beschreven man is,
  • [medeverdachte 2] de als dader 2 beschreven man is,
  • de verdachte de als dader 3 beschreven man is.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 ten laste gelegde overval en de op de dagvaarding met parketnummer 09-715041-12 onder 1 ten laste gelegde bedreigingen.

Haarlemmerstraat - Kennewegsteeg

(feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12)

Vanuit de juwelierswinkel renden de drie daders over de Haarlemmerstraat naar de Kennewegsteeg. Twee van hen droegen grote, gevulde tassen. De andere dader had een vuurwapen in zijn hand. Hij had de capuchon van zijn jas op zijn hoofd. Aan de capuchon zat een wit met grijze bontrand. Het hof leidt uit het voorgaande en uit de verklaring van de verdachte in hoger beroep (zie hierna) af dat dit [medeverdachte 1] is geweest. Tijdens het wegrennen op de Haarlemmerstraat richtte [medeverdachte 1] zijn wapen op
[betrokkene 4]. De drie daders zijn allen de Kennewegsteeg ingegaan. Vanuit die steeg richtte [medeverdachte 1] zijn wapen vervolgens ook nog op [betrokkene 5]. [3]
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat [medeverdachte 1] een vuurwapen bij zich had. De verdachte was hiervan op de hoogte. Van tevoren was besproken dat met dat wapen zou worden gedreigd en dat daarmee mensen onder schot zouden worden gehouden. De verdachte, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben de juwelierswinkel samen verlaten. [medeverdachte 1], de man met het wapen, vertrok als laatste. Vervolgens zijn zij via de Kennewegsteeg op de Apothekersdijk terecht gekomen. [4]
Verweer
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015 – conform de door hem overgelegde pleitnotities – op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 2 ten laste gelegde bedreigingen. Daartoe heeft hij kort gezegd aangevoerd dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt. De verdachte is zich niet bewust geweest van de bedreiging. Hij heeft er geen enkele bijdrage aan geleverd. Er is geen sprake van enige samenwerking.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Naar het oordeel van het hof is niet alleen de overval in de juwelierszaak een gezamenlijk handelen van de drie daders geweest, maar geldt dat ook voor de aftocht daarna teneinde zichzelf en/of de buit van de overval in veiligheid te brengen. Dit is immers het noodzakelijk sluitstuk van de gepleegde overval en valt daarvan niet los te koppelen. Dit betekent ook dat hetgeen de daders na de overval in elkaars gezelschap hebben gedaan teneinde de vrije aftocht mogelijk te maken, zoals het bedreigen van omstanders op straat, als een gezamenlijk handelen moet worden gezien waarbij niet van belang is wie de betreffende handeling feitelijk heeft verricht en ook niet of de feitelijke handeling van de mededader door de mededader(s) wordt gezien. In zoverre is dan nog steeds sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Dit laatste is slechts anders ten aanzien van enig handelen van een mededader dat de andere mededader(s) niet kond(en) of hoefde(n) te verwachten. Dat laatste is niet het geval bij het op de dagvaarding met parketnummer
09-715741-12 onder 2 ten laste gelegde feit.
Het hof acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich als medepleger schuldig heeft gemaakt aan de op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 2 ten laste gelegde bedreigingen.
Apothekersdijk: schot [aangever]
(feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12)
Via de Kennewegsteeg kwamen de daders terecht op de Apothekersdijk. [aangever] is achter hen aangegaan en heeft, vanaf het moment dat hij in de Kennewegsteeg liep, een filmopname gemaakt met zijn mobiele telefoon. Op het moment dat [aangever] op de Apothekersdijk aankwam, stonden de drie daders bij elkaar aan de waterkant, achter een geparkeerde auto. [aangever] zag en hoorde dat één van de daders in zijn richting schoot. [aangever] heeft het vuurwapen gezien. Hij keek recht in de loop. De daders renden na het schot weg langs het water, met de tassen in hun handen, in de richting van de Stille Rijn. [5]
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij niet wist dat [medeverdachte 2], de schutter, een vuurwapen bij zich had. Hij heeft het wapen ook niet gezien toen zij zich achter de geparkeerde auto op de Apothekersdijk bevonden. Op het moment dat de verdachte zag dat [aangever] hen achtervolgde, besloot de verdachte weg te rennen. Na een paar stappen te hebben gezet, hoorde de verdachte dat er een schot werd gelost. Zijn rug was op dat moment gekeerd naar [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]. [6]
Verweer
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015 – conform de door hem overgelegde pleitnotities – op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 2 primair ten laste gelegde poging tot doodslag van [aangever] en de onder 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging. Daartoe heeft hij kort gezegd aangevoerd dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt. De verdachte was niet op de hoogte van het feit dat de schutter, medeverdachte [medeverdachte 2], een vuurwapen bij zich droeg. De verdachte was zich pas bewust van het schot, nadat het was gelost. Hij heeft geen bijdrage geleverd aan het schieten. Er is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, onder verwijzing naar het door het Nederlands Forensisch Instituut verrichte onderzoek, dat geen sprake is geweest van opzet op de dood van [aangever].
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Zoals reeds hierboven overwogen is naar het oordeel van het hof niet alleen de overval in de juwelierszaak een gezamenlijk handelen van de drie daders geweest, maar dat geldt ook voor de aftocht daarna teneinde zichzelf en/of de buit van de overval in veiligheid te brengen. Dit is immers het noodzakelijk sluitstuk van de gepleegde overval en valt daarvan niet los te koppelen. Dit betekent ook dat hetgeen de daders na de overval in elkaars gezelschap hebben gedaan teneinde de vrije aftocht mogelijk te maken als een gezamenlijk handelen moet worden gezien waarbij in beginsel niet van belang is wie de betreffende handeling feitelijk heeft verricht. In zoverre is dan nog steeds sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Dit laatste is slechts anders ten aanzien van enig handelen van een mededader dat de andere mededader(s) niet kond(en) of hoefde(n) te verwachten.
Ten aanzien van de verdachte dient zich in dit verband de vraag aan of hij als medepleger strafrechtelijk aansprakelijk is voor de omstandigheid dat [medeverdachte 2] op de vlucht na de overval heeft geschoten op de juwelier [aangever].
Het hof acht voor beantwoording van deze vraag niet van belang of de daders tevoren de afspraak hebben gemaakt dat geen gebruik van vuurwapens zou worden gemaakt tenzij dat noodzakelijk zou zijn en dan nog slechts als bedreiging of een waarschuwingsschot. Niet alleen staat een dergelijke afspraak niet vast (het hof neemt het bestaan van zo’n afspraak niet aan louter op de mededeling van de verdachte en [medeverdachte 2]), maar ook als van het bestaan van zo’n afspraak zou worden uitgegaan, betekent dat nog niet dat overeenkomstig die afspraak is gehandeld.
Het hof acht wel van belang de vraag of de verdachte wist dat [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had, zodat hij er rekening mee moest houden dat dit wapen bij eventuele problemen gebruikt zou kunnen worden. Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan het hof niet met voldoende zekerheid vaststellen dat de verdachte wist dat ook [medeverdachte 2] een vuurwapen bij zich had. Derhalve moet ervan worden uitgegaan dat hij dat niet wist of kon dan wel moest weten. Het gebruik van dat wapen door [medeverdachte 2] was voor Yilmaz derhalve niet te verwachten, zodat hij voor het schieten door [medeverdachte 2] niet als medepleger strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gehouden. De verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van hetgeen hem op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Dagvaarding met parketnummer 09-753067-12:1.
hij op 11 januari 2012 te Leiden tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden toebehorende aan [aangever] en/of juwelier [naam winkel], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [aangever] en klanten van die juwelier ([betrokkene 1] en [betrokkene 3] en [betrokkene 2]), gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het inslaan van de aanwezige vitrines met
eenhamer en het richten van een vuurwapen op die
[aangever] en klanten van die juwelier ([betrokkene 1] en [betrokkene 3] en [betrokkene 2]);
Dagvaarding met parketnummer 09-715741-12:1.
hij op 11 januari 2012 te Leiden, tezamen en in vereniging met anderen, [betrokkene 1] en [betrokkene 3] en [betrokkene 2] heeftbedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft een van zijn mededaders opzettelijk dreigend een vuurwapen aan die [betrokkene 1] en [betrokkene 3] en [betrokkene 2] getoond en/of in de richting van die [betrokkene 1] en [betrokkene 3] en [betrokkene 2] gehouden;
2.
hij op 11 januari 2012 te Leiden, tezamen en in vereniging met anderen, [betrokkene 4] en [betrokkene 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft een van zijn mededaders opzettelijk dreigend een vuurwapen in de richting van die [betrokkene 4] en
/of[betrokkene 5] gehouden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hierboven genoemde bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 bewezen verklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen

en

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

meermalen gepleegd.

Het op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 2 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht,

meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer
09-753067-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde, alsmede ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer
09-715741-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van
8 jaren, met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft samen met twee anderen een gewapende overval gepleegd op een juwelier. Daarbij is veel en grof geweld toegepast. Eén van de mededaders heeft een vuurwapen op de in de winkel aanwezige klanten gericht en heeft vervolgens de eigenaar van de winkel onder schot gehouden, zodat de andere mededader de vitrines met een hamer kon inslaan en deze vervolgens samen met de verdachte kon leeghalen. De verdachte heeft ook nog een klant belet de winkel te verlaten. De daders hebben een grote hoeveelheid sieraden in tassen gestopt en zijn vervolgens gezamenlijk vertrokken. Tijdens de vlucht op straat zijn omstanders bedreigd met een vuurwapen.
Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht en de lichamelijke integriteit van anderen en heeft hij, samen met zijn mededaders, een groot aantal mensen zeer veel angst aangejaagd. Het gedrag van de verdachte veroorzaakt tevens gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij, temeer nu het heeft plaatsgevonden in een winkelstraat, op klaarlichte dag. De verdachte heeft kennelijk puur uit eigen financieel gewin gehandeld en heeft de mogelijk ernstige gevolgen voor lief genomen. Het hof rekent dit de verdachte ernstig aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 december 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van vermogensdelicten en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof is – alles overwegende, mede in aanmerking genomen de relatief jeugdige leeftijd van de
verdachte ten tijde van het plegen van de feiten –
van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke
gevangenisstraf voor de duur van 5 jaren een passende sanctie zou zijn geweest. Het hof neemt echter in aanmerking dat de behandeling van de zaak niet heeft plaatsgevonden binnen de redelijke termijn in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden. Immers, het dossier is niet binnen 6 maanden na het instellen van het hoger beroep ter griffie bij het hof binnengekomen. Voorts is de redelijke termijn van de berechting in hoger beroep overschreden, nu het eindarrest niet binnen 16 maanden na het instellen van appel is gewezen. Aan deze laatste overschrijding zal het hof geen gevolgen verbinden, gelet op de geringe mate van overschrijding en het feit dat de overschrijding mede het gevolg is van nader verricht en complex onderzoek, op verzoek van de verdediging.
Aan de overschrijding van de inzendtermijn zal het hof wel gevolgen verbinden: op de overwogen gevangenisstraf zal 3 maanden in mindering worden gebracht, zodat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
4 jaren en 9 maanden resteert.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.000,00, vermeerderd met de wettelijke rente. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag 2.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 bewezen verklaarde. Gelet op het feit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 2 ten laste gelegde, leent de vordering ter zake van geleden immateriële schade zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van € 1.500,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige verklaart het hof de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[aangever]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.500,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever].
Vordering tot schadevergoeding [betrokkene 3]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is in hoger beroep gehandhaafd, zodat deze in hoger beroep opnieuw in zijn geheel aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 3].
Vordering tot schadevergoeding [betrokkene 2]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.300,00, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is in hoger beroep gehandhaafd, zodat deze in hoger beroep opnieuw in zijn geheel aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.000,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 2].
Vordering tot schadevergoeding [betrokkene 1]
In het onderhavige strafproces heeft [betrokkene 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.286,72, vermeerderd met de wettelijke rente. Deze vordering is in hoger beroep gehandhaafd, zodat deze in hoger beroep opnieuw in zijn geheel aan de orde is.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 36,72 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor hoofdelijke toewijzing tot een bedrag van
€ 1.000,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Het vorenstaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[betrokkene 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 1.036,72 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [betrokkene 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 55, 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het op de dagvaarding met parketnummer
09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het op de dagvaarding met parketnummer
09-753067-12 onder 1 en op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren en 9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.500,00 (vijftienhonderd euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], een bedrag te betalen van
€ 1.500,00 (vijftienhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 3] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en
op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder
1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 3], een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 2] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en
op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder
1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.000,00 (duizend euro) ter zake van immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 2], een bedrag te betalen van
€ 1.000,00 (duizend euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.

Vordering van de benadeelde partij [betrokkene 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [betrokkene 1] ter zake van het op de dagvaarding met parketnummer 09-753067-12 onder 1 en
op de dagvaarding met parketnummer 09-715741-12 onder
1. bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.036,72 (duizend zesendertig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 36,72 (zesendertig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte die, evenals zijn mededader, hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, met dien verstande dat indien en voor zover de een aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan, de ander daarvan in zoverre zal zijn bevrijd, om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in haar vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij in zoverre haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [betrokkene 1], een bedrag te betalen van
€ 1.036,72 (duizend zesendertig euro en tweeënzeventig cent) bestaande uit € 36,72 (zesendertig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenismet dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat de verplichting tot betaling van schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer voor de verdachte komt te vervallen indien en voor zover de mededader heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 januari 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat indien en voor zover de mededader van de verdachte voormeld bedrag heeft betaald, verdachte in zoverre is bevrijd van voornoemde verplichting tot betaling aan de benadeelde partij of aan de Staat.
Gelast de
teruggaveaan verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, zoals vermeld op de beslaglijst onder het kopje 'Doorzoeking woning Leeuwendalersweg 534 te Amsterdam' als achtste genoemde voorwerp, te weten: een zwarte jas.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser,
mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. I.P.A. van Engelen, in bijzijn van de griffier mr. N. van der Velden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 januari 2015.

Voetnoten

1.Een proces-verbaal van aangifte [aangever] d.d. 11 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1640 2012005991-1 (blz. 31 e.v. van het zaakdossier, deel 1); een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 1] d.d. 11 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1640 2012005991-63 (blz. 351-352 van het zaaksdossier, deel 2); een proces-verbaal van verhoor getuige [betrokkene 2] d.d. 26 januari 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 581 e.v. van het zaaksdossier, deel 2); proces-verbaal van verhoor aangever [betrokkene 3] d.d. 2 juli 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 865 e.v. van het aanvullend (2) zaaksdossier); een proces-verbaal “Beelden [naam winkel] van 09:00 tot 11:50 werkelijke tijd” d.d. 9 februari 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 226 e.v. van het zaaksdossier, deel 1).
2.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015.
3.Een proces-verbaal van aangifte [betrokkene 4] d.d.
4.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015.
5.Een proces-verbaal van aangifte [aangever] d.d. 11 januari 2012 van de politie Hollands Midden met nr. PL1640 2012005991-1 (blz. 31 e.v. van het zaaksdossier, deel 1); een proces-verbaal van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken bij het gerechtshof Den Haag, van 20 mei 2014, inhoudende de verklaring van de getuige [aangever]; een proces-verbaal “Beelden GSM Aangever” d.d. 14 januari 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 117-119 van het zaaksdossier, deel 1); een proces-verbaal “Bevindingen: beelden gsm juwelier” d.d. 26 januari 2012 van de politie Hollands Midden (blz. 390 e.v. van het algemeen dossier, ambtshandelingendossier, deel 2).
6.De verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2015.