ECLI:NL:GHDHA:2015:1022

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 april 2015
Publicatiedatum
28 april 2015
Zaaknummer
22-000089-15
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake poging tot doodslag en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 april 2015 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte is veroordeeld voor poging tot doodslag en bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. De feiten vonden plaats op 21 februari 2014 in Rotterdam, waar de verdachte het slachtoffer, [aangever], met een scherp voorwerp heeft aangevallen en bedreigd met de dood. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 38 maanden, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 4 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Het hof heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder behandeling bij een forensisch psychiatrisch centrum. De vordering van de benadeelde partij, [aangever], tot schadevergoeding is toegewezen tot een bedrag van € 1.613,70, inclusief wettelijke rente. Het hof heeft de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 weken, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden heeft gehouden. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is ondertekend door de rechters en de griffier.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000089-15
Parketnummers: 10-691090-14 en 22-002248-12 (TUL)
Datum uitspraak: 28 april 2015
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 30 december 2014 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1961,
GBA-adres: [adres],
thans gedetineerd in de PI Rotterdam, locatie De Schie, te Rotterdam.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 14 april 2015.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 38 maanden met aftrek van voorarrest. Voorts is de vordering van de benadeelde partij toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en is de tenuitvoerlegging gelast van de voorwaardelijke straf, opgelegd bij het arrest onder rolnummer 22-002248-12, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 21 februari 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [aangever] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) met een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken en/of gesneden in het hoofd en/of in het gezicht, en/of met dat scherpe en/of puntige voorwerp (een) stekende en/of snijdende en/of zwaaiende beweging(en) heeft gemaakt naar en/of in de richting van het lichaam en/of het hoofd en/of de hals/nek/rug van die [aangever], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, voor zover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 februari 2014 te Rotterdam opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever], meermalen, althans eenmaal (telkens) (met kracht) met een scherp en/of puntig voorwerp heeft gestoken en/of gesneden in het hoofd en/of in het gezicht en/of in het lichaam, waardoor deze [aangever] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2:
hij op of omstreeks 21 februari 2014 te Rotterdam [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks21 februari 2014 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon genaamd [aangever] van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,met dat opzet meermalen
, althans eenmaal (telkens) (met kracht
)met een scherp
en/of puntigvoorwerp heeft
gestoken en/ofgesneden in het hoofd en
/ofin het gezicht, en
/ofmet dat scherpe
en/of puntigevoorwerp
(een)stekende en
/ofsnijdende en
/ofzwaaiende beweging
(en
)heeft gemaakt naar
en/of in de richting vanhet lichaam en
/ofhet hoofd en
/ofde
hals/nek
/rugvan die [aangever], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:
hij op
of omstreeks21 februari 2014 te Rotterdam [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik ga je vermoorden", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsmotivering
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De verdediging heeft hiertoe aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat er onvoldoende bewijs is voor het opzet op het gebruik van een scherp of puntig voorwerp, nu de verdachte een fietssleutel met een hanger in de vorm van een banaantje in zijn hand had en nu verdachte meerdere grote ringen droeg.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep – in het bijzonder gelet op de verklaring van de getuige-deskundige D. Botter -
is naar het oordeel van het hof vast komen te staan dat de verdachte het slachtoffer met een scherp voorwerp heeft aangevallen. Uit het proces-verbaal van bevindingen waarin het uitlezen van de camerabeelden is beschreven, komt naar voren dat de verdachte, voordat hij het slachtoffer aanviel, zijn hand uit zijn jaszak haalde en dat er uit zijn vuist een licht stukje stak. Het hof concludeert dat dit het scherpe voorwerp moet zijn geweest waarmee de verdachte het slachtoffer heeft verwond. De verdachte heeft met dat scherpe voorwerp in het hoofd en het gezicht van het slachtoffer gesneden en meerdere malen met kracht uitgehaald (onder meer) in de richting van diens hoofd en nek. Dit zijn zeer kwetsbare lichaamsdelen. De verdachte bleef aanvallen totdat hij door een man werd vastgepakt en weggetrokken. Uit voornoemde handelwijze van de verdachte, gecombineerd met de omstandigheid dat de verdachte, toen hij het slachtoffer van achteren aanviel, riep: “Ik ga je vermoorden,” of woorden gelijke strekking, concludeert het hof dat de verdachte opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer.
Het hof verwerpt het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:

poging tot doodslag.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, behoudens ten aanzien van de in het vonnis vermelde kwalificatie en de opgelegde straf. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het bewezenverklaarde zal worden gekwalificeerd als een voortgezette handeling, en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsadvies d.d. 28 mei 2014.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een café in Rotterdam [aangever] van achteren aangevallen. Hij heeft gepoogd [aangever] om het leven te brengen door hem met een scherp voorwerp in het gezicht en het hoofd te snijden en zwaaiende en stekende bewegingen te maken in de richting van zijn hoofd en nek en hij heeft [aangever] bedreigd met de dood.
De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het is aan gelukkig toeval te danken dat de verdachte het slachtoffer niet dodelijk heeft getroffen. Dit soort excessief geweld heeft voor de slachtoffers ervan niet alleen lichamelijk letsel tot gevolg, maar ook ingrijpende psychische gevolgen. Uit de verklaring van [aangever] ter terechtzitting in hoger beroep blijkt dat hij als gevolg van het gebeuren lijdt aan een posttraumatische stressstoornis en daarvoor nog steeds onder behandeling staat van een psycholoog. Voorts rekent het hof de verdachte aan dat hij het geweld tegen het slachtoffer heeft gepleegd in de openbaarheid van een café, waardoor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij worden aangewakkerd.
Het hof heeft acht geslagen op het rapport van psychologisch onderzoek d.d. 24 juni 2014, waaruit onder meer naar voren komt dat in het geval van de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis NAO met voornamelijk antisociale en narcistische kenmerken.
Voorts heeft het hof acht geslagen op de rapportage van het Pieter Baan Centrum d.d. 27 november 2014, waaruit onder meer naar voren komt dat de verdachte geweigerd heeft mee te werken aan het grootste deel van het onderzoek, als gevolg waarvan geen diagnostiek mogelijk is geweest en door de onderzoekers geen aanbevelingen binnen een strafrechtelijk kader konden worden geformuleerd.
Het hof houdt rekening met een de verdachte betreffend reclasseringsadvies d.d. 28 mei 2014, waarin wordt geadviseerd om aan de verdachte in het kader van een voorwaardelijk strafdeel een meldplicht, een behandelverplichting en verplichte deelname aan schuldhulpverlening op te leggen.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 maart 2015, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De door de advocaat-generaal gevorderde straf doet onvoldoende recht aan de aard en de ernst van de gepleegde feiten en het hof ziet voorts - mede gelet op de persoon van de verdachte – aanleiding een langere proeftijd te bepalen dan door de advocaat-generaal gevorderd.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.613,70.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij evenwel aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voorts is het hof van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 primair bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het gevorderde bedrag, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 21 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.613,70 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van [aangever].
Vordering tenuitvoerlegging
Bij arrest van het gerechtshof Den Haag van 7 mei 2013 onder rolnummer 22-002248-12 is de verdachte onder meer veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet ten uitvoer gelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 285 en 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
1 (één) jaar, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van het centrum voor ambulante forensische psychiatrie De Waag of een soortgelijke instelling, teneinde zich te laten behandelen voor zijn delictgedrag en agressieproblematiek, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zullen worden gegeven.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal houden aan de voorwaarden zoals die worden gesteld door de reclassering, ook als dat inhoudt de begeleiding door een schuldhulpverlenende instantie.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.613,70 (duizend zeshonderddertien euro en zeventig cent) bestaande uit € 413,70 (vierhonderddertien euro en zeventig cent) materiële schade en € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.613,70 (duizend zeshonderddertien euro en zeventig cent) bestaande uit € 413,70 (vierhonderddertien euro en zeventig cent) materiële schade en € 1.200,00 (duizend tweehonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
26 (zesentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële en immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 7 mei 2013, rolnummer 22-002248-12, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Dit arrest is gewezen door mr. S.A.J. van 't Hul, mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. J.M. van de Poll, in bijzijn van de griffier mr. F.P. van Straelen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 april 2015.