Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 25 maart 2014
[appellante],
Brink Groep B.V.,
Het geding
Verdere beoordeling van het hoger beroep
“[...] Daarnaast heb ik van cliënte begrepen, dat zij aandelen bezit die zij op einddatum van haar dienstverband dient in te leveren. Zij gaat er dan ook vanuit, dat per einddatum van haar dienstverband de afwikkeling van die aandelen op correcte en juiste wijze plaatsvindt en conform de daarvoor geldende regeling(en).”
“In uw brief brengt u nog een aantal punten naar voren, die eerder niet zijn behandeld. [...] De afwikkeling van de bij uw cliënte in bezit zijnde aandelen zal conform de daarvoor geldende regeling plaatsvinden. [...]”.
“Door inwisseling van aandelen in de vennootschap tegen certificaten of het op andere wijze verkrijgen van certificaten, worden de certificaathouders geacht aan deze voorwaarden van administratie te zijn gebonden en daarmee en met eventuele toekomstige wijzigingen onherroepelijk akkoord te gaan en worden zij geacht aan de stichting onherroepelijk volmacht te hebben gegeven ten aanzien van de aan deze in eigendom overgedragen aandelen met inachtneming van deze voorwaarden, alles te doen wat de stichting dienstig of nodig acht, daaronder begrepen het uitoefenen van het stemrecht op aandelen op de wijze als door het bestuur van de stichting gewenst zal worden geoordeeld [...]”.
“Voorlopige waardering 2009”van de directie van BGI aan de raad van commissarissen wordt aangegeven dat de resultaten over 2009 buitengewoon goed zijn en wordt aandacht gevraagd voor de toekomstige waardeontwikkeling, als volgt:
“De waarde die op 28 juni 2010 zal worden vastgesteld zal leiden tot niet financierbare aandelen, omdat de toekomstige dividendstroom niet voldoende zal zijn voor dekking van rente en aflossing. In de jaren daarna zal de waarde naar verwachting dalen met 10 tot 15% omdat dan de buitengewoon goede cijfers over 2009 niet meer meewegen in de berekening. We komen later dit jaar terug met voorstellen voor de oplossing van dit probleem dat vooral nieuw intredende aandeelhouders zou treffen.”Deze memo is door [appellante] in haar functie van directiesecretaresse uitgetypt.
“[...]De aanwezigen zijn akkoord met het voorstel om te onderzoeken of herziening [van de waardering van de aandelen] mogelijk is. [...] Het bestuur zal instemmen met het onderzoek in de komende AvA van 28 juni. [...]”.
“[...]dat het bestuur graag alternatieven wil onderzoeken en erop terug wil komen in september 2010. Indien iemand tussentijds certificaten wil/moet aanbieden, dan zal er een regeling worden getroffen (vooruitbetaling tegen de huidige prijs) met de mededeling dat na de AvA een afrekening zal plaatsvinden, naar aanleiding van het besluit in de AvA. [...] De aanwezigen stemmen in met het verzoek om de waardering van de aandelen uit te stellen, om alternatieven te onderzoeken en hierop terug te komen in september 2010. [...]”.
€ 50.943,60, te vermeerderen met rente en (ii) buitengerechtelijke incassokosten, dit laatste ook te vermeerderen met wettelijke rente, en (iii) de proceskosten.
zo goed als definitief vaststond” dat de aandelen op 28 juni 2010 aldus zouden worden gewaardeerd (memorie van grieven sub 8.2). De jaarcijfers 2009 waren buitengewoon goed en binnen de onderneming van Brink was dit een “
hype”. [appellante] heeft vanwege de verwachte hoge waardering van het aandeel/certificaat gekozen voor een vertrekregeling waarbij het einde van de arbeidsovereenkomst na de AvA van 28 juni 2010 zou vallen. De waarde van de aandelen BGI is echter niet op 28 juni 2010 vastgesteld, maar later, op basis van een nieuwe formule. De waarde van het aandeel op basis van deze nieuwe formule is lager dan die berekend op basis van de “oude” formule, namelijk € 65,54 in plaats van € 113,70. [appellante] heeft door deze lagere waardering € 50.943,60 minder voor haar 1.060 certificaten ontvangen. Voor deze lagere opbrengst is Brink aansprakelijk en dient zij de door [appellante] geleden schade te vergoeden, aldus nog steeds [appellante].
“dat per einddatum van haar dienstverband de afwikkeling van die aandelen op correcte en juiste wijze plaatsvindt en conform de daarvoor geldende regeling(en).”Dit uitgangspunt is in de brief d.d. 26 maart 2010 - eveneens in algemene termen - bevestigd:
“De afwikkeling van de bij uw cliënte in bezit zijnde aandelen zal conform de daarvoor geldende regeling plaatsvinden.”De waardebepaling is in de correspondentie als zodanig niet genoemd.
“de aandelen”(bedoeld zal zijn: de certificaten) is gesteld nadat al over haar ontslag als zodanig overeenstemming was bereikt. De vaststellingsovereenkomst vermeldt als gezegd ook niets over aandelen/certificaten. [appellante] heeft weliswaar gesteld dat het haar bedoeling was de einddatum van de arbeidsovereenkomst over de AvA van 28 juni 2010 “heen te tillen” met het oog op de waardebepaling, maar ze heeft niet weersproken dat ze die bedoeling niet met Brink heeft gedeeld. Sterker nog, [appellante] heeft ook niet weersproken dat de ontbinding “op termijn” - op haar eigen verzoek - is afgesproken om haar in staat te stellen vanuit een bestaand dienstverband te solliciteren.
“conform de daarvoor geldende regeling”.
“vooral nieuwe aandeelhouders/certificaathouders zou treffen”. Daarmee is niet gezegd dat die “
oplossing” dus niet ook bestaande aandeelhouders/certificaathouders zou kunnen treffen. Daarnaast is ook de - onvoldoende gemotiveerd weersproken - redengeving voor wijziging van de waardebepaling van dien aard dat er rekening mee moet worden gehouden dat die wijziging mogelijk ook bestaande aandeelhouders/certificaathouders zou kunnen treffen. Dit geldt ook als juist is dat in een eerdere vergelijkbare situatie - betwist is dat daarvan sprake is - aandeelhouders zijn gecompenseerd.
afwikkeling van die aandelen […] conform de daarvoor geldende regeling(en)”. Een toelichting op dit punt was op zijn plaats, maar is uitgebleven. [appellante] werd bijgestaan door een advocaat, de schrijver van genoemde brief, die bekend moet worden verondersteld met de – gestelde, maar zoals gezegd niet Brink gecommuniceerde - bedoeling van [appellante] om de gewenste waardebepaling bevestigd te zien, en de daarvoor geldende regelingen. Die bedoeling was eenvoudig en concreet te verwoorden, zeker voor een advocaat.
1 september 2010, nog niet gold, werpt geen relevant ander licht op de zaak, reeds omdat gesteld noch gebleken is dat de toepassing van de oude methodiek op dat moment tot een hogere uitkering had geleid dan degene die [appellante] uiteindelijk heeft ontvangen. Daarbij is van belang dat bij afrekening per
1 september 2010 had moeten worden gerekend met de “
laatstelijk vastgestelde waarde”, dat wil zeggen: op basis van (onder andere) de jaarcijfers 2008, welke waarde tot een veel lagere uitkering zou hebben geleid dan die [appellante] feitelijk heeft ontvangen.
Beslissing
M. Brink en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 maart 2014 in aanwezigheid van de griffier.