ECLI:NL:GHDHA:2014:877

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
22-004755-12
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor gewelddadige diefstal van smartphone en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1995, werd beschuldigd van het beroven van een 12-jarige jongen van zijn smartphone en van mishandeling. De feiten vonden plaats op 16 maart 2012 in 's-Gravenhage, waar de verdachte samen met anderen de jongen bedreigde en zijn telefoon afnam. Daarnaast heeft de verdachte op 26 juli 2012 een andere persoon meermalen geslagen, wat resulteerde in letsel.

In eerste aanleg werd de verdachte veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 80 uren. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot 120 dagen jeugddetentie, die ten uitvoer zal worden gelegd in de Justitiële Jeugdinrichting Teylingereind. Het hof heeft in zijn overwegingen de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en eerdere veroordelingen meegenomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en mishandeling, wat gevoelens van onveiligheid in de samenleving teweegbrengt. De vordering van de advocaat-generaal tot bevestiging van het vonnis werd afgewezen, maar de jeugddetentie werd gehandhaafd.

Het hof heeft ook de tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen gegrond verklaard, maar de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere werkstraf werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van afstraffing in het jeugdstrafrecht, gezien de herhaalde strafbare feiten van de verdachte en het falen van eerdere hulpverlening.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004755-12
Parketnummers: 09-920107-12, 09-920232-12
09-920096-10 (TUL) en 09-930189-09 (TUL)
Datum uitspraak: 27 februari 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 oktober 2012 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1995,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 13 februari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder de parketnummers 09-920107-12 en 09-920232-12 ten laste gelegde veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde jeugdreclassering, ook als dit inhoudt meewerken aan ITB Harde Kern of een dagbehandeling bij het Palmhuis, met aftrek van voorarrest, alsmede tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen jeugddetentie. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Ten slotte is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is bij een tweetal inleidende dagvaardingen - waarvan de feiten, nu de zaken in eerste aanleg zijn gevoegd, door het hof zijn doorgenummerd - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 16 maart 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op de openbare weg (de Hertzogstraat), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (zwarte Samsung Galaxy), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- ( intimiderend) naast die [benadeelde partij 1] gaan lopen en/of vervolgens
- roepen tegen het gezelschap dat bij die [benadeelde partij 1] was "opkankeren, wegwezen!" en/of het maken van een slaande beweging daarbij en/of
- die [benadeelde partij 1] op te dragen te blijven staan en/of te vertellen hoe laat het was en/of
- die [benadeelde partij 1] op te dragen op zijn telefoon te kijken en/of
- de telefoon van die [benadeelde partij 1] uit diens handen te trekken en/of
- ( daarbij) die [benadeelde partij 1] een (schouder)duw te geven (als gevolg waarvan die [benadeelde partij 1] ten val kwam) en/of
- de telefoon van die [benadeelde partij 1] te pakken en/of
- die [benadeelde partij 1] te slaan en/of te schoppen.
hij op of omstreeks 26 juli 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij 2]), meermalen heeft gestompt/geslagen op de neus en/of op het gezicht en/of op de arm en/of heeft geschopt/getrapt tegen het been, waardoor deze [benadeelde partij 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-920107-12 en in de zaak met parketnummer 09-920232-12 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 maart 2012 te 's-Gravenhage op de openbare weg (de Hertzogstraat), met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen een telefoon (zwarte Samsung Galaxy), toebehorende aan [benadeelde partij 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld bestonden uit het
- naast die [benadeelde partij 1] gaan lopen en vervolgens
- roepen tegen het gezelschap dat bij die [benadeelde partij 1] was "opkankeren, wegwezen!" en het maken van een slaande beweging daarbij en
- die [benadeelde partij 1] op te dragen te blijven staan en te vertellen hoe laat het was en
- die [benadeelde partij 1] op te dragen op zijn telefoon te kijken en
- de telefoon van die [benadeelde partij 1] uit diens handen te trekken en
- die [benadeelde partij 1] een duw te geven als gevolg waarvan die [benadeelde partij 1] ten val kwam en
- de telefoon van die [benadeelde partij 1] te pakken;
hij op 26 juli 2012 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [benadeelde partij 2]), meermalen heeft gestompt op de neus, waardoor deze [benadeelde partij 2] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg.
Het in onder 2 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met aanvulling van gronden en met uitzondering van de opgelegde straf, met dien verstande dat de verdachte onder toepassing van het volwassenenstrafrecht ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en onder de bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht, ook als dit inhoudt het volgen van een agressie-regulatietraining, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een destijds 12-jarige jongen op straat beroofd van zijn smartphone. Door aldus te handelen heeft hij zich schuldig gemaakt aan diefstal met geweld. Hierbij heeft hij zich kennelijk laten leiden door zijn eigen hebzucht, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als het onderhavige nog geruime tijd kunnen lijden onder de gevolgen van hetgeen hun is aangedaan. Ook brengen feiten als de onderhavige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling. De verdachte heeft op een drukke middag in Scheveningen op straat de confrontatie opgezocht met een voorbijganger, nadat hij meende dat deze of een andere voorbijganger een opmerking had gemaakt over zijn rijgedrag op een scooter. Hierbij heeft de verdachte de voorbijganger op zijn neus gestompt ten gevolge waarvan de neus van de voorbijganger is gebroken. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook versterkt een dergelijk feit gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 4 februari 2014, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Verder heeft het hof acht geslagen op een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 19 juni 2013 en 31 oktober 2013, opgesteld en ondertekend door R. van der Touw en M. Pot, raadsonderzoekers. Hierin is vermeld dat de afgelopen jaren vanuit verschillende invalshoeken is getracht het gedrag van de verdachte te beïnvloeden (onder meer door een ondertoezichtstelling, uithuisplaatsing, inzet van het Palmhuis en begeleiding door de jeugdreclassering). Dit alles heeft echter niet kunnen voorkomen dat de verdachte regelmatig in aanraking is blijven komen met politie en justitie. Eerdere bemoeienissen hebben er eveneens niet toe geleid dat de verdachte een perspectief biedende dagbesteding heeft gekregen, zoals een opleiding of werk. Een dubbelrapportage omtrent de persoon van de verdachte is een laatste mogelijkheid om inzicht te krijgen in het doen en laten van verdachte. De verdachte weigert echter enige medewerking aan een dergelijk onderzoek. Geadviseerd wordt om een werkstraf op te leggen. Voorts is ter terechtzitting in hoger beroep door M.C.J. van Kolk, medewerkster bij Bureau Jeugdzorg, verklaard dat Bureau Jeugdzorg niet goed weet hoe en welke hulpverlening zij verder nog kunnen inzetten en dat derhalve wordt geadviseerd om de verdachte in geval van bewezenverklaring af te straffen.
Anders dan de advocaat-generaal ziet het hof in de persoon van de verdachte alsmede in de aan de orde zijnde problematiek geen aanleiding om het strafrecht voor meerderjarigen toe te passen. De verdachte is ten tijde van de behandeling in hoger beroep weliswaar meerderjarig doch was minderjarig ten tijde van de bewezenverklaarde feiten. Het hof zal dan ook het jeugdstrafrecht toe passen. Nu is gebleken dat de vele vormen van hulpverlening die zijn ingezet niet hebben geleid tot een enig resultaat, is het hof van oordeel dat thans alleen nog afstraffing aan de orde is. Het hof is – alles overwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof acht het, gelet op de persoon van de verdachte, van belang dat de jeugddetentie voor zover mogelijk wordt tenuitvoergelegd in de justitiële jeugdinrichting Teylingereind.
Vordering tenuitvoerlegging 09-920096-10
Bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Gravenhage van 23 september 2010 onder parketnummer 09-920096-10 is de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 4 weken met een proeftijd van 2 jaar, met bevel dat die jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten, met dien verstande dat de jeugddetentie ondanks de inmiddels meerderjarige leeftijd van de verdachte, overeenkomstig het bepaalde in artikel 77dd lid 3 Wetboek van Strafrecht, niet ten uitvoer zal worden gelegd als een gevangenisstraf. Voorts acht het hof het van belang dat, gelet op de persoon van de verdachte, de jeugddetentie voor zover mogelijk wordt tenuitvoergelegd in de justitiële jeugdinrichting Teylingereind.
Vordering tenuitvoerlegging 09-930189-09
Bij vonnis van de kinderrechter te 's-Gravenhage van 10 september 2009 onder parketnummer 09-930189-09 is de verdachte veroordeeld tot werkstraf voor de duur van
60
dagen, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van 2 jaar, met bevel dat die jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers de in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feiten begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken. Het hof acht echter geen termen aanwezig voor de toewijzing van de vordering, gelet op de persoon van de verdachte en de aan de orde zijnde problematiek zoals hiervan is gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77v, 77dd, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.

Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van

120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de meervoudige kamer te 's-Gravenhage van 23 september 2010, parketnummer 09-920096-10, te weten van:
jeugddetentievoor de duur van
4 weken.
Adviseert de beide hierboven opgelegde jeugddetentiestraffen ten uitvoer te leggen in de Justitiële Jeugdinrichting Teylingereind.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te 's-Gravenhage van 24 augustus 2012, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter te 's-Gravenhage van 10 september 2009, parketnummer 09-930189-09, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 60 dagen subsidiair 30 dagen jeugddetentie met een proeftijd van 2 jaar.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten, mr. J.A.C. Bartels en mr. H.W. Samson-Geerlings, in bijzijn van de griffier mr. N.N.D. Bos.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 februari 2014.
mr. H.W. Samson-Geerlings is buiten staat dit arrest te ondertekenen.