ECLI:NL:GHDHA:2014:876

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 februari 2014
Publicatiedatum
18 maart 2014
Zaaknummer
22-001247-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor mishandeling met werkstraf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1991, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, voor mishandeling. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld na een terechtzitting op 10 februari 2014, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De tenlastelegging betrof mishandeling van een persoon, waarbij de verdachte op 10 april 2012 in Rotterdam de benadeelde partij meerdere keren had geslagen en geschopt, wat leidde tot letsel en pijn voor het slachtoffer.

Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend schuldig was aan het primair ten laste gelegde, en heeft hem daarvan vrijgesproken. Echter, het subsidiair ten laste gelegde, namelijk de mishandeling, werd wel bewezen verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte opzettelijk de benadeelde partij had mishandeld, en dat er geen sprake was van noodweer of noodweerexces, aangezien de verdachte zelf de confrontatie had gezocht. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een werkstraf van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof rekende het de verdachte aan dat hij de mishandeling in het openbaar had gepleegd, wat bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 40 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren wordt verricht. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde taakstraf. Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. A.H. de Wild, die buiten staat was om te ondertekenen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001247-13
Parketnummer: 10-701126-12
Datum uitspraak: 24 februari 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 20 februari 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortejaar] 1991,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 10 februari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 10 april 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [benadeelde partij], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal (telkens), tegen/op/in het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt en/of
- terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag en/of door verdachte en/of zijn mededader tegen de grond werd gehouden en/of tegen de grond werd geduwd die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal (telkens), tegen/op/in het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 10 april 2012 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een persoon (te weten
[benadeelde partij]) heeft mishandeld door:
- die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal (telkens), tegen/op/in het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen en/of
- terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag en/of door verdachte en/of zijn mededader tegen de grond werd gehouden en/of tegen de grond werd geduwd die [benadeelde partij] meermalen, althans eenmaal (telkens), tegen/op/in het gezicht, althans het hoofd, en/of het lichaam te stompen/slaan en/of te schoppen/trappen, waardoor voornoemde [benadeelde partij] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 april 2012 te Rotterdam opzettelijk een persoon te weten [benadeelde partij] heeft mishandeld door:
- die [benadeelde partij] eenmaal tegen het hoofd te stompen en
- terwijl die [benadeelde partij] op de grond lag die [benadeelde partij] meermalen tegen het gezicht, althans het hoofd te stompen/slaan waardoor voornoemde [benadeelde partij] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:

Mishandeling.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de verdachte
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, dan wel noodweerexces.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte na een woordenwisseling met de aangever [benadeelde partij] in de hal van de flat waar de verdachte woont, eerst door deze [benadeelde partij] naar buiten was gewerkt. Daarna is de vader van de verdachte met de lift naar beneden gekomen tegelijk met diens buurman [benadeelde partij]. De getuige [benadeelde partij] heeft verklaard dat hij met de vader van de verdachte in de hal bij de brievenbussen stond en zag dat de verdachte enkele ogenblikken later wild naar binnen kwam, direct op de aangever afliep en hem aanvloog. Voorts heeft de getuige [benadeelde partij] gezien dat de verdachte een slaande beweging maakte in de richting van de aangever, waarop een vechtpartij ontstond.
Naar het oordeel van het hof was geen sprake van een noodweersituatie, nu de verdachte – nadat hij naar buiten was gewerkt - zelf de confrontatie met de aangever heeft gezocht. Gelet op het vorengaande komt de verdachte evenmin een beroep toe op noodweerexces. De verweren worden verworpen.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling zoals bewezen is verklaard. Met deze handelwijze heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Het hof rekent het de verdachte bovendien aan dat hij dit feit heeft begaan in het openbaar, hetgeen bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
In strafmatigende zin neemt het hof in aanmerking dat het slachtoffer ook een aandeel heeft gehad in het bewezen verklaarde.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
27 januari 2014.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke werkstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
werkstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. S.K. Welbedacht, mr. H.C. Wiersinga en mr. A.H. de Wild, in bijzijn van de griffier mr. C.J.A. Sabatier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 februari 2014.
mr. A.H. de Wild is buiten staat dit arrest te ondertekenen.