ECLI:NL:GHDHA:2014:85

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
27 januari 2014
Zaaknummer
200.128.787-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van hoger beroep in een Second Opinion-procedure met betrekking tot eerdere vonnissen

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep van de appellant, wonende te Gorinchem, tegen de geïntimeerde, wonende te Sleeuwijk. De appellant, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Folkers, had in eerste aanleg een procedure gevoerd bij de rechtbank Dordrecht en de rechtbank Rotterdam, waar hij in het tussenvonnis van 10 december 2012 en het eindvonnis van 11 maart 2013 niet in het gelijk was gesteld. De appellant verzocht om een Second Opinion-procedure, wat werd toegestaan na een comparitie op 6 december 2013. Tijdens deze comparitie hebben beide partijen hun instemming met de Second Opinion-procedure bevestigd door het invullen en ondertekenen van de SO-formulieren, zoals vereist door het Second Opinion Reglement (SOR).

Het hof heeft de stukken van de eerste aanleg bestudeerd en de overwegingen van de kantonrechter overgenomen. Het hof oordeelde dat de bestreden vonnissen van de rechtbank Dordrecht en de rechtbank Rotterdam bekrachtigd moesten worden, zonder dat verdere motivering nodig was, zoals bepaald in artikel 4.2 SOR. De appellant werd in het ongelijk gesteld en veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn begroot op € 1.841,-, inclusief griffiekosten en salaris voor de advocaat van de geïntimeerde.

De uitspraak van het hof vond plaats op 21 januari 2014, waarbij de rechters M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.J. van der Ven en M.Y. Bonneur aanwezig waren. De beslissing van het hof bevestigde de eerdere uitspraken van de rechtbank en legde de kosten van de procedure bij de appellant.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel Recht
Zaaknummer : 200.128.787/01
Zaak-/rolnummer rechtbank : 305480 CV EXPL 12-1320

Arrest van 21 januari 2014

In de zaak van

[appellant],

wonende te Gorinchem,
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. H. Folkers te Gorinchem,
tegen

[geïntimeerde],

wonende te Sleeuwijk,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. A.A.S. Wiesmeier-[geïntimeerde] te ’s-Gravenhage.

Het verdere verloop van het geding

Verwezen wordt naar het tussenarrest van 3 september 2013 waarin een comparitie na
aanbrengen is bevolen. Ter comparitie, die heeft plaatsvonden op 6 december 2013, is
namens beide partijen toelating tot de Second Opinion-procedure verzocht. Daartoe hebben
de behandelend advocaten ieder een SO-formulier als bedoeld in de artikel 3.2 van het
Second Opinion Reglement (SOR) ingevuld en ondertekend. Voornoemd verzoek is
toegestaan, waarna arrest is bepaald op heden.

Beoordeling van het hoger beroep volgens de Second Opinion-procedure

1.
Met de namens hen verrichte invulling en ondertekening van de SO-formulieren hebben partijen ingestemd met het SOR en worden zij geacht de conclusies als bedoeld in artikel 347 lid 1 Rv te hebben genomen (zie ook de artikelen 3.3 en 3.4 SOR). Zoals in het SO-formulier van [appellant] staat vermeld, luidt zijn enige grief dat de rechtbank Dordrecht (sector kanton, locatie Gorinchem)/de rechtbank Rotterdam (kantonrechter, zittinghoudende te Gorinchem) – hierna ook: de kantonrechter – in het tussenvonnis van 10 december 2012 en het eindvonnis van 11 maart 2013 niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen hij in eerste aanleg had geconcludeerd.
2.
Het hof – dat kennis heeft genomen van de stukken van de eerste aanleg – neemt de overwegingen van de kantonrechter over en maakt deze tot de zijne. Derhalve zullen de bestreden vonnissen worden bekrachtigd. Dit behoeft, gezien artikel 4.2 SOR, geen nadere motivering. Onder deze omstandigheden komt het hof niet toe aan de door [appellant] in zijn appeldagvaarding ingestelde terugbetalingsvordering.
3.
Als de in hoger beroep in het ongelijk gestelde partij zal [appellant] worden veroordeeld in de daarop gevallen kosten, die ingevolge artikel 4.4 SOR beperkt zijn tot het door [geïntimeerde] betaalde griffiegeld van € 683,- en, nu een comparitie heeft plaatsgevonden, één punt volgens het toepasselijke liquidatietarief (€ 1.158,-)

Beslissing

Het gerechtshof:
- bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank Dordrecht (sector kanton, locatie Gorinchem)/de rechtbank Rotterdam (kantonrechter, zittinghoudende te Gorinchem) van 10 december 2012 en 11 maart 2013;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 1.841,-, waarvan € 683,- voor verschotten en € 1.158,- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.J. van der Ven en M.Y. Bonneur; het is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014 in aanwezigheid van de griffier.