ECLI:NL:GHDHA:2014:80
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van veroordeling in kort geding tot medewerking aan boekenonderzoek
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 januari 2014 uitspraak gedaan in een incidentele vordering tot uitvoerbaarverklaring bij voorraad van een veroordeling in kort geding. De zaak betreft een geschil tussen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] Baggertechnieken B.V. over de medewerking aan een boekenonderzoek. [bedrijf 1] is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, waarin [bedrijf 1] werd veroordeeld om medewerking te verlenen aan een boekenonderzoek door een registeraccountant. [bedrijf 2] heeft een incidentele vordering ingesteld om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, omdat zij belang heeft bij het voorkomen van verdere vertraging in het boekenonderzoek. Het hof heeft vastgesteld dat het belang van [bedrijf 2] bij voortgang van het onderzoek zwaarder weegt dan het belang van [bedrijf 1] bij het afwachten van de uitkomst van het hoger beroep. Het hof heeft geoordeeld dat, mocht het vonnis in de hoofdzaak later worden vernietigd, [bedrijf 1] eventuele onnodig gemaakte kosten kan vorderen van [bedrijf 2]. De incidentele vordering is toegewezen, en het hof heeft het bestreden vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De beslissing over de kosten van het incident is aangehouden tot het eindarrest.