ECLI:NL:GHDHA:2014:74

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2014
Publicatiedatum
21 januari 2014
Zaaknummer
200.074.592/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk onredelijk ontslag en bewijsvoering omtrent werkhervatting en alternatieve werkzaamheden

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een kennelijk onredelijk ontslag van een werkneemster, hierna aangeduid als [appellante], die in dienst was bij Stichting Ipse De Bruggen. Het Gerechtshof Den Haag heeft op 21 januari 2014 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortvloeit uit eerdere tussenarresten. De werkneemster had in het verleden alle merkwerkzaamheden verricht, maar na een reorganisatie en wijzigingen in de werkstructuur, werd haar een alternatieve functie aangeboden die zij weigerde. Het hof heeft vastgesteld dat de werkneemster niet heeft aangetoond dat er voldoende werk voor haar beschikbaar was in de oorspronkelijke functie en dat de werkgever niet in redelijkheid kon worden verplicht om haar werk te herverdelen. De getuigenverklaringen van verschillende medewerkers van Ipse De Bruggen gaven aan dat er geen bewijs was dat de werkneemster in staat was om haar werkzaamheden te hervatten onder de nieuwe voorwaarden. Het hof concludeert dat de werkneemster niet geslaagd is in haar bewijsopdracht en dat het ontslag niet kennelijk onredelijk was. De eerdere vonnissen van de rechtbank zijn bekrachtigd en de werkneemster is veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.074.592/01
Rolnummer rechtbank : 826169 \ CV EXPL 09-1123

arrest d.d. 21 januari 2014

inzake
[appellante]
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal beroep,
nader te noemen: [appellante],
advocaat: mr. S.I. Soekarman te Delft,
tegen:

STICHTING IPSE DE BRUGGEN,statutair gevestigd te Alphen aan den Rijn, kantoor houdende te Zwammerdam,geïntimeerde in het principaal beroep,nader te noemen: Ipse De Bruggen,

advocaat: mr. N.E.P. Gustings te ‘s-Gravenhage.

Het geding

Het hof verwijst voor het verloop van het geding tot dan toe naar zijn tussenarrest van 28 februari 2012. In dit arrest is [appellante] toegelaten tot het leveren van (getuigen)bewijs. Op 1 juni 2012 heeft een getuigenverhoor plaatsgevonden, waarvan een proces-verbaal is opgemaakt. Het getuigenverhoor is op 22 oktober 2012 voortgezet, waarna het getuigenverhoor aan de zijde van [appellante] is gesloten, terwijl Ipse De Bruggen heeft afgezien van contra-enquête. Van deze zitting is eveneens proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens heeft [appellante] gediend van akte uitlaten na enquête met producties en Ipse De Bruggen van memorie na enquête tevens reactie op akte uitlaten na enquête met producties. Tenslotte hebben partijen – opnieuw – arrest gevraagd onder overlegging van de stukken.

Verdere beoordeling van het hoger beroep

1.1 Het hof neemt over en verwijst naar hetgeen in zijn tussenarresten van 5 juli 2011 en 28 februari 2012 is overwogen.
In het tussen arrest van 28 februari 2012 is [appellante] toegelaten tot het leveren van bewijs als bedoeld in de rechtsoverwegingen 3, 4 en 5 van dat arrest, inhoudende:
- dat zij, kort samengevat, tot november 2007 in principe (afgezien van haar afwezigheid of het ontbreken van voldoende tijd voor het te verrichten merkwerk) alle merkwerkzaamheden verrichtte;
- dat (los van de vraag of aan bovenvermelde bewijsopdracht is voldaan) voor de medewerkers linnenkamer een soortgelijk rustmoment kon worden gecreëerd, door het zittend laten verrichten van vouwwerkzaamheden, als door het verrichten van merkwerkzaamheden, terwijl het zittend vouwen, ten tijde van het geweigerde aanbod tot het vervullen van de functie te Delft, gebruikelijk was;
- dat er, met inbegrip van alle bij het filiaal Nootdorp aanwezige merkwerkzaamheden, voldoende werk voor haar als verstelnaaister aanwezig was en evenmin een daling hiervan op korte termijn te verwachten was, ten tijde van de weigering van de haar door Ipse De Bruggen aangeboden (vervangende) op zich passende werkzaamheden bij de locatie De Ruimte te Delft.
1.2 Deze bewijsopdracht dient te worden gezien in het licht van met name de rechtsoverweging 4.4 juncto 4.6 van het tussenarrest van 5 juli 2011, inhoudende dat als [appellante] erin slaagt het bewijs te leveren dat Ipse De Bruggen de merkwerkzaamheden zodanig had kunnen herverdelen dat van de medewerkers linnenvoorziening in redelijkheid had kunnen worden gevergd hier aan mee te werken (waarbij er voldoende – naai en merk – werk voor [appellante] zou resteren, alsmede voor de medewerkers van de linnenkamer hetzelfde soort “rustmoment” en welkome afwisseling van de verder zware arbeid in de linnenkamer zou worden verkregen door het zittend verrichten van vouwwerk, als door het verrichten van merkwerk), zij in redelijkheid de haar in februari 2008 aangeboden werkzaamheden bij de receptie en winkel van de locatie De Ruimte zou hebben kunnen weigeren, zonder gevolgen voor – de kennelijke onredelijkheid van – het haar gegeven ontslag.
1.3 In het totaal zijn aan de zijde van [appellante] 5 getuigen gehoord, te weten, als partijgetuige, [appellante] en verder [getuige sub 2] (getuigenverhoor 1 juni 2012), [getuige sub 3], [getuige sub 4] en [getuige sub 5] (voortzetting getuigenverhoor 22 oktober 2012). Ipse de Brugge heeft afgezien van contra-enquête.
Constatering vooraf
2.1 Het hof overweegt allereerst dat de relevante tijdsperiode voor ieder van de drie onderdelen van de bewijsopdracht, ruim genomen, in ieder geval ligt tussen 2006 en eind februari 2008, althans het tijdstip waarop [appellante] de haar aangeboden alternatieve werkzaamheden niet heeft aanvaard. Nu getuige [getuige sub 2] verklaart: “Ik ben ongeveer 10 jaar geleden uit dienst getreden bij Ipse”, terwijl getuige [getuige sub 3] verklaart: “Ik ben bij Ipse in dienst geweest van 2001 tot begin 2004”, staat vast dat deze beide getuigen in beginsel niets uit eigen waarneming kunnen verklaren uit of over de betrokken periode.
Alle merkwerkzaamheden werden tot november 2007 in principe door [appellante] verricht, tenzij zij afwezig was of er teveel werk was
3.1 Bij de bewijsopdracht, als geformuleerd in punt 3 van het tussenarrest van 28 februari 2012 (en in bovenstaande cursief kopje beknopt weergegeven), wordt overwogen, kort samengevat, dat indien (een deel van de) merkwerkzaamheden van [appellante] in november 2007 (is)/zijn overgedragen aan medewerkers linnenvoorziening, het de vraag is of in februari 2008, wanneer haar ander passend werk wordt aangeboden in verband met het structureel ontbreken voor haar van voldoende (naai en merk)werkzaamheden, van Ipse de Bruggen als goed werkgever niet had kunnen worden verlangd, gezien alle omstandigheden, de merkwerkzaamheden weer zoveel mogelijk bij haar te concentreren.
3.2 [appellante] heeft als (partij)getuige onder meer verklaard dat zij, tot de roosterwijziging in 2007, het merkwerk en het naaiwerk heeft gedaan. [Alleen] als zij er niet was of er teveel werk was, namen andere medewerkers het merkwerk over. Tot 2007 wisselde zij de werkzaamheden af. Als zij het erg druk had met naaien, dan namen anderen het merkwerk over. Zij deed alles totdat zij aangaf dat het teveel was. Herstellen wilden de andere medewerkers niet doen. Zij deden slechts de merkwerkzaamheden.
In 2008 mocht zij alleen het naaiwerk doen. Pas als zij ingeroosterd was voor merkwerk, kon zij merken. Soms had zij weken geen merkwerk, alles aldus getuige [appellante].
3.3 Getuige [getuige sub 2] verklaart onder meer dat zij, tot haar uitdiensttreding ongeveer 10 jaar geleden, bij Ipse werkzaam was als hoofd service. [naam] ([appellante]) verstelde kleding van cliënten, merkte kleding en nam de telefoon aan. De werkzaamheden van een medewerker wasserij omvatten het sorteren van de was, het vouwen van de schone was, en externe was klaarleggen op de karren voor alle woningen. Er was een merkschema. Als [appellante] of [naam] er niet waren werd er gemerkt door medewerkers van de wasserij. Als er teveel merkwerkzaamheden waren, merkte [appellante] met een andere medewerker van de wasserij. Het werd vanuit de medewerkers van de wasserij beurtelings gedaan. [getuige sub 3] plande dit in, aldus nog steeds getuige [getuige sub 2].
3.4 Getuige [getuige sub 3] verklaart onder meer dat zij als meewerkend voorman/hoofd linnendienst in dienst is geweest van Ipse. De werkzaamheden van [appellante] bestonden, aldus de getuige [getuige sub 3], naast de verstelwerkzaamheden uit het merken van de kleding. [appellante] kwam nog wel eens om in het verstelwerk. Eens in de zoveel tijd was het helemaal feest, bij de aanvang van een nieuw seizoen. Dan hielpen wij [appellante] met merken, aldus nog steeds getuige [getuige sub 3].
3.5 Getuige [getuige sub 4] verklaart onder meer dat zij op 15 mei 2000 bij Ipse is gaan werken. Haar werkzaamheden bestaan uit het sorteren van de was, de wasmachine vullen en weer leeghalen, de was in de drogers doen en het vouwen van de was. Dat werk wisselt zij af met het merken. Zij merkt soms zelfs twee keer in de week. Zij merkt gemiddeld een dag per week. Verder verklaart getuige [getuige sub 4] onder meer dat er in 2007 voor de merkwerkzaamheden roosters zijn ingevoerd, terwijl ze vóór 2007 merkte op dezelfde manier als nu. Toen hingen er alleen geen roosters, nu wel. Als je armklachten had, kon je gaan merken. Als [appellante] er niet was, merkten wij. Afhankelijk van de hoeveelheden deden we het merkwerk samen of alleen. Wij merkten voor de afwisseling en als er te veel merkwerk was. Ook als alles goed was merkten we. We hielpen elkaar als er te veel merkwerk was, zodat we om vier uur naar huis konden.
De roosters zijn ingevoerd zodat beter gerouleerd werd en niet steeds dezelfden van de wasserij moesten merken. Voordat er roosters waren bleven de medewerkers van de wasserij gewoon staan in de wasserij omdat ze geen zin hadden om te merken. Sommige medewerkers wilden wel merken en sommige medewerkers niet. Met de roosters werkt het veel fijner. Ook voor het invoeren van de roosters deed zij merkwerk. Ook voor 2007 werd zij gedurende de dag geconfronteerd met merkwerkzaamheden, alles aldus getuige [getuige sub 4].
3.6 Getuige [getuige sub 5] verklaart onder meer in 1990 bij (de voorganger van) Ipse in dienst te zijn getreden. Zij merkt vanaf 1990 en heeft altijd gemerkt. De leiding gaf voor 2007 aan wie moest merken. Sinds de laatste jaren is er een rooster. Er wordt gerouleerd. Het is niet altijd druk met merken. Zij merkt sinds de invoering van het rooster evenveel als voorheen.
Toen er nog geen roosters waren was je een hele dag aangewezen om te merken. Dit deed zij op aangeven van de leidinggevende. Er was niet altijd merkwerk, aldus nog steeds getuige [getuige sub 5].
3.7 Uit deze verklaringen, rekening houdend met het feit dat de verklaringen van de getuigen [getuige sub 2] en [getuige sub 3] betrekking hebben op de merkactiviteiten gedurende een periode eindigende uiterlijk begin 2004, valt niet zonder meer vast te stellen of [appellante] tot het invoeren van de roosters al het merkwerk verrichtte en er alleen door anderen merkwerk werd verricht als zij er niet was of als zij teveel merk- en naaiwerk had. Als de getuigen [getuige sub 4] en [getuige sub 5] verklaren dat zij voor de invoering van de roosters op dezelfde wijze merkten als daarna, respectievelijk dat ze sinds de invoering van het rooster evenveel merkt(en) als voorheen, respectievelijk wij merkten voor de afwisseling
en(cursivering hof) als er teveel merkwerk was, volgt daar niet en zeker niet zonder meer uit dat er voor de invoering van de roosters niet ook door anderen dan [appellante] gemerkt werd als zij ([appellante]) er wel was en het werk haar niet “overliep” (de situatie van helpen als er te veel merkwerk was, zodat ieder om 16.00 uur naar huis kon)..
Het kan ook zo zijn dat er, voor het invoeren van de roosters, nog zoveel naai/herstel werk was dat er voldoende merkwerk voorhanden was om door de andere medewerkers te laten verrichten in het kader van afwisseling/rustmoment, zonder dat dit leidde tot (omgekeerd geformuleerd) een tekort aan (naai/herstel en merk) werk voor [appellante]. Uit de getuigenverklaringen van de getuigen [getuige sub 4] en [getuige sub 5] volgt niet dat zij na het invoeren van de roosters meer zijn gaan merken. Uit het voorgaande volgt dat dit deel van het opgedragen bewijs niet is geleverd.
Soortgelijk rustmoment voor medewerkers linnenkamer als merkwerk, door zittend verrichten vouwwerkzaamheden, terwijl zittend vouwen, ten tijde van het geweigerde aanbod, gebruikelijk was
4.1 Getuige [appellante] verklaart dat er in 2008 zittend gevouwen werd, terwijl in 2001 staand werd gevouwen. Na 2001 hebben er aanpassingen plaatsgevonden om het werk voor de linnenkamermedewerkers makkelijker te maken. In 2002 zijn er hoog laag tafels geplaatst met zes krukken met eventueel bureaustoelen voor de medewerkers die daar makkelijker op zaten. In 2009 zijn de stoelen en krukken verwijderd uit de naaikamer (linnenkamer?; toevoeging hof), aldus [appellante]. Op de vraag wat voor textiel er werd gevouwen, antwoordt [appellante] dat zij alleen maar gezien heeft dat er gewone kledingstukken werden gevouwen. Dit werd tot 2009 zittend gedaan. In de stukken wordt aangegeven dat er grote stukken en textiel werden gevouwen. Alle linnengoed en handdoeken (platgoed) wordt schoon aangeleverd door firma Lips. De vouwwerkzaamheden omvatten alleen normale kledingstukken zoals hemden, broeken, sokken, ondergoed, pyjama’s enz.
4.2 Getuige [getuige sub 2] verklaart onder meer dat, nadat[appellante] had aangegeven dat ze klachten had, ze samen met een arbeidskundige en getuige [getuige sub 3] is gaan kijken hoe er arbo vriendelijker gewerkt kon worden. Er zijn aanpassingen gedaan met een hoog laag tafel. De wasserij is aangepast. Er zijn karren gekomen waarvan de bodem verstelbaar was. Voorheen ging het sorteren van de was op tafels, daar is een sorteerband voor gekomen. Er zijn speciale stoelen gekomen. In de linnenvoorziening werd de kleding van de cliënten/bewoners gevouwen, terwijl het platgoed werd uitbesteed. Naar aanleiding van de vraag hoe de kleding werd gevouwen na de aanpassing van de structuur antwoordt getuige [getuige sub 2] dat er een aantal speciale staafstoelen met zadel waren aangeschaft die werden gebruikt ter ontlasting van de rug.
4.3 Getuige [getuige sub 3] verklaart onder meer dat aan het sorteer- en vouwwerk in de linnenkamer alsmede aan het werk in de naaikamer het nodige moest worden aangepast in verband met de Arbowetgeving.
Het werk werd staand gedaan. Er waren drie vouwtafels waarvan de hoogte met een slinger verstelbaar was. Omdat het veel staand werk is, hadden we ook zadelkrukken. Als je lang moet staan bij het vouwen word je daar niet gelukkig van (schiet je wortel). [naam] (getuige [getuige sub 2]) en ik hebben voor de krukken gezorgd om het arbotechnisch in orde te krijgen. Door onze aanpassingen werd het zware werk minder zwaar. Ik heb met [getuige sub 2] gezorgd voor de hoog/laagtafels, hoog/laagbakken, de lopende band en de zadelkrukken (in de wasserij).
Naast het voorgaande had ze ook te maken met het platgoed (handdoeken, lakens, slopen en washandjes). Dat werd besteld. Het was huurlinnen, dit werd door een externbedrijf, Lips, aangeleverd en opgehaald. Wij vouwden ondergoed, broeken, t-shirts en pyjama’s, aldus nog steeds getuige [getuige sub 3].
4.4 De getuige [getuige sub 4], werkzaam als medewerkster wasserij bij Ipse De Bruggen, verklaart onder meer, voor zover hier van belang het volgende. Ik ben op 15 mei 2000 bij Ipse gaan werken. Mijn werkzaamheden bestaan uit het sorteren van de was, de wasmachine vullen en het weer leeghalen, het in drogers doen en het vouwen. Dat werk wissel ik af met het merken. Ik merk soms zelfs twee keer in de week. Het verschilt hoeveel merkwerk er binnen komt. Ik merk gemiddeld een dag per week. Ik vouw sinds 2000 staand. Ik vouw nooit zittend. De stoelen waren een proef. Ik durf niet te zeggen hoe lang de stoelen daar hebben gestaan. Sinds [naam] (getuige [getuige sub 3]) weg is gegaan, zijn de stoelen weggegaan. De stoelen hebben er na[getuige sub 3]’s vertrek nog even gestaan tot de nieuwe eerste medewerker kwam, Dit was na ongeveer een jaar, toen zijn de stoelen weggehaald. Ik vind de stoelen niet praktisch.
Er zijn ongeveer zeven vaste medewerkers (waaronder ik). Sinds het laatste half jaar werken er soms vanuit de Reclassering geplaatste mensen.
Voor ons is het fijn het werk in de wasserette af te wisselen met het merkwerk. De merkwerkzaamheden worden afgewisseld met het vouwwerk op de momenten dat er die dag geen merkwerk is.
In 2007 zijn er met betrekking tot het merken roosters ingevoerd. Daarvoor merkte ik ook. Voor 2007 merkte ik op dezelfde manier als nu. Toen hingen er alleen geen roosters, nu wel.
Wij merkten voor de afwisseling en als er teveel merkwerk was. Ook als alles goed was merkten we.
De lopende band en de vouwtafels zijn er nog steeds. Alleen de krukken zijn weggehaald.
De roosters zijn ingevoerd zodat beter gerouleerd werd en niet steeds dezelfde van de wasserij moesten werken. Voordat er roosters waren bleven de medewerkers van de wasserij gewoon staan in de wasserij omdat ze geen zin hadden om te merken. Sommige medewerkers wilden wel merken en sommige medewerkers niet. Met de roosters werkt het veel fijner.
Ik vouw bovenkleding, broeken, pyjama’s en ondergoed, kortom kleding. Voor mijn gevoel vouw je staand beter. Ik kan dat niet zittend doen.
Ik werk al vanaf 2000 36 uur. Ik heb altijd hetzelfde aantal uren gewerkt. Vroeger hadden we wel ATV-dagen. Inmiddels zijn we overgegaan op volledige dagtaken, alles aldus getuige [getuige sub 4].
4.5 De getuige [getuige sub 5], werkzaam als medewerker wasserij bij Ipse De Bruggen, verklaart onder meer, voor zover hier van belang. Ik ben bij (de voorganger van) Ipse in dienst getreden in 1990. Ik heb altijd op dezelfde plek gewerkt. Ik sorteer de vuile was, vul de wasmachine en de droger, maak linnenpakketten klaar, doe vouwwerk, maak mijn werkplek schoon en merk. Ik vouw altijd staand.
Er hebben niet veel wijzigingen plaatsgevonden, alleen de invoering van het rooster. De tafel staat op een hoogte. De sorteerbaan is gekomen voor de vuile was. De sorteerbaan is lang geleden gekomen. In het begin waren er geen krukken. In 2004/2005 waren er wel krukken, die werden gebruikt. De krukken zijn weggehaald omdat het niet werkbaar was. Een collega en ik hebben de krukken uitgeprobeerd. De anderen gebruikten de krukken niet of nauwelijks, omdat het niet werkbaar was. De hoog laagbakken waren er al toen ik bij Ipse in dienst kwam.
Ik vouw ondergoed, nachtkleding, broeken en overhemden. Ik heb zeven collega’s. Er werkt daarnaast een bewoner uit Delft mee die ook vouwt. Er werken soms tijdelijk mensen via de Reclassering op de wasserij.
Vanaf 1990 merk ik. Ik heb altijd gemerkt. De leiding gaf voor 2007 aan wie moest merken. Sinds de laatste jaren is er een rooster. Er wordt gerouleerd. Het is niet altijd druk met merken. Ik merk sinds de invoering van het rooster even veel als voorheen.
Toen er nog geen roosters waren was je een hele dag aangewezen om te merken. Dit deed ik op aangeven van de leidinggevende. Er was niet altijd merkwerk. Ik deed nooit herstel/werkzaamheden.
Sinds 2007 sta ik (denk ik) gemiddeld een keer in de week ingeroosterd om te merken.
Ik werk sinds 1990 fulltime (36 uur). In het begin begon ik om ongeveer 8 uur en nu begin ik eerder. De werkzaamheden zijn niet uitgebreid, alles aldus nog steeds getuige [getuige sub 5].
4.6 Uit de afgelegde getuigenverklaringen van de getuigen [getuige sub 4] en [getuige sub 5] volgt dat de krukken/stoelen in ieder geval in 2006 niet meer bij het vouwen werden gebruikt, omdat (getuige [getuige sub 4]) de stoelen een proef waren, ik de stoelen niet praktisch vind, ik staand vouw en nooit zittend; na[getuige sub 3]’s vertrek hebben de stoelen daar nog even gestaan tot, na ongeveer een jaar, de nieuwe eerste medewerker kwam en toen de stoelen zijn weggehaald, respectievelijk(getuige [getuige sub 5]) omdat er in het begin geen krukken waren, er in 2004/2005 wel krukken waren, die werden gebruikt, maar die zijn weggehaald, omdat het niet werkbaar was; een collega en ik hebben de krukken uitgeprobeerd, de anderen gebruikten de krukken niet of nauwelijks, omdat het niet werkbaar was.
Alleen (partij)getuige [appellante] verklaart derhalve dat er in 2008 zittend gevouwen werd, terwijl in 2001 staand werd gevouwen. [Eerst] in 2009 zijn de stoelen en krukken verwijderd, aldus deze getuige.
4.7 Uit de getuigenverklaringen volgt ook dat er een aantal aanpassingen in de linnenkamer is gedaan om het werk te verlichten, zoals vouwtafels verstelbaar in hoogte, karren waarvan de bodem verstelbaar was/hoog laag bak, een sorteerband/lopende band voor het sorteren van de was en speciale stoelen/zadelkrukken om het vouwwerk zittend te verrichten.
Van deze aanpassingen ter verlichting van de werkzaamheden, zijn alleen de speciale stoelen/zadelkrukken weer weggehaald, omdat het gebruik daarvan niet werkte. Voor mijn (getuige [getuige sub 4]) gevoel vouw je staande beter. Ik kan dat niet zittend doen. Ik (getuige [getuige sub 5]) vouw altijd staand.
4.8 Ook volgt uit de getuigenverklaringen dat het gewaardeerd wordt (“voor ons is het fijn”) het werk in de wasserette af te wisselen met het merkwerk waarbij de merkwerkzaamheden, op de dag dat men daarvoor is ingedeeld, worden afgewisseld met het vouwwerk op de momenten dat er die dag geen merkwerk is. Als getuige [getuige sub 4] verklaart dat ze haar werk in de wasserette afwisselt met het merken en zij soms zelfs twee keer in de week merkt (gemiddeld een keer per week), betekent dat niet dat zij meer is gaan merken dan voor de invoering van de roosters. Zij verklaart immers voor de invoering van de roosters op dezelfde wijze te merken als daarna. Toen hingen er alleen geen roosters, nu wel.
4.9 Uit de afgelegde getuigenverklaringen volgt dat ook in de tijd van getuige [getuige sub 3] het platgoed (handdoeken, lakens, slopen en washandjes) niet werd gevouwen in de linnenkamer, maar extern werd aangeleverd. Alle getuigen die verklaren omtrent de te vouwen objecten vermelden: kleding, zoals hemden, broeken, sokken, ondergoed, pyjama’s, t-shirts, nachtkleding en overhemden. Het betreft derhalve grotere en kleinere kleding(stukken).
4.10 Getuige [getuige sub 4] verklaart dat het laatste half jaar er soms vanuit de Reclassering geplaatste mensen werken. Dat dit ook het geval zou kunnen zijn geweest in de hier relevante periode blijkt nergens uit.
4.11 Uit de getuigenverklaringen volgt niet alleen dat ook al geruime tijd (jaren) voor de invoering van de roosters het werk in de wasserette van de medewerkers linnenkamer werd afgewisseld met merkwerk als rustmoment, maar ook dat ten tijde van het aanbod van Ipse De Bruggen aan [appellante] om de functie te Delft te vervullen, welk aanbod door haar is afgewezen, zittend vouwen niet gebruikelijk was en het creëren van een soortgelijk rustmoment als merkwerk, door het zittend laten verrichten van vouwwerkzaamheden geen werkbaar alternatief vormt (niet van de werkgever/werknemers in redelijkheid kon worden verlangd). [appellante] is derhalve niet geslaagd het haar dienaangaande opgedragen bewijs te leveren.
Conclusie
5.1 Los van de vraag of er, ten tijde van de weigering door [appellante] van de haar aangeboden op zich passende werkzaamheden bij de locatie De Ruimte te Delft, met inbegrip van alle bij het filiaal Nootdorp aanwezige merkwerkzaamheden, voldoende werk als verstelnaaister voor haar aanwezig was (en geen daling hiervan op korte termijn te verwachten was) – de desbetreffende getuigen hebben in ieder geval niet verklaard meer te zijn gaan merken, terwijl het werken door vanuit de Reclassering geplaatste mensen pas vanaf het laatste half jaar voorafgaand aan het tijdstip van de getuigenverklaring dateert – nu [appellante] er niet in is geslaagd te bewijzen dat zittend vouwen, ten tijde van de weigering een werkbaar alternatief vormde waaraan medewerking van de overige werknemers/werkgever in redelijkheid kon worden verlangd, had zij de haar aangeboden alternatieve werkzaamheden niet mogen weigeren, zonder gevolgen voor – de kennelijke onredelijkheid van – het haar gegeven (deel)ontslag. Nu haar voor de weggevallen/wegvallende werkzaamheden passende alternatieve werkzaamheden zijn aangeboden, die zij niet heeft geaccepteerd, is het haar gegeven ontslag in verband met die weggevallen/wegvallende werkzaamheden, gegeven alle overige omstandigheden zoals vermeld in beide tussenarresten, niet kennelijk onredelijk.
5.2 Uit het bovenstaande vloeit voort dat de bestreden vonnissen van de kantonrechter zullen worden bekrachtigd. De grieven falen en behoeven voor het overige geen verdere bespreking. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
  • bekrachtigt de tussen partijen gewezen vonnissen van de rechtbank ’s-Gravenhage, sector kanton, locatie Delft van 4 februari 2010 en 6 mei 2010;
  • veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Ipse De Bruggen tot op heden begroot op € 263,-- aan griffierecht en € 2.682,-- aan salaris advocaat;
Dit arrest is gewezen door mrs. V. Disselkoen, A.A. Schuering en R.S. van Coevorden en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 januari 2014 in aanwezigheid van de griffier.