ECLI:NL:GHDHA:2014:706

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 maart 2014
Publicatiedatum
11 maart 2014
Zaaknummer
2200265413
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op juwelierszaak met ernstige bedreiging en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1993, heeft samen met een mededader op gewelddadige wijze een overval gepleegd op een juwelierszaak in Den Haag. Tijdens de overval zijn er grote hoeveelheden sieraden gestolen. De verdachte heeft met een hamer vitrines kapot geslagen en zijn mededader heeft een mes getoond aan de medewerkers van de juwelierszaak, wat een zeer bedreigende situatie creëerde. Daarnaast heeft de verdachte met de hamer op de arm van een van de slachtoffers geslagen. Na de overval heeft hij samen met anderen een scooter gestolen om te kunnen ontsnappen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. De zaak is behandeld in het kader van een hoger beroep tegen een eerder vonnis waarin de verdachte was veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege was gelast. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de beslissing van het hof. Het hof heeft ook rekening gehouden met rapportages van gedragsdeskundigen die de vooruitgang van de verdachte in behandeling hebben beschreven. Uiteindelijk heeft het hof besloten dat de verdachte de opgelegde gevangenisstraf moet ondergaan, waarna de behandeling in het kader van de PIJ-maatregel kan worden hervat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002654-13
Parketnummer: 09-757570-12
Datum uitspraak: 11 maart 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 mei 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Rijnmond – Huis van Bewaring De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 9 september 2013 en 25 februari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het
onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar en is de terbeschikkingstelling van de verdachte met verpleging van overheidswege gelast.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 28 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit - het tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, nabij en/of aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het naar die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] roepen:
"Ga liggen" en/of "Liggen, liggen, liggen", althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- het met een hamer, althans met een hard voorwerp,
slaan tegen een arm van die [slachtoffer 2] en/of
- het met een hamer, althans met een hard voorwerp, inslaan van (glazen) vitrines;
2:
hij op enig tijdstip in of omstreeks de periode van 27 februari 2012 tot en met 28 februari 2012 te
's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter/snorfiets (merk: Jiajue; kenteken: D367HX),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s).
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 28 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een grote hoeveelheid sieraden, toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit - het tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- het naar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] roepen:
"Ga liggen" en/of "Liggen, liggen, liggen" en
- het met een hamer slaan tegen een arm van die [slachtoffer 2] en
- het met een hamer inslaan van glazen vitrines;
2:
hij in de periode van 27 februari 2012 tot en met 28 februari 2012 te 's-Gravenhage tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een scooter/snorfiets (merk: Jiajue; kenteken: D367HX), toebehorende aan [aangever].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde
ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met zijn mededader op een gewelddadige wijze een overval gepleegd op een juwelierszaak in Den Haag, waarbij een grote hoeveelheid sieraden is weggenomen. Tijdens de overval heeft de verdachte met een hamer een aantal vitrines kapot geslagen en heeft zijn mededader aan de medewerkers een mes getoond, hetgeen zeer bedreigend moet zijn geweest. Bovendien heeft de verdachte met de hamer op de arm van één van de slachtoffers geslagen.
Door het plegen van dit feit hebben de verdachte en zijn mededader bij de slachtoffers grote gevoelens van angst teweeg gebracht. De ervaring leert dat slachtoffers van een gewapende overval daarvan nog lange tijd psychische klachten ondervinden. Ook voor de omstanders in het winkelcentrum die getuige zijn geweest van de overval moet dit een beangstigende ervaring zijn geweest.
Voorafgaand aan deze overval heeft de verdachte zich onttrokken aan een PIJ-behandeling in Forensisch Centrum Teylingereind. Via een beveiliger heeft hij een mobiele telefoon bemachtigd; aldus heeft hij kunnen regelen dat vrienden van hem met een auto klaar stonden, zodat hij tijdens een begeleid verlof heeft kunnen vluchten.
Voorts heeft hij met anderen een scooter gestolen, kennelijk om hierop te kunnen wegvluchten na de overval op de juwelierszaak.
Het vorenstaande geeft naar het oordeel van het hof blijk van een goed voorbereid plan en een doordachte actie.
Het hof heeft omtrent de persoonlijkheid van de verdachte acht geslagen op de navolgende rapporten:
  • het psychiatrisch rapport d.d. 24 januari 2013, opgemaakt door A.M.M. van der Reijken, psychiater;
  • het psychologisch rapport d.d. 30 januari 2013, opgemaakt door drs. M.H. Keppel, GZ- en kinder en jeugdpsycholoog;
  • het PIJ-verlengingsadvies van Forensisch Centrum Teylingereind d.d. 12 februari 2013;
  • het beknopt psychiatrisch onderzoek van J.M.J.F. Offermans, psychiater.
Uit het perspectiefplan van gedragsdeskundige drs. K.G. Lampe d.d. 2 augustus 2013 komt voorts – kort en zakelijk weergegeven – naar voren dat er een positieve groei is te zien in het gedrag van de verdachte. Van een aantal eigenschappen, zoals zijn hoge controlebehoefte, introversie en rigiditeit, wordt verwacht dat deze door behandeling zeer beperkt beïnvloedbaar zijn. Binnen de Justitiële Jeugdinrichting heeft hij zich niettemin belangrijke vaardigheden eigen gemaakt of verder versterkt: het controleren van de impulsen en de agressie, een aantal belangrijke sociale vaardigheden en het onderhouden van langdurige contacten. Met meer ruimte en de regie in eigen hand maakt hij doorgaans zeer bewust en de laatste periode positieve keuzes en is hij voor zijn leeftijd zelfredzaam en autonoom. Een belangrijke vervolgstap binnen de behandeling is het door middel van het organiseren van school of werk en begeleide verloven verdachte de kans te geven zijn positieve gedragskeuzes van afgelopen jaar verder te bestendigen. Verdachte heeft na zijn onttrekking en delict, de afgelopen anderhalf jaar in volle geslotenheid wekelijks individuele behandeling gehad. De daarbij te behalen doelen zijn grotendeels behaald en verdere behandeling dient daarom uitgebreid te worden met genoemde vervolgstap.
Het hof heeft tot slot in aanmerking genomen de op verzoek van de verdediging opgemaakte nadere psychiatrische en psychologische rapportage.
Drs. Van Engers, GZ-psycholoog en orthopedagoog en drs. J.M.J.F. Offermans komen in hun rapporten van respectievelijk 29 januari 2014 en 27 januari 2014 beiden tot de conclusie dat er bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis niet anderszins omschreven met voornamelijk antisociale en narcistische kenmerken.
Voorts kan de verdachte naar mening van de gedrags-deskundigen voor het ten laste gelegde als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden beschouwd.
Van Engers adviseert aan verdachte op te leggen een TBS-maatregel met voorwaarden in een klinische forensische setting zoals bijvoorbeeld De Grote Beek, de Catamaran of Groot Batelaar, vanwege het gematigd tot hoge risico op herhaling van geweldsdelicten.
Mogelijke gedragsverandering lijkt bij verdachte nog een kans van slagen te hebben indien voor hem een overzienbaar perspectief is in het behandeltraject.
Het inkaderen van behandeling via bijzondere voorwaarden bij een (deels voorwaardelijke straf) houdt volgens Van Engers het te grote risico in dat bij recidive of het overtreden van behandelvoorwaarden alleen detentie resteert. Een langdurige detentie en dwangverpleging zouden voorts contraproductief kunnen werken.
Offermans overweegt dat voortzetting van de oude PIJ-maatregel in het kader van de overval op een juwelier valt te overwegen, gezien de grote vooruitgang die in het afgelopen jaar is geboekt en de betere motivatie van de verdachte voor behandeling en begeleiding. Mocht het hof van oordeel zijn dat de verdachte in aanmerking komt voor het volwassenenstrafrecht, dan is verdachte inmiddels voldoende gemotiveerd voor een behandeling, ook als deze aanvankelijk in klinische vorm zou moeten plaatsvinden. Deze behandeling zou kunnen plaatsvinden in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijke strafdeel. Grootste nadeel hiervan zou echter zijn
dat als verdachte zich onttrekt aan behandeling en begeleiding, er weer een verblijf in detentie zal plaatsvinden, terwijl hij juist baat heeft bij (voortgezette) behandeling en begeleiding. Offermans acht het vrij geringe verband tussen stoornis en delict echter niet ‘toereikend’ voor een tbs-advies (met voorwaarden of met dwangverpleging).
Ter terechtzitting in hoger beroep van 25 februari 2014 heeft de heer Offermans als getuige-deskundige nog verklaard dat hij uit het rapport van gedragsdeskundige Lampe heeft begrepen dat de verdachte de afgelopen periode een grote vooruitgang heeft geboekt. Ook heeft hij dit beeld in zijn contacten met de verdachte bevestigd gezien.
De verdachte is volgens Offermans thans veel beter in staat zich te verplaatsen in het leed dat hij de slachtoffers van de overval heeft aangedaan.
Gelet op genoemde positieve resultaten is Offermans van mening dat de lopende PIJ-maatregel kan worden benut voor de verdere behandeling van de verdachte.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 12 februari 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Op grond van de richtlijnen voor soortgelijke feiten en de ernst van de door de verdachte gepleegde feiten acht het hof in beginsel de door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest passend en geboden.
Gelet echter op de inhoud van de recente rapportages en het feit dat de Penitentiaire Kamer van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden de PIJ-maatregel in de eerdere zaak met parketnummer 09-752003-10 tegen de verdachte (betreffende onder meer een overval op een Texaco benzinestation) op 13 februari 2014 met 18 maanden heeft verlengd, is het hof van oordeel dat het in het belang is van de verdachte dat de hervatting van zijn behandeling in het kader van die PIJ-maatregel nog dit jaar aanvangt. Daarbij heeft het hof ook gelet op de grote vooruitgang die door mevrouw Lampe is geschetst, welke bevestigd is door de heer Offermans, en gezien de betere motivatie voor behandeling en begeleiding van de verdachte. De verdachte kan de door rapporteurs geadviseerde behandeling ondergaan in het kader van de lopende PIJ-maatregel, waarvan de executie zal worden hervat ná het ondergaan van de in de onderhavige strafzaak op te leggen gevangenisstraf. Het hof heeft daarbij gelet op de ingangsdatum waarop de verdachte voor de onderhavige zaak in voorlopige hechtenis is geplaatst.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof acht het van groot belang dat de in de onderhavige zaak opgemaakte rapporten ter beschikking worden gesteld aan de Dienst Justitiële Inrichtingen, zodat deze kunnen worden meegenomen in de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel in de andere zaak tegen de verdachte. Het hof verzoekt de advocaat-generaal daartoe zorg te dragen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
24 (vierentwintig) maanden.
Het hof verzoekt de advocaat-generaalte bewerkstelligen dat de in de onderhavige zaak opgemaakte rapporten betreffende de persoonlijkheid van de verdachte ter beschikking worden gesteld aan de Dienst Justitiële Inrichtingen, zodat deze gebruikt kunnen worden bij de tenuitvoerlegging van de PIJ-maatregel in de zaak met parketnummer 09-752003-10 tegen de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, mr. J.A.C. Bartels en mr. A.P. van der Linden, in bijzijn van de griffier mr. C.E. Koppelaars.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 maart 2014.
Mr. A.P. van der Linden is buiten staat dit arrest te ondertekenen.