In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 5 maart 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die in eerste aanleg door de rechtbank Rotterdam was veroordeeld voor het bezit van een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen en films. De verdachte had deze beelden, waaronder materiaal van jonge kinderen, gedownload van internet en op zijn computer opgeslagen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte al ongeveer tien jaar bezig was met het verzamelen van kinderporno, wat een ernstige schending van de norm tegen seksueel misbruik van jeugdigen inhoudt. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, maar het hof heeft besloten om het vonnis te vernietigen voor wat betreft de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
Het hof heeft de straf bepaald op 26 weken gevangenisstraf, waarvan 23 weken voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De verdachte moet zich tijdens deze proeftijd houden aan de voorschriften van de reclassering, die ook een ambulante behandeling kan inhouden. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij sinds maart 2013 onder behandeling is bij een psycholoog. De verdachte heeft zijn schuld erkend en heeft openheid gegeven naar zijn omgeving. Het hof heeft ook de lange periode waarin de verdachte het materiaal heeft verzameld in overweging genomen, maar heeft besloten om een groot deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen om herhaling te voorkomen.
De uitspraak van het hof bevestigt de noodzaak om strenge maatregelen te nemen tegen het bezit van kinderpornografisch materiaal, en benadrukt de impact van dergelijke daden op de slachtoffers. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de beslissing is genomen in het belang van zowel de verdachte als de samenleving.