Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[naam verdachte],
6 januari 2014.
[aangever A] en de getuige [getuige B], nu het daarbij om feitelijkheden gaat die grotendeels door de verdachte zijn erkend. Bij deze stand van zaken ziet het hof geen noodzaak voor een woordelijke uitwerking van het verhoor van het slachtoffer.
1 juni 2011 tot en met 13 januari 2012 te Zoetermeer, door feitelijkheden [naam slachtoffer] (geboren op 1 juli 1918) meermalen heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen bestaande uit
- het zoenen op de mond van die [naam slachtoffer] en
- het pakken van de hand van die [naam slachtoffer] en het leggen van de hand van die [naam slachtoffer] op zijn geslachtsdeel en
- zichzelf bevredigen in de directe nabijheid van die [naam slachtoffer]
- het komen op de kamer van die [naam slachtoffer] in het verzorgingshuis waar zij verblijft en
- het gaan staan naast die [naam slachtoffer] die slecht ter been is en
- aldus een situatie creëren waarin die [naam slachtoffer] zich niet aan hem kon onttrekken en
- het onverhoeds pakken van de hand van die [naam slachtoffer] en die hand naar zijn geslachtsdeel brengen.
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid, meermalen gepleegd.
BESLISSING
taakstrafbestaande uit een werkstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
hechtenis.
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.