In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, betreft het een hoger beroep in een huurzaak waarbij de appellant, zonder bekende woon- of verblijfplaats, vertegenwoordigd werd door mr. M.E. Hoogenraad. De geïntimeerde, Stichting Maasdelta Groep, gevestigd te Spijkenisse, werd vertegenwoordigd door mr. R.W.F. Heijmeriks. Het hof heeft eerder, op 13 mei 2014, een tussenarrest gewezen waarin een comparitie na aanbrengen werd bevolen. Tijdens deze comparitie, die op 3 juli 2014 plaatsvond, werd de mogelijkheid van de Second Opinion-procedure besproken. Beide partijen hebben na afloop van de comparitie een SO-formulier ingevuld en ondertekend, waarmee zij instemden met de procedure zoals vastgelegd in het Second Opinion Reglement (SOR). De enige grief van de appellant was dat de rechtbank Rotterdam (sector kanton) ten onrechte niet heeft beslist overeenkomstig hetgeen hij in eerste aanleg had gevorderd. Het hof heeft de overwegingen van de kantonrechter overgenomen en het bestreden vonnis bekrachtigd zonder nadere motivering, zoals toegestaan onder artikel 4.2 SOR. De appellant werd veroordeeld in de kosten van de procedure in hoger beroep, die zijn beperkt tot het door de geïntimeerde betaalde griffiegeld en een punt volgens het liquidatietarief. Het hof heeft in zijn beslissing de kosten van de procedure vastgesteld op een totaalbedrag van € 1.598,00, bestaande uit € 704,00 voor griffierecht en € 894,00 voor salaris advocaat. Dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 november 2014.