ECLI:NL:GHDHA:2014:4638

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2014
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
22-002160-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal door middel van braak met disproportioneel geweld bij aanhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 mei 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1978 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was samen met een ander betrokken bij een poging tot diefstal door middel van braak op 28 april 2013 in Zoetermeer. De verdachte werd in eerste aanleg veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen weken, maar ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzitting van 30 april 2014 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

Het hof oordeelde dat de aanhouding van de verdachte met disproportioneel geweld gepaard ging door de inzet van een politiehond. De raadsman van de verdachte betoogde dat de inzet van de hond niet geoorloofd was, maar het hof concludeerde dat de politie handelde binnen de grenzen van de wet. De verdachte had zich verstopt in een pand waar hij samen met een medeverdachte was aangetroffen. De politie had een melding ontvangen van een alarm en bevond zich in een potentieel gevaarlijke situatie. Het hof oordeelde dat de inzet van de politiehond gerechtvaardigd was onder de omstandigheden.

De verdachte werd vrijgesproken van het tweede feit, dat betrekking had op de aanwezigheid van amfetamine, omdat niet bewezen kon worden dat de in beslag genomen stof daadwerkelijk amfetamine was. Het hof bevestigde de bewezenverklaring van de poging tot diefstal en legde een gevangenisstraf van acht weken op. Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gegrond verklaard, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Het hof verklaarde de in beslag genomen voorwerpen verbeurd en gelastte de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002160-13
Parketnummers: 09-818185-13 en 09-925882-12
Datum uitspraak: 14 mei 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 8 mei 2013 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1978,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van
30 april 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder
1 primair en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negen weken, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 28 april 2013 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een pand (gelegen [adres]) weg te nemen (een) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen zich naar dat pand heeft/hebben begeven en/of (vervolgens) met een koevoet, althans een voorwerp een (voor)deur van dat pand heeft/hebben opengebroken/verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 28 april 2013 te Zoetermeer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een (voor)deur, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door toen en daar opzettelijk en wederrechtelijk die (voor)deur met een koevoet, althans een voorwerp, open te breken/te verbreken;
2:
hij op of omstreeks 28 april 2013 te Zoetermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1,0 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Door de raadsman van de verdachte is betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte dient te worden verklaard, nu in de visie van de raadsman de aanhouding van de verdachte met disproportioneel geweld gepaard is gegaan door de inzet van een politiehond, waarop geen toezicht werd gehouden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de Politiewet en de ambtsinstructie voor de politie volgt dat de inzet van een politiehond geoorloofd is onder direct en voortdurend toezicht van een geleider. Gelet op het gerelateerde in het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van aanhouding (PL15A2 2013083484-2) en hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep is verklaard door de getuige [benadeelde partij], is niet gebleken dat is gehandeld in strijd met voornoemde Politiewet en ambtsinstructie. De desbetreffende diensthond is ingezet door en onder toezicht van een gecertificeerd geleider en vóór de inzet is een uitdrukkelijke waarschuwing gegeven.
Voorts is naar het oordeel van het hof voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Immers, de politie heeft zich midden in de nacht, na daartoe een melding te hebben gekregen, naar het bewuste pand aan de [adres] te Zoetermeer begeven, alwaar een “alarm meerdere zones” was afgegaan. Blijkens de verklaring van voornoemde getuige gaat het om een groot pand, waar vaker wordt ingebroken en dat bekend staat als donker en gevaarlijk, vanwege gaten in de vloer en een gebrek aan elektriciteitsvoorzieningen. Hierdoor was de inzet van een politiehond wenselijk en naar oordeel van het hof te billijken. Na het betreden van het pand door de hondengeleider met de hond is meerdere malen op duidelijke en niet mis te verstane wijze aangeroepen: “Politie, maak u kenbaar of de hond wordt ingezet”, waarop niet werd gereageerd. Voor de politie was het onder deze omstandigheden onduidelijk wie zich in het pand had(den) verschanst. Hierdoor moest rekening worden gehouden met mogelijk geweld van de zijde van de indringer(s) die, ondanks herhaaldelijk aanroepen, niet wilden antwoorden en zich niet wilde(n) vertonen. Op enig moment is de medeverdachte van onder de vloer tevoorschijn gekomen. Bij hem werd een koevoet en stanleymes aangetroffen. Vervolgens werd een tweede persoon onder de vloer waargenomen (naar later bleek was dat de verdachte) die (verder) weg kroop toen de politie riep dat ook hij tevoorschijn moest komen. Daarop werd de politiehond een gat in de vloer ingestuurd. De politie vond het te gevaarlijk zelf de vloer in te kruipen. Toen een pijnkreet werd gehoord is het commando 'los' gegeven, waarna de hond direct heeft losgelaten. De verdachte heeft zich vervolgens overgegeven.
Naar het oordeel van het hof is het te betreuren dat de verdachte bij zijn aanhouding door het bijten van de hond letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft deze omstandigheid echter over zichzelf afgeroepen door zich in het donkere pand te verstoppen en – anders dan de medeverdachte – er voor te kiezen niet tevoorschijn te komen toen de politie hem dat duidelijk had opgedragen. Daarnaast is niet aannemelijk geworden dat de hondengeleider de hond langer heeft laten bijten dan noodzakelijk was.
Naar het oordeel van het hof is niet in strijd met de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit gehandeld. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt dan ook verworpen.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 2
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het hof overweegt hieromtrent als volgt:
Uit het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (PL1551 2013083484-21) blijkt dat uit het onderzoek naar de onder de verdachte inbeslaggenomen stof geen eensluidend resultaat is voortgekomen. Bovendien is omtrent de inbeslaggenomen stof geen rapport van het NFI voorhanden. Nu ook anderszins niet is komen vast te staan dat de onder de verdachte inbeslaggenomen stof daadwerkelijke amfetamine is, behoort de verdachte daarvan te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks28 april 2013 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
in/uit een pand (gelegen [adres]) weg te nemen
(een)goed
(eren
)van
zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en
/ofdie
/datweg te nemen goed
(eren
)van
zijn/hun gading onder
zijn/hun bereik te brengen door middel van braak,
verbreking en/of inklimming,met
een of meer vanzijn mededader
(s), althans alleenzich naar dat pand heeft
/hebbenbegeven en
/of(vervolgens) met een koevoet
, althans een voorwerpeen
(voor
)deur van dat pand heeft
/hebbenopengebroken
/verbroken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Verweer
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep – zakelijk weergegeven – bepleit dat de verdachte onder meer dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. Hiertoe heeft de raadsman betoogd dat zijn cliënt voornemens was om het pand te kraken en aldaar een feest te geven. Er was bij zijn cliënt geen voornemen om te stelen. Het is dan ook niet overtuigend bewezen dat zijn cliënt het oogmerk had op wederrechtelijke toeëigening en er was geen sprake van uitvoeringshandelingen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof acht het alternatieve scenario, inhoudende dat de verdachte in het pand aanwezig was met de bedoeling dit te kraken, niet uitgesloten. Dit alternatieve scenario sluit naar het oordeel van het hof echter niet uit dat de verdachte, gelet op de uiterlijke omstandigheden, ook voornemens was om tezamen met een ander zich goederen wederrechtelijk toe te eigenen.
Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen:
  • de verdachte en de medeverdachte hebben vooraf besproken om samen naar het pand aan de [adres] te Zoetermeer te gaan (PL1551 2013083484-15 en PL1551 2013083484-14);
  • de verdachte en de medeverdachte zijn door de politie aangetroffen in voornoemd pand (PL1551 2013083484-2);
  • De voordeur van het pand was verbroken (PL1551 2013083484-1);
  • De politie heeft ter plaatse gekomen bij het pand een tas met daarin inbrekerswerktuigen aangetroffen, waarvan de verdachte heeft verklaard dat deze hem toebehoort (PL1551 2013083484-7 en PL1551 2013083484-15);
  • De verdachte en medeverdachte waren in het pand in het bezit van stanleymessen, een koevoet en een multitool, welke voorwerpen, naar het hof oordeelt, onder de geven omstandigheden als inbrekerswerktuig kunnen worden aangemerkt(PL155A2 2013083484-2);
  • De verdachte heeft getracht te ontkomen door zich onder de vloer op te houden en (verder) weg te kruipen en hij heeft niet gereageerd op aanroepen van de politie noch tegenover de politie aangegeven, toen hij eenmaal was gevonden, dat hij bezig was met kraken (PL155A2 2013083484-2);
  • De verdachte heeft verklaard dat de medeverdachte ‘vaker is van: we moeten dat meenemen’, als dat maar geld oplevert, zoals metaal en kabels (PL1551 2013083484-15).
Uit de ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde verklaring van de getuige [benadeelde partij] blijkt dat na elke inbraak in het desbetreffende pand de (braak)sporen daarvan worden gerepareerd. Het hof acht het derhalve niet aannemelijk dat de aangetroffen braaksporen van een andere gebeurtenis afkomstig zijn. Deze getuige heeft ook verklaard dat er nog genoeg koper te halen is in het pand.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, komt het hof tot het oordeel dat de verdachte tezamen met een ander bij het desbetreffende pand heeft ingebroken met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening. Het verweer wordt verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van braak. Aldus heeft de verdachte schade veroorzaakt en blijk gegeven van een gebrek aan respect voor het eigendomsrecht van een ander. De verdachte heeft kennelijk uitsluitend oog gehad voor zijn eigen financiële gewin.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 april 2014, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende en mede gelet op de speciale en generale preventie - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Beslag
Verbeurd verklaren
De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn op de beslaglijst onder 1, 2, 3 en 4 genummerde voorwerpen:
- 1 stk zaklamp;
- zwart 1 stk portofoon zwart;
- 1 stk stanleymes zwart;
- 1 stk mes rood,
volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het onder 1 primair bewezen verklaarde is begaan. Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurdverklaren. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Onttrekken aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals op de beslaglijst onder 5 genummerd, te weten 1 stk amfetamine, is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu dit bij gelegenheid van het onderzoek naar het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde werd aangetroffen en dit aan de verdachte toebehorende voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.
Vordering tenuitvoerlegging
Bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van
20 september 2012 onder parketnummer 09-925882-12 is de verdachte veroordeeld tot één week gevangenisstraf, met bevel dat die gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd onder de algemene voorwaarde dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gepersisteerd bij de in eerste aanleg ingediende vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf, op grond dat de verdachte de hiervoor bedoelde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd.
In hoger beroep is komen vast te staan dat de verdachte de genoemde algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. De verdachte heeft immers het in de onderhavige strafzaak bewezen verklaarde feit begaan terwijl de hiervoor bedoelde proeftijd nog niet was verstreken.
De vordering van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van die niet-tenuitvoergelegde straf is derhalve gegrond.
Het hof zal daarom de gevorderde tenuitvoerlegging gelasten.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36d, 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1 stk zaklamp zwart;
- 1 stk portofoon zwart;
- 1 stk stanleymes zwart;
- 1 stk mes rood.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- 1 stk amfetamine.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter te 's-Gravenhage van 20 september 2012, parketnummer 09-925882-12, te weten van:
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door mr. A.J.M. Kaptein,
mr. R.F. de Knoop en mr. J.J. van Eck, in bijzijn van de griffier mr. S. Imami.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 mei 2014.
Mr. R.F. de Knoop en mr. J.J. van Eck zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.