ECLI:NL:GHDHA:2014:4634

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 maart 2014
Publicatiedatum
9 juni 2015
Zaaknummer
22-001534-13
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor schennis van de eerbaarheid tegenover minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 april 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan schennis van de eerbaarheid tegenover drie minderjarige kinderen in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar. De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het tonen van zijn geslachtsdeel en masturbatie in het zicht van deze kinderen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 98 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren. Tijdens de proeftijd moet de verdachte zich melden bij de Reclassering Nederland en onder behandeling blijven van een forensische zorginstelling. De rechtbank had eerder een vergelijkbare straf opgelegd, maar het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor wat betreft de vrijspraak van enkele tenlastegelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen die niet bewezen zijn verklaard. De vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen zijn toegewezen tot een bedrag van € 250,-- per slachtoffer, maar de benadeelde partijen zijn niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen omdat de verdachte van de meeste tenlasteleggingen is vrijgesproken. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001534-13
Parketnummer: 09-925430-12
Datum uitspraak: 30 april 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 21 maart 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1994,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van16 april 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het eerste en tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland zal melden, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk vindt, alsmede dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke forensische zorginstelling.
Voorts zijn de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], toegewezen, elk tot het gevorderde bedrag van € 250,--, en zijn aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de voornoemde slachtoffers opgelegd tot een bedrag van € 250,-- subsidiair 5 dagen hechtenis voor elk van de slachtoffers.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 2 april 2012 tot en met 7 mei 2012 te Zoetermeer (telkens) een of meerdere personen te weten:
a. a) [benadeelde partij 2] (geboren op [geboortejaar]) en/of
b) [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortejaar]) en/of
c) [benadeelde partij 3] (geboren op [geboortejaar]) en/of
d) [benadeelde partij 4] (geboren op [geboortejaar]) en/of
e) [benadeelde partij 5] (geboren op [geboortejaar])
waarvan verdachte (telkens) redelijkerwijs moest vermoeden dat deze perso(o)n(en) de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met het ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte (telkens) in directe aanwezigheid van die perso(o)n(en) en/of terwijl die perso(o)n(en) direct zicht hadden op hem, verdachte:
- zijn broek
opengemaakten/of onderbroek laten zakken, waardoor zijn
geslachtsdeel te zien was en/of (vervolgens)
- zijn geslachtsdeel aangeraakt en/of (vervolgens)
- zichzelf gemastubeerd;
en/of:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 april 2012 tot en met 7 mei 2012 te Zoetermeer (telkens) op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten:
a. a) (een poort achter woningen gelegen aan) het Bladgroen
en/of de Paletsingel en/of
b) het Burgemeester Hoekstra park (en/of een aan dat park
grenzende straat) en/of
c) Donaublauw,
zijn geslachtsdeel heeft ontbloot en/of heeft getoond aan:
a. a) [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of
b) [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of
c) [benadeelde partij 5],
althans zich op genoemde plaatsen (telkens) met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
en/of
in aanwezigheid/in het zicht van [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] zijn broek heeft opengedaan en/of zijn onderbroek heeft laten zakken en/of zijn geslachtsdeel heeft aangeraakt en/of (vervolgens) heeft gemasturbeerd.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte
Ingevolge artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering stelt het openbaar ministerie ter zake van een misdrijf omschreven in de artikelen 245, 247, 248a, 248d of 248e van het Wetboek van Strafrecht en gepleegd ten aanzien van een minderjarige die twaalf jaar of ouder is, de minderjarige zo mogelijk in de gelegenheid zijn of haar mening over het gepleegde feit kenbaar te maken.
Het hof stelt ambtshalve vast dat, terwijl sprake is van een verdenking van het misdrijf omschreven in artikel 248d Sr, het minderjarige slachtoffer [benadeelde partij 4] is op 5 juni 2012 gehoord en bij die gelegenheid op de vraag wat er volgens haar zou moeten gebeuren, heeft geantwoord dat ze vindt dat hij wel straf moet krijgen. Daarmee is naar het oordeel van het hof voldaan aan het bepaalde in genoemd artikel 167a.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar het een kind met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen. Dit artikel betreft een uitbreiding van de strafbaarstelling van schennis van de eerbaarheid, als bedoeld in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht, met name ten aanzien van seksuele handelingen waarbij een kind vrijwillig tegenwoordig is.
Het bestanddeel “ertoe bewegen” impliceert taalkundig een actieve gedraging gericht op het brengen/overhalen van het kind tot het getuige zijn van seksuele handelingen.
Het hof stelt op grond van de aangiftes vast dat er voorafgaand aan of tijdens de seksuele handelingen van verdachte geen sprake is geweest van enige vorm van contact tussen verdachte en de slachtoffers. De slachtoffers zijn onverhoeds in feite vanuit het niets geconfronteerd met verdachte die zijn geslachtsdeel heeft getoond en zich heeft afgetrokken.
Dit leidt tot de gevolgtrekking dat het tenlastegelegde bestanddeel “ertoe bewegen” niet kan worden bewezen.
Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
Voorts is naar het oordeel van het hof, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het dossier, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om handelingen, zoals ten laste gelegd in het tweede cumulatief/alternatief, gericht tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] bewezen te verklaren, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hijop een of meer tijdstippeninof omstreeksde periode van 2 april 2012 tot en met 7 mei 2012 te Zoetermeer(telkens)op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten:
a.
a)(een poort achter woningen gelegen aan)het Bladgroenen/of de Paletsingel en/of
b) het Burgemeester Hoekstra park(en/of een aan dat parkgrenzende straat)en/of
c) het Donaublauw,
zijn geslachtsdeel heeft ontbloot en/ofheeft getoond aan:
a.
a) [benadeelde partij 2]en/of [benadeelde partij 1]en/of
b)[benadeelde partij 3] en/of[benadeelde partij 4] en/of
c) [benadeelde partij 5],

althans zich op genoemde plaatsen (telkens) met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;

en/of

in aanwezigheid/in het zicht van[benadeelde partij 3] en/of[benadeelde partij 4] en/of[benadeelde partij 5]zijn broek heeft opengedaan en/of zijn onderbroek heeft laten zakken en/ofzijn geslachtsdeel heeft aangeraakt en/of(vervolgens)heeft gemasturbeerd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging I
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman het verweer gevoerd dat gelet de tekst van de vordering wijziging tenlastelegging in eerste aanleg, waarin staat dat een alternatief feit wordt toegevoegd, de rechtbank ten onrechte beide feiten bewezen heeft verklaard.
Het hof verwerpt dit verweer, nu immers in de gewijzigde tenlastelegging staat vermeld “en/of” en in de vordering tot wijziging tenlastelegging in hoger beroep ook nog eens tot uitdrukking is gebracht dat de tenlastelegging als cumulatief/alternatief moet worden opgevat.
Nadere bewijsoverweging II
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu in deze zaak geen sprake is van een voor het bewijs bruikbare herkenning, een en ander zoals nader toegelicht in de door hem overgelegde pleitnotities.
Het hof verwerpt dit verweer, nu zich in het dossier voldoende andere bewijsmiddelen bevinden om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.
Voorts heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep het verweer gevoerd dat de getuigen elkaar hebben beïnvloed, een en ander zoals nader toegelicht in de door hem overgelegde pleitnotities.
Het hof stelt vast dat door de slachtoffers over uiteenlopende situaties verklaringen zijn afgelegd, die ook verschillen bevatten ten aanzien van hetgeen zij hebben waargenomen. Voorts stelt het hof vast dat de verklaringen niet letterlijk met elkaar overeenkomen.
Daarnaast hebben enkele van de kinderen direct na het voorval aan hun vader dan wel moeder verteld over wat zij hebben waargenomen, waarna namens hen aangifte is gedaan.
Naar het oordeel van het hof mist, gelet op het voorgaande, de stelling van de raadsman feitelijke grondslag.
Het hof is op grond van het vorenstaande van oordeel, dat noch ten aanzien van de inhoud noch ten aanzien van de wijze van totstandkoming van de aangiftes aan de betrouwbaarheid ervan hoeft te worden getwijfeld.
De verklaringen kunnen dus voor het bewijs worden gebezigd en het ter zake gevoerde verweer dient te worden verworpen.
Nu het hof geen gebruik maakt van schakelbewijs, behoeft het daarop betrekking hebbende verweer van de raadsman geen bespreking.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde levert op:
Schennis van de eerbaarheid op of aan een plaats, voor het openbaar verkeer bestemd, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van schennis van de eerbaarheid tegenover drie kinderen in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar. Hij heeft ten overstaan van deze drie jonge kinderen zijn geslachtsdeel getoond en heeft zich ten overstaan van twee van hen ook afgetrokken. Uit de verklaringen van de kinderen in het dossier blijkt dat zij daarvan allemaal hevig zijn geschrokken. De verdachte heeft met zijn handelen slechts oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen behoeften en is voorbijgegaan aan de (mogelijke) gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers. Een kind dat met dergelijk handelen wordt geconfronteerd, loopt het risico hierdoor te worden belemmerd in het doormaken van een gezonde (seksuele) ontwikkeling. Daarnaast tast een dergelijk handelen het gevoel van rust en veiligheid van andere jonge kinderen en hun ouders in de betreffende woonomgeving aan, zoals ook hier het geval is geweest. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 april 2014, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen. Ook een jarenlange behandeling heeft kennelijk een herhaling niet kunnen voorkomen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden is.
Teneinde in de toekomst herhaling te voorkomen, acht het hof het noodzakelijk aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarde te koppelen, zoals in eerste aanleg is opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 1]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 250,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag € 250,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte van dat deel van de tenlastelegging wordt vrijgesproken waar de vordering van de benadeelde partij betrekking op heeft, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Vordering tot schadevergoeding [benadeelde partij 2]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij 2] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 250,--.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag € 250,--.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij ter zake van het bewezen verklaarde een onevenredige belasting van het strafgeding op, mede gelet op de voorwaarden die de wet in artikel 6:106 Burgerlijk Wetboek stelt aan de toewijsbaarheid van een vordering tot vergoeding van immateriële schade.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 63 en 239 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
98 (achtennegentig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
60 (zestig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de volledige proeftijd zal melden bij de Reclassering Nederland, regio Den Haag, Bezuidenhoutseweg 179 (2594 AH) Den Haag, zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, alsmede dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke forensische zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] in haar vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, mr. R.F. de Knoop en mr. N. Zandbergen, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 april 2014.
Mr. N. Zandbergen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.