[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1994,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van16 april 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het eerste en tweede alternatief/cumulatief ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 98 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij Reclassering Nederland zal melden, zo vaak en zo lang de reclassering dit noodzakelijk vindt, alsmede dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van De Waag of een soortgelijke forensische zorginstelling.
Voorts zijn de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2], toegewezen, elk tot het gevorderde bedrag van € 250,--, en zijn aan de verdachte de schadevergoedingsmaatregelen ten behoeve van de voornoemde slachtoffers opgelegd tot een bedrag van € 250,-- subsidiair 5 dagen hechtenis voor elk van de slachtoffers.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks de periode van 2 april 2012 tot en met 7 mei 2012 te Zoetermeer (telkens) een of meerdere personen te weten:
a. a) [benadeelde partij 2] (geboren op [geboortejaar]) en/of
b) [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortejaar]) en/of
c) [benadeelde partij 3] (geboren op [geboortejaar]) en/of
d) [benadeelde partij 4] (geboren op [geboortejaar]) en/of
e) [benadeelde partij 5] (geboren op [geboortejaar])
waarvan verdachte (telkens) redelijkerwijs moest vermoeden dat deze perso(o)n(en) de leeftijd van zestien jaren nog niet had(den) bereikt, met het ontuchtig oogmerk ertoe heeft bewogen getuige te zijn van seksuele handelingen, immers heeft verdachte (telkens) in directe aanwezigheid van die perso(o)n(en) en/of terwijl die perso(o)n(en) direct zicht hadden op hem, verdachte:
- zijn broek
opengemaakten/of onderbroek laten zakken, waardoor zijn
geslachtsdeel te zien was en/of (vervolgens)
- zijn geslachtsdeel aangeraakt en/of (vervolgens)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 2 april 2012 tot en met 7 mei 2012 te Zoetermeer (telkens) op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten:
a. a) (een poort achter woningen gelegen aan) het Bladgroen
en/of de Paletsingel en/of
b) het Burgemeester Hoekstra park (en/of een aan dat park
grenzende straat) en/of
zijn geslachtsdeel heeft ontbloot en/of heeft getoond aan:
a. a) [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 1] en/of
b) [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of
c) [benadeelde partij 5],
althans zich op genoemde plaatsen (telkens) met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;
in aanwezigheid/in het zicht van [benadeelde partij 3] en/of [benadeelde partij 4] en/of [benadeelde partij 5] zijn broek heeft opengedaan en/of zijn onderbroek heeft laten zakken en/of zijn geslachtsdeel heeft aangeraakt en/of (vervolgens) heeft gemasturbeerd.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de vervolging van de verdachte
Ingevolge artikel 167a van het Wetboek van Strafvordering stelt het openbaar ministerie ter zake van een misdrijf omschreven in de artikelen 245, 247, 248a, 248d of 248e van het Wetboek van Strafrecht en gepleegd ten aanzien van een minderjarige die twaalf jaar of ouder is, de minderjarige zo mogelijk in de gelegenheid zijn of haar mening over het gepleegde feit kenbaar te maken.
Het hof stelt ambtshalve vast dat, terwijl sprake is van een verdenking van het misdrijf omschreven in artikel 248d Sr, het minderjarige slachtoffer [benadeelde partij 4] is op 5 juni 2012 gehoord en bij die gelegenheid op de vraag wat er volgens haar zou moeten gebeuren, heeft geantwoord dat ze vindt dat hij wel straf moet krijgen. Daarmee is naar het oordeel van het hof voldaan aan het bepaalde in genoemd artikel 167a.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Artikel 248d van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar het een kind met ontuchtig oogmerk ertoe bewegen getuige te zijn van seksuele handelingen. Dit artikel betreft een uitbreiding van de strafbaarstelling van schennis van de eerbaarheid, als bedoeld in artikel 239 van het Wetboek van Strafrecht, met name ten aanzien van seksuele handelingen waarbij een kind vrijwillig tegenwoordig is.
Het bestanddeel “ertoe bewegen” impliceert taalkundig een actieve gedraging gericht op het brengen/overhalen van het kind tot het getuige zijn van seksuele handelingen.
Het hof stelt op grond van de aangiftes vast dat er voorafgaand aan of tijdens de seksuele handelingen van verdachte geen sprake is geweest van enige vorm van contact tussen verdachte en de slachtoffers. De slachtoffers zijn onverhoeds in feite vanuit het niets geconfronteerd met verdachte die zijn geslachtsdeel heeft getoond en zich heeft afgetrokken.
Dit leidt tot de gevolgtrekking dat het tenlastegelegde bestanddeel “ertoe bewegen” niet kan worden bewezen.
Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
Voorts is naar het oordeel van het hof, gelet op het verhandelde ter terechtzitting en de inhoud van het dossier, onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om handelingen, zoals ten laste gelegd in het tweede cumulatief/alternatief, gericht tegen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 3] bewezen te verklaren, zodat de verdachte ook daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hijop een of meer tijdstippeninof omstreeksde periode van 2 april 2012 tot en met 7 mei 2012 te Zoetermeer(telkens)op of aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten:
a.
a)(een poort achter woningen gelegen aan)het Bladgroenen/of de Paletsingel en/of
b) het Burgemeester Hoekstra park(en/of een aan dat parkgrenzende straat)en/of
zijn geslachtsdeel heeft ontbloot en/ofheeft getoond aan:
a.
a) [benadeelde partij 2]en/of [benadeelde partij 1]en/of
b)[benadeelde partij 3] en/of[benadeelde partij 4] en/of
c) [benadeelde partij 5],
althans zich op genoemde plaatsen (telkens) met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden;