[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortejaar] 1977,
[adres].
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 15 december 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde en dat hij ter zake van het onder 1 meer subsidiair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair, subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als nader in het vonnis omschreven.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [persoon 1], heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het (meermalen)
- ( tong)zoenen (op de mond) van die [persoon 1] en/of
- brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [persoon 1] en/of
- betasten en/of zoenen van en/of likken aan de borst(en) en/of tepel(s) van die [persoon 1];
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het tegen de wil van die [persoon 1] (meermalen)
- ( tong)zoenen (op de mond) van die [persoon 1] en/of
- halen van de borsten uit de BH van die [persoon 1] en/of (vervolgens)
- betasten en/of zoenen van en/of likken aan de borst(en) en/of tepel(s) van die [persoon 1] en/of
- zeggen tegen die [persoon 1] dat zij hem, verdachte, moest pijpen en/of
- zeggen tegen die [persoon 1], dat als zij hem, verdachte, niet zou pijpen, dat zij dan weg en/of uit de auto moest gaan en/of
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [persoon 1] en/of
- door die [persoon 1] laten likken aan en/of pijpen van zijn, verdachtes, penis en/of
- slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen op/tegen de mond en/of het voorhoofd, althans het hoofd van die [persoon 1] en/of
- ( aldus) voor die [persoon 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,, althans in Nederland, met iemand, te weten [persoon 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [persoon 1] in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn / haar geestvermogens leed dat die [persoon 1] niet of onvolkomen in staat was zijn / haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [persoon 1], namelijk het (meermalen)
- ( tong)zoenen (op de mond) van die [persoon 1] en/of
- halen van de borsten uit de BH van die [persoon 1] en/of (vervolgens)
- betasten en/of zoenen van en/of likken aan de borst(en) en/of tepel(s) van die [persoon 1] en/of
- brengen van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [persoon 1] en/of
- door die [persoon 1] laten likken aan en/of pijpen van zijn, verdachtes, penis;
Meer subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland, door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [persoon 1], heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het (meermalen)
- ( tong)zoenen (op de mond) van die [persoon 1] en/of
- betasten en/of zoenen van en/of likken aan de borst(en) en/of tepel(s) van die [persoon 1];
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het tegen de wil van die [persoon 1] (meermalen)
- ( tong)zoenen (op de mond) van die [persoon 1] en/of
- halen van de borsten uit de BH van die [persoon 1] en/of (vervolgens)
- betasten en/of zoenen van en/of likken aan de borst(en) en/of tepel(s) van die [persoon 1] en/of
- zeggen tegen die [persoon 1] dat zij, hem, verdachte, moest pijpen en/of
- zeggen tegen die [persoon 1], dat als zij hem, verdachte, niet zou pijpen, dat zij dan weg en/of uit de auto moest gaan en/of
- slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen op/tegen de mond en/of het voorhoofd, althans het hoofd van die [persoon 1] en/of
- ( aldus) voor die [persoon 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
Meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard,, althans in Nederland, met [persoon 1], van wie hij, verdachte, wist dat die [persoon 1] in staat van bewusteloosheid of lichamelijke onmacht verkeerde, dan wel aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn / haar geestvermogens leed dat die [persoon 1] niet of onvolkomen in staat was zijn / haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, namelijk het (meermalen)
- ( tong)zoenen (op de mond) van die [persoon 1] en/of
- betasten en/of zoenen van en/of likken aan de borst(en) en/of tepel(s) van die [persoon 1];
2:
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [persoon 1]), (meermalen) heeft geslagen en/of gestompt en/of geschopt en/of getrapt op/tegen de mond en/of het voorhoofd, althans het hoofd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
3:
hij op of omstreeks 06 februari 2011 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is naar het oordeel van het hof onvoldoende wettig en overtuigend naar voren gekomen dat verdachte het hem onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Evenals de rechtbank heeft het hof twijfels omtrent de betrouwbaarheid van de belastende verklaringen van het slachtoffer, mede gelet op de omtrent de persoon van het slachtoffer opgemaakte rapportages waarin naar voren komt dat zij een verstandelijke beperking heeft, seksueel ontremd gedrag vertoont en gefixeerd is op mannen.
Met de uitkomst van het NFI onderzoek moet uiterst behoedzaam worden omgegaan. Het betreft indirect bewijs dat verdachte weliswaar niet uitsluit, maar ook andere daders niet uitsluit. Naar het oordeel van het hof kan dit onderzoek dan ook onvoldoende overtuigend bijdragen aan de slotsom dat verdachte de hem verweten gedragingen heeft begaan.
De bevindingen naar aanleiding van het onderzoek van de historische gegevens van de mobiele telefoons van de aangeefster en de verdachte kunnen als indirect bewijs weliswaar in deze bijdragen tot een verdenking jegens verdachte, maar moeten eveneens met de nodige behoedzaamheid voor het bewijs worden gehanteerd. Als mede dragend voor het wettig en overtuigend bewijs dat het verdachte moet zijn geweest die het hem tenlastegelegde heeft gepleegd zijn deze naar het oordeel van het hof dan ook onvoldoende overtuigend.
Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde overweegt het hof voorts nog dat de verklaringen van het slachtoffer onvoldoende steun vinden in ander overtuigend bewijs. De door het openbaar ministerie naar voren gebrachte FARR-verklaring betreffende het letsel van de aangeefster acht het hof daartoe onvoldoende.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde overweegt het hof voorts nog dat uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep niet wettig en overtuigend naar voren is gekomen dat verdachte de bewuste telefoon zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Daarnaast is de omstandigheid dat de mobiele telefoon van de aangeefster op 6 februari 2011 om 02.31 uur bij Gorinchem uit is gepeild, alsmede de omstandigheid dat deze telefoon om 02.56 uur een mast te Rosmalen heeft aangestraald, het hof, onvoldoende overtuigend als bewijs dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, nu niet tevens overtuigend is vastgesteld dat het verdachte is geweest die zich daar en toen in de nabijheid van die telefoon heeft bevonden. De enkele omstandigheid dat de genoemde plaatsen zich bevinden op de route naar dan wel in de omgeving van verdachte zijn woning is wellicht voldoende voor een verdenking jegens verdachte maar in dit verband onvoldoende om aldus tot wettig en overtuigend bewijs van het onder 3 tenlastegelegde te komen.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte derhalve van het onder 1,2 en 3 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Vordering tot schadevergoeding [persoon 1]
In het onderhavige strafproces heeft [persoon 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 3.596,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.