Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
BESLISSING
twintig) urenindien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1981, was in eerste aanleg veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden voor meerdere strafbare feiten, waaronder het bezit van drugs en een balletjespistool. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.
Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep op 6 februari 2014 voortgezet en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de drugsmisdrijven, zoals het bezit van XTC-pillen, cocaïne en GHB. De bewijsvoering was onvoldoende, omdat niet kon worden vastgesteld dat de aangetroffen goederen dezelfde waren als die welke door het Nederlands Forensisch Instituut waren getest. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van deze tenlasteleggingen.
Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte op 11 augustus 2010 in Dordrecht een balletjespistool voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Het hof legde een taakstraf op van 20 uren, in plaats van de eerder gevorderde 30 uren, vanwege een overschrijding van de inzendtermijn van het procesdossier. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de drugsmisdrijven, maar veroordeelde hem voor het bezit van het balletjespistool.