ECLI:NL:GHDHA:2014:461

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 februari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
2200259311
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit van een balletjespistool en vrijspraak voor drugsmisdrijven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 februari 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht. De verdachte, geboren in 1981, was in eerste aanleg veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden voor meerdere strafbare feiten, waaronder het bezit van drugs en een balletjespistool. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis.

Het hof heeft het onderzoek in hoger beroep op 6 februari 2014 voortgezet en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Het hof oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan de drugsmisdrijven, zoals het bezit van XTC-pillen, cocaïne en GHB. De bewijsvoering was onvoldoende, omdat niet kon worden vastgesteld dat de aangetroffen goederen dezelfde waren als die welke door het Nederlands Forensisch Instituut waren getest. Daarom sprak het hof de verdachte vrij van deze tenlasteleggingen.

Echter, het hof achtte het wel bewezen dat de verdachte op 11 augustus 2010 in Dordrecht een balletjespistool voorhanden had, wat in strijd is met de Wet wapens en munitie. Het hof legde een taakstraf op van 20 uren, in plaats van de eerder gevorderde 30 uren, vanwege een overschrijding van de inzendtermijn van het procesdossier. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de drugsmisdrijven, maar veroordeelde hem voor het bezit van het balletjespistool.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002593-11
Parketnummers: 11-870432-10
Datum uitspraak: 20 februari 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Dordrecht van 16 mei 2011 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 6 februari 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 11 augustus 2010 te Dordrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad - een of meerdere (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) te weten 10 XTC-pillen (3,1 gram), althans een hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA, zijnde MDMA en/of MDA en/of N-ethyl MDA (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens het eerste lid van artikel 3a van die wet
en/of
- ongeveer 4,75 gram , in elk geval van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, danwel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2:
hij op of omstreeks 11 augustus 2010 te Dordrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een erotiek winkel [winkel], gelegen aan de [adres]) (een) hoeveelhe(i)d(en) van (in totaal) ongeveer 245 milliliter GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Gamma Hydroxy Boterzuur (GHB), zijnde 4-hydroxyboterzuur, zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3 a van die wet, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) in de uitoefening van een beroep of bedrijf heeft/hebben gehandeld;
3:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december 2009 tot en met 11 augustus 2010 te Dordrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten kamagra en/of viagra, zijnde (een) middel(en) bevattende sildenafil (als citraat), in voorraad heeft/hebben gehad, heeft/hebben verkocht, afgeleverd, ter hand gesteld en/of uitgevoerd;
4:
hij op of omstreeks 11 augustus 2010 te Dordrecht (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten een zogenaamd balletjespistool, zijnde (een) voorwerp(en) dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1, 2 en 3 is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. Op grond van het procesdossier kan niet worden vastgesteld dat de bij de doorzoeking aangetroffen goederen dezelfde zijn als de goederen die door het Nederlands Forensisch Instituut zijn getest waardoor niet kan worden bewezen dat de verdachte de in de tenlastelegging genoemde stoffen voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van feit 3 is het hof voorts van oordeel dat de enkele verklaring van de verdachte dat hij kamagra en viagra aanwezig heeft gehad, niet voldoende kan worden geacht voor een bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 11 augustus 2010 te Dordrecht een wapen van categorie I onder 7°, te weten een zogenaamd balletjespistool, zijnde een voorwerp dat voor wat betreft zijn vorm en afmetingen en kleur een sprekende gelijkenis vertoonde met een vuurwapen, voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 4 ten laste gelegde, nu niet kan worden bewezen dat het in beslag genomen nepwapen voor afdreiging geschikt is, temeer omdat uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 30 augustus 2010 niet blijkt dat deze verbalisant gespecialiseerd is in de Wet Wapens en Munitie
De in het proces-verbaal vervatte conclusie dat het in beslag genomen vuurwapen sprekende gelijkenis zou hebben met een Sig Sauer PRO 2009 kan niet aangeduid worden als een deskundigenconclusie, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Een opsporingsambtenaar moet uit hoofde van zijn functie worden geacht over de deskundigheid te beschikken om te kunnen beoordelen of een bepaald voorwerp een wapen is in de zin van de Wet Wapens en Munitie en zo ja, tot welke
categorie dit wapen dan behoort. Reeds om die reden wordt het verweer van de raadsman verworpen.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:

handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken met een proeftijd van 1 jaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp. Het voorhanden hebben van dergelijke voorwerpen is verboden, omdat ze voor bedreiging of afdreiging geschikt zijn.
Het hof stelt vast dat sprake is van een flinke overschrijding van de inzendtermijn van het procesdossier, nu het procesdossier eerst op 5 juli 2013 is binnengekomen na het instellen van hoger beroep op 19 mei 2011. Het hof zal deze termijnoverschrijding verdisconteren door in plaats van een taakstraf voor de duur van 30 uren, een taakstraf voor de duur van 20 uren op te leggen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 20 (
twintig) urenindien niet naar behoren verricht te vervangen door 10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk, mr. H.P.Ch. van Dijk en mr. H.W. Samson-Geerlings, in bijzijn van de griffier mr. M.J. den Haan.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 februari 2014.
Mr. H.W. Samson-Geerlings is buiten staat dit arrest te ondertekenen.