Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 15 april 2014
mr. K. Chr. Mensink, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement
[geïntimeerde 1],
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
de borgstellingen hebben opgezegd zoals in het arrest van 19 juni 2012 is vermeld. Ik vind daarvoor ook bevestiging in het e-mail bericht van de heer [A] van 23 april 2009 aan onder meer de heer [B], waarin [A] zich opstelt als vertegenwoordiger van de borgen."
2 april 2009, namelijk 23 april 2009. Als de brief van 2 april 2009 al is verstuurd - bewijs van de gestelde aangetekende verzending is niet in het geding gebracht, ondanks uitdrukkelijke uitnodiging van de Curator – dan heeft deze er niet toe geleid dat de opzegging toen, op 23 april 2009, al door Fortis was aanvaard. Dit sluit op haar beurt weer aan op het feit dat de borgstellingen namens (onder meer) [geïntimeerde] door de advocaat mr. A. Oomen zijn opgezegd bij brieven van 27 en 28 april 2009. In die brieven wordt ook niet gerefereerd aan een eerdere opzegging of overeenstemming over beëindiging van de borgstellingen, wat voor de hand had gelegen als dat het geval was geweest. Een verklaring hiervoor door [geïntimeerde 1] c.s is uitgebleven.
"begin april 2009"heeft opgezegd, en dat hij de brief waarmee die opzegging heeft plaatsgevonden heeft gezien, maar die verklaring overtuigt in het licht van het voorgaande niet. Daar komt bij dat [A] niet heeft verklaard dat die opzegging door Fortis (tijdig), dat wil zeggen: vóór (of bij) de totstandkoming van de koopovereenkomst van 27 april 2009 is aanvaard.
"zijn opgezegd en vervallen". Deze brief vormde een reactie was op het verzoek van [A] en bij de formulering van de bevestiging is de tekst uit de e-mail van [A] van 4 mei 2010 letterlijk overgenomen. In de koopovereenkomst is daarentegen niet opgenomen dat de borgstellingen
"zijn opgezegd en vervallen", maar dat de “
borgtochten zijn/worden door borgen opgezegd”. Dat zijn verschillende zaken. Van belang op dit punt is nog dat getuige [C] bij zijn verhoor is voorgehouden
“U houdt mij voor dat er een verschil is te verklaren dat de borgtochten zijn vervallen en dat wij er geen bezwaar tegen hebben aan te nemen dat zij zijn vervallen”, en dat hij toen verklaarde:
“Ik weet niet hoe de bevestiging in de brief van 26 mei 2010 moet worden begrepen waar het gaat om de datum waarop de borgtochten zijn vervallen”. In het licht van de verklaringen onder ede van [B] en [C] acht het hof de brief van 26 mei 2010 onvoldoende overtuigend om aan te nemen dat de borgstellingen van [geïntimeerde] ook daadwerkelijk vóór - zoals [geïntimeerde] stelt - of bij de totstandkoming van de koopovereenkomst zijn geëindigd.
Niet is gesteld dat uit het overeenkomen van nieuwe borgstellingen met Rabo, of anderszins in het kader van de financiering volgt dat zij afstand deed van, althans in redelijkheid geen aanspraak meer jegens [geïntimeerde] kon maken op de "oude" borgstellingen. Met een dergelijke stellingname, die ontbreekt, zouden de eventuele consequenties hiervan voor de regresvordering van de onderwerp van het processuele debat zijn gemaakt, hetgeen dus niet is gebeurd.
€ 1.475,-- en de kosten exploot bedragen € 76,31. Daarnaast zijn [geïntimeerde] elk afzonderlijk de (nog te maken) nakosten (waarvoor onderstaande veroordeling een executoriale titel geeft - HR 19 maart 2010, LJN: BL1116) verschuldigd voor zover het hen elk afzonderlijk aangaat. Ingevolge artikel 237, derde lid Rv blijft de vaststelling van de proceskosten door het hof in dit arrest beperkt tot de vóór de uitspraak gemaakte kosten.
Beslissing
24 augustus 2011, voor zover daarbij de vorderingen van de Curator op [geïntimeerde] zijn afgewezen en hij ter zake in proceskosten is veroordeeld,
- veroordeelt [geïntimeerde 1] aan de Curator te betalen een bedrag van
- veroordeelt [geïntimeerde 2] aan de Curator te betalen een bedrag van € 409.061,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2010;
- veroordeelt [geïntimeerde 3] aan de Curator te betalen een bedrag van € 409.061,31, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2010;
- bekrachtigt het vonnis voor het overige;
- veroordeelt [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Curator tot op heden begroot op € € 19.475,-- aan kosten advocaat;
- veroordeelt [geïntimeerde 1] in de kosten van het griffierecht en de kosten exploot, aan de zijde van de Curator tot op heden begroot op € 517,10; ;
- veroordeelt [geïntimeerde 2] in de kosten van het van griffierecht en de kosten exploot, aan de zijde van de Curator tot op heden begroot op € 517,10;
- veroordeelt Öcal in de kosten van het van griffierecht en de kosten exploot, aan de zijde van de Curator tot op heden begroot op € 517,10;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.