ECLI:NL:GHDHA:2014:4281

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
14 januari 2015
Zaaknummer
22-000149-14
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een ongewenst vreemdeling die niet heeft voldaan aan de verplichting Nederland te verlaten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Algerije in 1973 en zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was eerder tot ongewenst vreemdeling verklaard. Het hof oordeelde dat de verdachte wist dat hij deze status had, maar niet de nodige inspanningen heeft verricht om Nederland te verlaten. De verdachte was ten tijde van de behandeling in hoger beroep gedetineerd in de PI Ter Apel.

De tenlastelegging betrof het verblijf in Nederland als vreemdeling, terwijl hij wist dat hij op grond van de Vreemdelingenwet tot ongewenst vreemdeling was verklaard. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden. Het hof oordeelde dat de verdachte niet was vrij te spreken, ondanks het verweer van zijn raadsman dat de overheid niet overeenkomstig de Terugkeerrichtlijn had gehandeld.

Het hof heeft vastgesteld dat de Algerijnse vertegenwoordiging de nationaliteit van de verdachte had bevestigd en dat er geen belemmeringen waren voor zijn vertrek uit Nederland, behalve het verstrekken van de juiste identiteitsgegevens aan de Algerijnse ambassade. Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte had het Nederlandse vreemdelingenbeleid in aanzienlijke mate doorkruist, wat leidde tot een strafverzwaring ten opzichte van het gebruikelijke oriëntatiepunt voor de straftoemeting.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000149-14
Parketnummer: 10-229737-12
Datum uitspraak: 24 december 2014
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 13 januari 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortejaar] 1973,
zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
ten tijde van de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde gedetineerd in de PI Ter Apel.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 12 december 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.

Procesgang

In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 november 2012 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat hij op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift (te weten bij beschikking van de Staatssecretaris van Justitie d.d. 22 augustus 1997, Kenmerk IND [kenmerk]), tot ongewenst vreemdeling was verklaard.

Het vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks9 november 2012 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,als vreemdeling heeft verbleven, terwijl hij wistof ernstige reden had te vermoedendat hij op grond van artikel 21 van de Vreemdelingenwet 2000, in elk geval op grond van enig wettelijk voorschrift (te weten bij beschikking van de Staatssecretaris van Justitie d.d. 22 augustus 1997, Kenmerk [kenmerk]), tot ongewenst vreemdeling was verklaard.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewijsvoering

Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.

Verweer van de raadsman

Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsman betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, nu van de zijde van de overheid niet is gehandeld overeenkomstig de door de Terugkeerrichtlijn gestelde eisen.
Het hof stelt vast dat dat de Algerijnse vertegenwoordiging op 2 oktober 2013 de nationaliteit van verdachte bevestigd heeft, zodat ervan uitgegaan dient te worden dat hij, overeenkomstig hetgeen hij zelf verklaart, uit Algerije afkomstig is en dat hij geen EU-onderdaan is. Voorts staat vast dat verdachte alleenstaand is.
Naar het oordeel van het hof staat het bepaalde in de Terugkeerrichtlijn niet in de weg aan een veroordeling van de verdachte. Uit correspondentie van de Dienst Terugkeer & Vertrek van 4 december 2014 blijkt – zakelijk weergegeven – dat sedert 2 oktober 2013 het enige dat in de weg staat aan een vertrek van de verdachte uit Nederland, het door hem verstrekken van de juiste identiteitsgegevens aan de Algerijnse ambassade is. Gesteld noch gebleken is dat de verdachte hier inmiddels aan heeft voldaan. Evenmin is gebleken dat de gestelde bemiddeling door het IOM reeds zover zou zijn gevorderd dat een strafoplegging dat vertrekproces zou doorkruisen. Voor het overige komt uit het dossier naar het oordeel van het hof naar voren dat van de zijde van de overheid voldoende is gedaan om bij te dragen aan een vertrek van de verdachte.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde levert op:
Als vreemdeling in Nederland verblijven, terwijl hij weet, dat hij op grond van een wettelijk voorschrift tot ongewenste vreemdeling is verklaard.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

Vordering van de advocaat-generaal

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.

Strafmotivering

Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte wist dat hij tot ongewenst vreemdeling was verklaard, maar heeft niet de redelijkerwijs van hem te verlangen inspanningen verricht om Nederland te verlaten. Hij heeft daarmee het Nederlandse vreemdelingenbeleid in aanmerkelijke mate doorkruist en het belang dat door het bevoegd gezag genomen beslissingen worden nageleefd - en daarmee het belang van de openbare orde - geschonden.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 december 2014, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke en andersoortige strafbare feiten. Dit brengt het hof er toe om in de onderhavige zaak in strafverzwarende zin af te wijken van het binnen de rechtspraak gehanteerde oriëntatiepunt voor de straftoemeting voor het bewezen verklaarde, te weten een gevangenisstraf van 2 maanden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 197 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigthet vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezendat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz, mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. D. Jalink, in bijzijn van de griffier mr. J.C.A. Verhoef.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 december 2014.
Mr. D. Jalink is buiten staat dit arrest te ondertekenen.