In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 november 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van een poging tot diefstal uit een woning, gepleegd op 9 januari 2014 te Rijswijk. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het flipperen van de deur van de woning van de benadeelde partij, met de intentie om geld of goederen te stelen. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter wordt vernietigd en dat de verdachte opnieuw wordt veroordeeld tot dezelfde straf.
Tijdens de zitting heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 januari 2014 in de woning van de benadeelde partij is geweest, en dat hij daarbij gebruik heeft gemaakt van inbrekerswerktuigen, waaronder een flipper. De verdachte heeft wisselende verklaringen afgelegd over zijn aanwezigheid op de plaats delict, wat de geloofwaardigheid van zijn verdediging ondermijnt. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot diefstal, waarbij hij zich toegang heeft verschaft tot de woning door middel van een valse sleutel.
Het hof heeft de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft eerder soortgelijke strafbare feiten gepleegd, wat heeft bijgedragen aan de beslissing om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft het vonnis van de politierechter vernietigd. De uitspraak is gedaan in het openbaar, met de betrokken rechters en griffier aanwezig.