Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[…],
2.[…],
3.[…],
4.[…],
5.[…],
6.[…],
7.[…],
8.[…],
9.[…],
10.[…],
11.[…],
12.[…],
13.[…],
14.[…],
15.[…],
16.[…],
17.[…],
18.[…],
19.[…],
20.[…],
21.[…],
22.[…],
23.[…]
24.[…],
25.[…],
26.[…],
VERENIGING PARTICULIERE RIJKSWEGVERGUNNINGEN VAN TANKSTATIONS,
1.BEHEERSMAATSCHAPPIJ BREESAAP B.V.,
2.FASTNED B.V.,
de minimis-steun niet overschrijdt. Op de Staat rustte derhalve geen verplichting de steunmaatregel aan te melden bij de Europese Commissie. VPR c.s. hebben bovendien onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij schade hebben geleden of zullen lijden vanwege concurrerende activiteiten op de verzorgingsplaatsen. Het potentiële marktaandeel van de laadstations bestaat immers slechts uit hybride of volledig elektrische auto’s, een (vooralsnog) beperkt deel van de markt en dan bovendien uit dat deel van de markt dat in overwegende mate geen gebruik maakt van fossiele brandstoffen. Dit betekent dat de oplaadstations naar verwachting slechts een geringe invloed zullen hebben op het gebruik dat wordt gemaakt van de door [appellanten 1 t/m 26] geëxploiteerde tankstations, mede nu het de nieuwe concessiehouders niet zal zijn toegestaan een horecagelegenheid of een winkeltje te exploiteren. Aan de omstandigheid dat [appellanten 1 t/m 26] door de nieuwe laadstations belemmerd worden in de mogelijkheid in de toekomst zelf elektrische auto’s te bedienen wordt voorbijgegaan, nu [appellanten 1 t/m 26] zelf geen aanvragen hebben gedaan voor het exploiteren van een laadstation. Dat de aan [appellanten 1 t/m 26] verleende concessies minder waard worden door het toelaten van laadstations is gezien het voorgaande niet aannemelijk geworden. Tot zover het oordeel van de voorzieningenrechter.
de minimis-regeling en dat, indien de grens van de
de minimis-regeling zou zijn overschreden en de maatregel bij de Commissie zou zijn aangemeld, de Commissie die maatregel naar alle waarschijnlijkheid positief zou hebben beoordeeld. Nu in deze zaak een, zij het voorlopig, oordeel van de Commissie voorhanden is dat haaks staat op de stellingen van VPR c.s., ziet het hof reeds om die reden geen aanleiding voor het treffen van de gevorderde voorlopige voorziening. Dit betekent dat het hof er van uit zal gaan dat, indien al sprake is van aanmeldingsplichtige staatssteun, deze blijft onder de in de
de minimis-regeling bepaalde grens.