5.6Dit alles leidt ertoe dat art. 37 Fw zo moet worden uitgelegd dat het verbod om nakoming te vorderen geen betrekking heeft op de vordering tot nakoming van de tegenprestatie waarvoor de failliet vóór de faillietverklaring de prestatie al heeft verricht.
6. Dit betekent dat de Curator nakoming van de tegenprestatie kan vorderen voor het gedeelte van de werkzaamheden dat reeds is verricht. Daarvoor is echter wel nodig dat zowel de prestatie als de tegenprestatie deelbaar zijn en zich in evenredige delen laten splitsen. De Kopers hebben betoogd dat een dergelijke splitsing bij aanneming van werk niet mogelijk is, omdat de te verrichten prestatie bestaat in het bouwen van de woningen van de Kopers, waartegenover deze verplicht zijn tot betaling van de aanneemsom. De aanneemsom kan weliswaar in termijnen worden gedeclareerd, afhankelijk van het bereiken van een bepaalde fase van het werk, maar dat betekent niet dat met iedere fase een afzonderlijke verplichting gemoeid is waartegenover een afzonderlijke betalingsverplichting staat, aldus de Kopers.
7. De Kopers gaan er ten onrechte vanuit dat vereist is dat er afzonderlijke verplichtingen zijn aan te wijzen. Dat is niet het geval. Nodig is alleen dat de prestatie in gedeelten kan worden gesplitst en dat tegenover een deelprestatie een evenredig deel van een tegenprestatie staat. Die verdeling hebben de Kopers en de failliet zelf in hun overeenkomst gemaakt door steeds wanneer een gedeelte van het werk was verricht een gedeelte van de aanneemsom opeisbaar te verklaren. Daarmee hebben zij zelf de prestatie en de tegenprestatie gesplitst in gedeelten die, naar mag worden aangenomen, een zekere mate van evenredigheid vertonen. De tot en met het gereed komen van de begane-grond-vloeren verrichte werkzaamheden komen volgens partijen zelf overeen met 20% van de aanneemsom.
8. De Kopers hebben aangevoerd dat de begane-grond-vloer weliswaar was gelegd, maar nog niet gereed was in de zin van de aanneemovereenkomst, omdat de luiken naar de kruipruimtes en de doorgangen ten behoeve van de nutsleidingen nog ontbraken en omdat […] nog geen facturen had gezonden. De Curator heeft echter betwist dat het plaatsen van luiken en het maken van doorgangen vereisten zouden zijn voor het gereedkomen van de ruwe begane-grond-vloer. De Kopers hebben een algemeen bewijsaanbod gedaan, maar hun bewijsaanbod niet gespecificeerd, zodat daaraan voorbij wordt gegaan. Daarbij komt dat vast staat dat van elf woningen de begane-grond-vloer wel gereed was en één van de woningen van de Kopers zich daartussen bevindt. Niet gesteld is dat deze tussenliggende woning in een verder gevorderd stadium was dan de omringende woningen. Verder hebben de Kopers zelf in hun rapport van 21 oktober 2007 aangegeven dat de ruwe betonvloer op de begane grond op 20 juli 2007 gereed was voor de in deze procedure betrokken 26 woningen. Op grond van artikel 4 lid 2 van de oorspronkelijke bouwovereenkomst tussen […] en de Kopers worden de termijnen opeisbaar “veertien dagen na dagtekening van het door of vanwege de ondernemer gedane betalingsverzoek”, maar niet valt in te zien waarom de sommaties door de Curator van 16 juni 2010 en 5 augustus 2010 en de daarop volgende dagvaarding door de Curator niet als betalingsverzoek kunnen gelden. Dit alles leidt tot de conclusie dat de werkzaamheden aan de woning zover waren gevorderd dat […] 20% van de aanneemsom had kunnen vorderen en in haar voetspoor ook de Curator dit kan vorderen op grond van hetgeen hiervoor is overwogen.
9. De Kopers hebben in beginsel het recht om zich te beroepen op verrekening van het door hen verschuldigde gedeelte van de aanneemsom met een vordering tot schadevergoeding. Daartoe is echter nodig dat zij een vordering tot schadevergoeding hebben, dat zij deze vordering ter verificatie hebben ingediend, zodat de waarde daarvan kan worden vastgesteld, en dat zij aan de Curator een verrekeningsverklaring hebben uitgebracht. De Kopers hebben gesteld dat van hun zijde aanspraak is gemaakt op vervangende en aanvullende schadevergoeding (memorie van grieven onder 3.12). Klaarblijkelijk is de voor de vordering tot vervangende schadevergoeding benodigde schriftelijke omzettingsverklaring echter niet uitgebracht, evenmin als de voor verrekening vereiste verrekeningsverklaring. De Curator heeft immers bij de comparitie van partijen in eerste aanleg verklaard dat de Kopers tot op heden geen beroep hebben gedaan op verrekening en de raadsman van de Kopers heeft daarop verklaard dat “Mocht (…) de curator een vordering op kopers (hebben) dan zal dezerzijds alsnog een beroep op verrekening worden gedaan.” Niet is gesteld dat zulks inmiddels is geschied, zodat aan beoordeling van de geldigheid en de omvang van de verrekening niet wordt toegekomen. Bij gelegenheid van het pleidooi (in de pleitnota onder het kopje ‘Subsidiair: beroep op verrekening’) is door de Kopers aangevoerd dat als het ondenkbare zou plaatsvinden en de Curator zou worden toegestaan betaling te vorderen de Kopers zich zouden kunnen beroepen op verrekening omdat het bedrag dat de Kopers verschuldigd zouden zijn voor de bouw van hun woning met datzelfde bedrag zou toenemen en de Kopers voor datzelfde bedrag een vordering tot schadevergoeding zouden verkrijgen. Daarin leest het hof geen verrekeningsverklaring. De Curator heeft bij gelegenheid van het pleidooi ook verklaard dat de Kopers in het faillissement van […] geen vordering ter verificatie hebben ingediend.
Voor zover al zou moeten worden aangenomen dat de Kopers (alsnog) een omzettings- en/of verrekeningsverklaring (onder opschortende voorwaarde) hebben uitgebracht, wordt voorts overwogen dat de Kopers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij schade hebben geleden. De hogere kosten als gevolg van het afbouwen van de woningen door een andere aannemer heeft Woningborg immers op grond van artikel 11.3 van de GIW Garantie- en Waarborgregeling voor haar rekening genomen en op grond van artikel N van de tussen Woningborg, de Kopers en de nieuwe aannemer gesloten afbouwovereenkomst is Woningborg verplicht om de Kopers te vrijwaren tegen iedere aanspraak van Curator op betaling van de door […] verrichte, al dan niet gefactureerde, werkzaamheden, zodat Woningborg de bedragen die zij voor haar rekening heeft genomen niet op de Kopers kan verhalen. Dat de Kopers tegenover Woningborg zijn gehouden om zich te beroepen op verrekening maakt dat niet anders.
10. Het voorgaande betekent dat de Curator betaling kan vorderen van de Kopers van het na het gereed komen van de begane-grond-vloer verschuldigde gedeelte van de aanneemsom. Grief 1 in het principaal appel faalt dus en grief 1 in het incidenteel appel slaagt. Doordat de vordering van de Curator op de primaire grondslag, nakoming, wordt toegewezen, behoeven grief 2 in het principaal appel en grief 2 in het incidenteel appel die respectievelijk de meer subsidiaire en de subsidiaire grondslag van ongerechtvaardigde verrijking en ontbinding betreffen geen bespreking. Grief 3 in het incidenteel appel mist zelfstandige betekenis en behoeft dus evenmin te worden beoordeeld.
11. Met grief 3 in het principaal appel keren de Kopers zich tegen de beslissing van de rechtbank om de gevorderde uitvoerbaar-bij-voorraad-verklaring toe te wijzen.
Bij het pleidooi in hoger beroep heeft de Curator in dit verband verklaard dat hij geen beroep zal doen op de door de Kopers verstrekte garantie zolang de uitspraak nog niet onherroepelijk is en dat hij bereid is tot zekerheidsstelling.
12. Het hof zal deze grief opvatten als een vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis in de zin van art. 351 Rv. en als een verzoek tot het niet uitvoerbaar bij voorraad verklaren van het onderhavige arrest.
Het hof is van oordeel dat in het licht van de door de Kopers gestelde omstandigheid dat partijen voorafgaand aan de procedure in het kader van het stellen van een garantie zijn overeengekomen dat de Curator eerst aanspraak zal maken op uitbetaling van de bedragen waartoe de Kopers zijn veroordeeld als de uitspraak waarbij die veroordeling is uitgesproken in kracht van gewijsde is gegaan en in het licht van de bereidverklaring van de Curator om zo te handelen, de Curator geen belang heeft bij een uitvoerbaar-bij-voorraad-verklaring. De tenuitvoerlegging van het vonnis waarvan beroep zal dan ook worden geschorst totdat de uitspraak waarbij de Kopers worden veroordeeld tot betaling aan de Curator in kracht van gewijsde zal zijn gegaan en dit arrest zal niet uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.
13. Grief 4 in het principaal appel bouwt voort op de drie voorgaande grieven en moet het lot daarvan delen. De grief faalt dan ook met uitzondering van het gedeelte dat betrekking heeft op de uitvoerbaar-bij-voorraad-verklaring.
14. De slotsom van het voorgaande is dat de grieven in het principaal appel voor het belangrijkste deel falen en dat grief 1 in het incidenteel appel slaagt. Het bestreden vonnis kan worden bekrachtigd, zij het met verbetering van gronden en de tenuitvoerlegging zal worden geschorst. De Kopers zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal appel en in het incidenteel appel.