ECLI:NL:GHDHA:2014:4124

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
2200168714
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en belaging binnen een relatie met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 december 2014 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling en belaging van zijn echtgenote, alsook aan belaging van haar zus en zwager. De verdachte werd in eerste aanleg vrijgesproken van de mishandeling, maar veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor andere tenlastegelegde feiten. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld.

Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de zittingen in eerste aanleg en in hoger beroep. De verdediging voerde aan dat de verdachte om medische redenen niet in staat zou zijn om een taakstraf te volbrengen, maar het hof oordeelde dat deze stelling niet onderbouwd was en daarom niet aannemelijk werd geacht. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn echtgenote meermaals heeft mishandeld en haar stelselmatig heeft belagen, wat heeft geleid tot pijn en letsel voor het slachtoffer.

De bewezenverklaring omvatte vier punten van mishandeling en belaging, waarbij het hof de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging heeft genomen. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met bijzondere voorwaarden die hem verbieden contact te leggen met de slachtoffers. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding in hoger beroep niet in behandeling genomen, omdat deze niet werd gehandhaafd. Het arrest is uitgesproken door een meervoudige kamer voor strafzaken van het Gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001687-14
Parketnummer: 10-022274-14
Datum uitspraak: 11 december 2014
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op de beroepen tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 7 april 2014 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 27 november 2014.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van vijftig uren, subsidiair 25 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest, en een gevangenisstraf voor de duur van één maand voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden als nader in het vonnis omschreven.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
1.
hij in de periode van omstreeks 14 februari 2013 tot en met 14 december 2013 te Rotterdam en/of Westerbork, gemeente Midden-Drenthe, in elk geval Nederland, opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, althans een persoon, te weten [aangever 1], meer malen (telkens) heeft geslagen en/of heeft gestompt en/of heeft geschopt en/of heeft getrapt en/of aan het haar heeft getrokken en/of heeft geknepen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de periode van omstreeks 20 december 2013 tot en met 21 januari 2014 te Klaaswaal, gemeente Cromstrijen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 1], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangever 1], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
* die [aangever 1] een groot aantal SMS-berichten gestuurd en/of
* meer malen gebeld en/of
* één of meer bericht(en) op de voice mail ingesproken/ achtergelaten;
3.
hij in of omstreeks 14 december 2013 tot en met 21 januari 2014 te Klaaswaal, gemeente Cromstrijen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 2], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangever 2], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
* die [aangever 2] meer malen gebeld en/of
* één of meer (SMS-)berichten naar die [aangever 2] gestuurd, met o.a. de woorden/teksten: "Ik heb motorvriendjes ingehuurd"en/of "let maar op de karpers in je vijver" en/of "pas maar het fietsje van je zoon";
4.
hij in de periode van omstreeks 14 december 2013 tot en met 21 januari 2014 te Klaaswaal, gemeente Cromstrijen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 3], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [aangever 3], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, die [aangever 3] meer malen gebeld en/of één of meer SMS-berichten die [aangever 3] toegestuurd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 14 februari 2013 tot en met 14 december 2013 in Nederland, opzettelijk mishandelend zijn echtgenoot, te weten [aangever 1], heeft geslagen, waardoor deze letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
hij in de periode van 20 december 2013 tot en met 21 januari 2014 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 1], met het oogmerk die [aangever 1] vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
* die [aangever 1] een groot aantal SMS-berichten gestuurd en
* meer malen gebeld en
* bericht(en) op de voicemail ingesproken/ achtergelaten;
3.
hij in
de periode van14 december 2013 tot en met 21 januari 2014 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 2], met het oogmerk die [aangever 2] vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte,
* die [aangever 2] meer malen gebeld en
* (SMS-)berichten naar die [aangever 2] gestuurd, met o.a. de teksten: "Ik heb motorvriendjes ingehuurd" en "let maar op de karpers in je vijver" en "pas maar
ophet fietsje van je zoon";
4.
hij in de periode van 14 december 2013 tot en met 21 januari 2014 in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangever 3], met het oogmerk die [aangever 3] vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, die [aangever 3] meer malen gebeld en SMS-berichten
aandie [aangever 3] toegestuurd.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
1.
Mishandeling, begaan tegen zijn echtgenoot;
2.
Belaging;
3.
Belaging;
4.
Belaging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met bijzondere voorwaarden.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling en belaging van zijn echtgenote, alsmede aan belaging van haar zus en zwager. Door de mishandeling heeft hij [aangever 1] pijn en letsel bezorgd en inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. De algemene ervaring leert dat slachtoffers van relationeel geweld doorgaans geruime tijd worden geconfronteerd met de psychische gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Daarnaast heeft hij door de belaging herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Feiten als het onderhavige worden door slachtoffers doorgaans bovendien als beangstigend en bedreigend ervaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van medische redenen waardoor de verdachte niet in staat zou zijn een taakstraf te volbrengen. Naar het oordeel van het hof is deze stelling ter terechtzitting in hoger beroep bij gebreke van enige onderbouwing niet aannemelijk geworden.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Daarnaast zal het hof aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur opleggen, teneinde hem ervan te weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen van strafbare feiten.
Vordering tot schadevergoeding
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van de geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 2.500,-. Nu de benadeelde partij deze vordering in hoger beroep niet handhaaft, is de vordering in hoger beroep niet aan de orde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 285b, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen met [aangever 1], [aangever 2] en/of [aangever 3], zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. N. Schaar, mr. R.C. Schlingemann en mr. J.H. Wesselink, in bijzijn van de griffier mr. L.S.M. Nieuwdorp.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 december 2014.
Mr. J.H. Wesselink is buiten staat dit arrest te ondertekenen.