Uitspraak
Zaaknummer : 200.149.112/01
11.Vergoedingen
(…)
Voor de huur van de apparatuur, waaronder begrepen de autowasinstallatie, zal de franchisenemer per maand een bedrag van f 800 (excl. BTW) (zegge: achthonderd gulden) aan de franchisegever verschuldigd zijn, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen.
De franchisenemer zal als vergoeding voor de door de franchisegever te maken reclame voor de franchiseformule en voor de door de franchisegever aan de franchisenemer te verstrekken diensten conform deze overeenkomst wekelijks aan de franchisegever een vergoeding betalen die is gerelateerd aan het aantal auto’s dat de franchisenemer in een week zal hebben gewassen in de autowasstraat. De franchisenemer zal de franchisevergoeding wekelijks aan de franchisegever voldoen, waarbij de hoogte van die vergoeding zal zijn gebaseerd op een inschatting van het in die komende week te verwachten aantal wassingen van auto’s. Aan de hand van de tellerstanden van de wasstraat zal de franchisegever na afloop van de desbetreffende maand het werkelijke aantal behandelde auto’s vaststellen en aan de franchisenemer een faktuur zenden voor de in die maand vastgestelde franchisevergoeding zulks onder aftrek van de reeds vooruitbetaalde franchisevergoedingen van die desbetreffende maand. (…)
Partijen zullen na onderling overleg de prijsstelling voor de gebruikers van de wasstraat betreffende de wasaktiviteiten, te weten wasbeurten, waxbeurten en bodembehandelingen, bij de aanvang van deze overeenkomst afzonderlijk schriftelijk vaststellen. Het voorgaande geldt eveneens voor de franchisevergoeding zoals vermeld onder lid c. van dit artikel.
De huur- en franchisevergoedingen kunnen in onderling overleg worden aangepast, hetgeen eveneens geldt voor de prijzen die de gebruikers van de wasstraat dienen te betalen voor de hiervoor in lid d. omschreven wasaktiviteiten. De franchisenemer zal indien geen individuele overeenstemming wordt bereikt met de franchisegever betreffende de wijziging van de gebruikersprijzen zich gezien de franchiseformule redelijk dienen op te stellen, waarbij de gemiddelden in de branche als norm kunnen gelden.
12.Betaling
17.Staking exploitatie en ontruiming wasstraat
De franchisenemer verbindt zich ertoe om bij het einde van deze overeenkomst onmiddellijk:
primair: i) Aspé te veroordelen de wasstraat te verlaten en te ontruimen en de sleutels en programma’s voor de (was)computer ter vrije en algehele beschikking van Ipic te stellen, ii) de exploitatie van de wasstraat met onmiddellijke ingang te staken en gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding en € 5.000,00 per dag dat de overtreding voortduurt met een maximum van € 200.000,00, iii) onmiddellijke betaling van alle fees en rente, totaal tot op heden € 111.491,00 + pm, iv) Aspé te gebieden met onmiddellijke ingang te stoppen met het gebruiken van alle merktekens met betrekking tot IMO alsmede Aspé te gebieden met onmiddellijke ingang niet langer gebruik te maken van de instructies en overige know how, informatie, specificaties en verdere systemen en (data)gegevens van IMO die worden gebruikt in het concept van IMO en deze gestaakt te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,00 per overtreding van dit gebod en € 5.000,00 per dag dat die overtreding voortduurt tot een maximum van
€ 111.491,- . Aspé heeft niet betwist dat zij in 2014 geen enkele franchisevergoeding heeft afgedragen en evenmin dat zij ook achterstand heeft gehad in de betaling van de huurtermijnen (van de apparatuur, waaronder de huur van de autowasinstallatie). Aspé heeft gesteld dat zij gerechtigd was betaling op te schorten in verband met achterstallig onderhoud. Het hof is van oordeel dat Aspé, gelet op de betwisting van Ipic, onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake was van achterstallig onderhoud en/of dat zij Ipic deugdelijk van gebreken op de hoogte heeft gesteld. In ieder geval is niet aannemelijk geworden dat de situatie zodanig ernstig is dat gehele opschorting van de betalingen gerechtvaardigd was, zodat het hof aan het beroep op opschorting voorbij gaat. Overigens betekent het feit dat Aspé inmiddels de achterstallige huurtermijnen heeft ingelopen, niet dat zij niet tekortgeschoten is in de tijdige betaling van de huurtermijnen over 2013. Aspé heeft daarnaast als reden voor niet betalen aangevoerd dat zij geen facturen heeft ontvangen van Ipic. Het hof gaat hieraan eveneens voorbij omdat de verbintenis tot betaling voortvloeit uit de franchiseovereenkomst en niet uit (het versturen van) een factuur. Voorts heeft Aspé aangevoerd dat er geen opgaven van wassingen zijn gedaan. Ook dit verweer faalt. Uit de strekking van de tekst van artikel 11c van de franchiseovereenkomst en het feit dat de wassingen vóór de ontruiming in februari 2014 altijd door Aspé aan Ipic telefonisch op maandag werden doorgegeven blijkt dat het (wekelijks) opgeven van het aantal wassingen nu juist de verantwoordelijkheid van Aspé was. De problemen tussen partijen, zo begrijpt het hof uit de stellingen van partijen, hielden ook geen verband met het al dan niet (correct) doorgeven van het aantal auto’s die in een week waren gewassen, maar zijn ontstaan naar aanleiding van de eenzijdig door Aspé doorgevoerde prijswijziging.
Het hof acht, gelet op het voorgaande, aannemelijk dat er sprake is van een forse en langdurige betalingsachterstand. Dit levert een tekortkoming op in de nakoming van de overeenkomst tussen partijen. Uitgangspunt is dat iedere wanprestatie grond vormt voor ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming vanwege haar bijzondere aard of geringe betekenis in de gegeven omstandigheden de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Stelplicht en bewijslast van het bestaan van die uitzonderingssituatie rusten op de wanpresterende contractspartij. Aspé heeft in dat verband aangevoerd dat de tekortkoming te gering is om ontbinding te rechtvaardigen, maar het hof gaat daaraan voorbij. Nog daargelaten dat Aspé deze stelling op geen enkele wijze heeft onderbouwd, is het hof van oordeel dat de tekortkoming dusdanig ernstig is dat de bodemrechter naar alle waarschijnlijkheid de overeenkomst tussen partijen zal ontbinden. Het hof heeft hierbij gelet op de forse betalingsachterstand en het feit dat Aspé het wekelijkse aantal wassingen na weder ingebruikname van de wasstraat in februari 2014 niet meer doorgeeft waardoor Ipic de mogelijkheid wordt ontnomen de hoogte van de franchisevergoeding te berekenen. Het hof ziet geen aanleiding om Aspé, zoals zij heeft verzocht, een terme de grâce te geven om de betalingsachterstand te regelen.
Aspé heeft nog betoogd dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met het mededingingsrecht. Dit betoog wordt verworpen, reeds nu de gestelde nietigheid zou inhouden dat Aspé geen titel heeft om in de wasstraat aanwezig te blijven en die te gebruiken.
1. het gebruik van alle merktekens (in de ruimste zin des woord) met betrekking tot IMO en
2. het gebruik van de instructies en overige know how, informatie, specificaties en verdere systemen en (data)gegevens van IMO betreffende het concept van IMO,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 2.500,00 per dag dat de overtreding voortduurt tot een maximum van € 100.000,00;