Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaak-/rolnummer rechtbank : 338974 / HA ZA 09-2630
Arrest d.d. 14 januari 2014
Q-PARK EXPLOITATIE II B.V. ,
GEMEENTE ROTTERDAM,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
2.1. Vanaf 2005 wordt het Lloydkwartier te Rotterdam door de Gemeente samen met derden herontwikkeld tot een woon- werkgebied. De Gemeente heeft dit gebied bestemd als autoluw (gestreefd wordt om tenminste 70% van de parkeerplaatsen binnen gebouwde voorzieningen onder te brengen; binnen de deelgebieden Lloydpier, Müllerpier en Entreegebied zal het totaal van op de openbare weg te realiseren parkeerplaatsen niet meer mogen bedragen dan 30% van het aantal parkeerplaatsen dat binnen het betreffende deelgebied op basis van de normen uit de Bouwverordening en het bestemmingsplan is vereist). Er is inmiddels leegstand opgetreden in de appartementen/ huurwoningen en kantoren van het Lloydkwartier, terwijl voorziene bouw is vertraagd, uitgesteld, dan wel afgeblazen.
2.2. Q-Park (een exploitant van parkeergarages in Rotterdam en elders) heeft van de Gemeente een in aanbouw zijnde parkeergarage met 394 parkeerplaatsen in het (in ontwikkeling zijnde) Lloydkwartier te Rotterdam gekocht. Terzake is op 8 januari 2007 de ‘Turnkey-koopovereenkomst -Parkeergarage Schiecentrale Rotterdam-’ getekend (hierna de Koopovereenkomst).
2.3. Voordat overeenstemming werd bereikt over de Koopovereenkomst heeft
Q-Park aan de Gemeente, vertegenwoordigd door het Ontwikkelings Bedrijf Rotterdam (hierna: OBR), met als woordvoerder de heer Van Kleef, een aantal offertes uitgebracht, waarover tussen partijen is onderhandeld. In ieder geval na de offerte van 22 december 2005 (hierna: de Offerte) zijn van beide zijden juristen betrokken geweest bij de verdere onderhandelingen over en de accordering van de uiteindelijke tekst van de Koopovereenkomst.
2.4. Twynstra Gudde heeft op 20 maart 2006 in de vorm van bevindingen intern advies uitgebracht aan de Gemeente over de Offerte en, kort gezegd en voor zover thans van belang, aangegeven dat het uurtarief van € 1,60 te hoog was ten opzichte van het vigerende tarief op straat van € 1,25 (per januari 2008 van circa € 1,35) en dat het bod van Q-Park zowel met betrekking tot de geboden koopsom alsook de omvang van het verlegde risico van Q-Park naar met name de Gemeente geen toegevoegde waarde heeft. Q-Park heeft op dat moment geen kennis gekregen van deze bevindingen van Twynstra Gudde.
2.5 De uiteindelijke tekst van de Koopovereenkomst wijkt op een aantal onderdelen af van de tekst van de offerte. De tekst van de Koopovereenkomst is opgesteld door een door de Gemeente aangetrokken (vastgoed)advocaat en kent tien artikelen. Acht ervan gaan over (kort gezegd) het vastgoed, één artikel (artikel 9) over het ‘Parkeerbeleid en beheer garage’ en één artikel (artikel 10) betreft ‘Overige bepalingen’.
2.6 De thans relevante onderdelen van de artikelen 9 en 10 van de Koopovereenkomst luiden als volgt:
“
Artikel 9 - Parkeerbeleid en beheer garage1. Q-Park is bereid en in staat zorg te dragen voor kwalitatief hoogwaardige exploitatie en beheer van de Parkeergarage. Partijen zijn met betrekking tot de inrichting, exploitatie en beheer het volgende overeengekomen:
(…)
Q-Park verplicht zich jegens OBR de volgende tarieven te hanteren met ingang van januari 2008:
* kort parkeren bij aanvang: € 1,60 per uur. Partijen stellen hierbij vast dat het beleid van Stadstoezicht Rotterdam erop is gericht dat in het Lloyd-kwartier zo min mogelijk op straat wordt geparkeerd.
- 7 daags bewonersabonnement, € 1.428, - per jaar inclusief BTW
- 7 daags werk- woonabonnement, € 1.600, - per jaar inclusief BTW
- 7 daags kantoorabonnement € 1.600,0 per jaar inclusief BTW
- 7 daags winkel, horeca, hotelabonnement, € 1.600, - per jaar inclusief BTW.
* de abonnementstarieven kunnen jaarlijks worden geïndexeerd voor het eerst op 1 juli 2009 onder marktconforme voorwaarden, minimaal met de door CBS gehanteerde CPI index voor huishoudens (2000=100).
Q-Park verplicht zich het tarief voor kort parkeren nooit hoger of lager vast te stellen dan het door de gemeente Rotterdam, gehanteerde gemeentetarief in de omgeving van de Parkeergarage. Binnen het Lloyd-kwartier zal een betaald parkeerregime gelden overeenkomstig de algemene uitgangspunten van de gemeente Rotterdam. Handhaving van dit parkeerregime geschiedt door STZ.
Q-Park garandeert de afgifte voor een periode van 20 jaar met optie voor de abonnementhouders op een periode van 10 jaar van de volgende abonnementen:
* 200 kantoorabonnementen aan OBR
* 100 bewonersabonnementen aan PWS.
Artikel 10 - Overige bepalingen
6. De onderlinge verhouding tussen partijen wordt beheerst door de onderhavige overeenkomst. Indien deze overeenkomst in een concreet geval niet mocht voorzien in de door partijen te volgen gedragslijn, zullen hun verantwoordelijkheden en aansprakelijkheden worden bepaald op zodanige wijze als het beste aansluit bij doel en strekking van deze overeenkomst.
technische omschrijving (…)
- Bijlage 3: Tekeningen Parkeergarage
- Bijlage 4: Opleveringsprotocol
2.7 De Offerte houdt – onder meer – in:
“
Tarieven
Garanties
Randvoorwaarden
2.7. De parkeergarage is op 22 januari 2008 aan Q-Park geleverd, waarna Q-Park de exploitatie ter hand heeft genomen. De exploitatie is aanzienlijk achtergebleven bij de verwachtingen. Niet alleen zijn de beoogde abonnementen (zie hierna) niet verkocht, maar ook door ‘losse parkeerders’ wordt beperkt gebruik gemaakt van de parkeergarage. Q-Park heeft de Gemeente hiervoor aansprakelijk gesteld en heeft vorderingen ingesteld op grond van wanprestatie, dwaling en onrechtmatige daad. De rechtbank heeft deze vorderingen bij de thans bestreden vonnissen afgewezen. Q-Park is hier met 25 grieven tegen opgekomen. Hiermee legt Q-Park het geschil in volle omvang aan het hof voor.
De vorderingen van Q-Park en de grondslag ervan
Beoordeling van de vorderingen op de grondslag wanprestatie
(a) De Gemeente komt haar verplichting niet na tot afname van 200 kantoorabonnementen (ten behoeve van OBR) en 100 bewonersabonnementen (ten behoeve van woningbouwcorporatie PWS; hierna PWS) (hierna: de afnamegarantie). Deze verplichting is vastgelegd in de Koopovereenkomst en de offerte die daarvan deel uitmaakt.
(b) De Gemeente handelt in strijd met de afspraken over het parkeerbeleid, zoals dat niet alleen blijkt uit het bestemmingsplan en het inrichtingsplan Lloydkwartier (streven naar autoluwe omgeving, overdekt parkeren, parkeren binnen gebouwde voorzieningen, geen onbeperkte aanleg van parkeerplaatsen, betaald parkeren), maar zoals ook is overeengekomen en is vastgelegd in de Koopovereenkomst (instapprijs
€ 1,60 per uur en aansluiting met gemeentetarief buiten parkeren) en de offerte van
22 december 2005, die daarvan deel uitmaakt (hierna ook: het overeengekomen parkeerbeleid).
Aldus is (mede) aan de Gemeente te wijten dat het exploitatieresultaat van de parkeergarage zo bedroevend is. Q-Park erkent dat in ieder geval een deel van het tegenvallende resultaat met de economische- en vastgoedcrisis te maken heeft, maar ook de Gemeente heeft hier een rol in gespeeld door haar verplichtingen uit overeenkomst niet na te komen, aldus nog steeds Q-Park.
De afnamegarantie (a)
Q-Parkde afgifte garandeert voor een periode van 20 jaar met optie voor de abonnementhouders op een periode van 10 jaar van de volgende abonnementen:
* 200 kantoorabonnementen aan OBR
* 100 bewonersabonnementen aan PWS.
Een afnameverplichting van
de Gemeenteis, in tegenstelling tot de Offerte die de zogenaamde vice versa-verplichting kende, in de Koopovereenkomst niet opgenomen.
De tekst van de Koopovereenkomst biedt dus geen grondslag voor de aanvaarding door de Gemeente van de door Q-Park gestelde verplichting.
Indien het hof onverhoopt zou oordelen dat de Offerte en de Koopovereenkomst
in samenhangzouden moeten worden bezien, dan leidt dit tot een heldere afspraak tussen partijen over het verschaffen en afnemen van parkeerabonnementen. Een redelijke uitleg van de Koopovereenkomst is dat tegenover de reservering van de parkeerplaatsen een vergoedingsplicht staat. Q-Park heeft hierop mogen vertrouwen, zeker gelet op de verhoging van het aantal te reserveren parkeerplaatsen van 150 naar 200 en de mail van de heer Van Kleef van 14 juni 2006 (rechtsoverweging 4.1.4. bestreden vonnis).
Het hof verwerpt de stelling van Q-Park dat de Offerte is aanvaard door de Gemeente met de aanhechting aan de Koopovereenkomst, zulks met bepaling dat deze daarvan deel uitmaakt. Deze stelling verdraagt zich niet met de omstandigheid (i) dat na de Offerte nog ongeveer een jaar is onderhandeld over de Koopovereenkomst, (ii) dat in de Koopovereenkomst enkele (substantiële) wijzigingen zijn aangebracht ten opzichte van de Offerte en (iii) dat partijen aanleiding hebben gezien om de strijdigheidsbepaling op te nemen in de Koopovereenkomst. Ten aanzien van deze laatste bepaling verdient opmerking dat partijen kennelijk de mogelijkheid onder ogen hebben gezien dat er sprake kon zijn van verschillen tussen de Koopovereenkomst en de Offerte en dat in dat geval een keuze moest worden gemaakt. Het aanhechten van de Offerte aan de Koopovereenkomst (samen met een aantal documenten die voornamelijk de bouw van de parkeergarage betroffen) dient veeleer te worden gezien als een vastlegging van het onderhandelingsproces; niet méér dan dat.
ad (i) Voor zover Q-Park hiermee wil aangeven dat er een zekere onevenwichtigheid tussen partijen bestond, is hiervan geen sprake. Q-Park is een grote commerciële partij, die evenals de Gemeente ervaring had in de parkeergaragebranche. Daarnaast was ook haar eigen jurist betrokken bij de totstandkoming van de uiteindelijke tekst van de Koopovereenkomst en de nadere afspraken daarbij.
ad (ii) Q-Park heeft bij herhaling naar voren gebracht dat de afnamegarantie voor haar belangrijk was, omdat hiermee een bodem in haar opbrengsten werd gelegd, zeker bij de (hoge) aankoopsom voor de garage. Juist daarom had naar het oordeel van het hof verwacht mogen worden dat zij aan de Gemeente te kennen zou hebben gegeven dat dit voor haar vitale onderdeel van de overeenkomst duidelijk moest worden vastgelegd in de Koopovereenkomst, hetgeen niet is gebeurd. De Gemeente mocht er daarom vanuit gaan dat Q-Park ermee instemde dat op dit punt van de offerte werd afgeweken.
ad (iii) Niet toereikend is onderbouwd waarop het vertrouwen van Q-Park in het tegendeel (dan) zou zijn gebaseerd. De enkele omstandigheid dat Q-Park dit redelijk vond (‘Voor niets gaat de zon op’), acht het hof onvoldoende. Het hof wijst er in dit verband nog op dat de parkeergarage in totaal 394 parkeerplaatsen had. Waarom Q-Park er in de gegeven omstandigheden op mocht vertrouwen dat de Gemeente (ook voor PWS) het overgrote deel ervan (300 parkeerplaatsen) zou garanderen en daarmee feitelijk een zeer substantieel deel van het exploitatierisico op zich zou nemen is hiermee onvoldoende toegelicht. Een dergelijke garantie ligt, zeker tussen de betreffende commerciële partijen, die beide werden bijgestaan door juristen, niet voor de hand. Dit wordt niet anders door het (blijkens de Koopovereenkomst ingewilligde) verzoek van de Gemeente aan Q-Park om het oorspronkelijk aantal van 150 abonnementen op te hogen naar 200 en de daarop betrekking hebbende e-mail van de heer Van Kleef, waaraan in de gegeven omstandigheden niet de betekenis van een afnamegarantie door de Gemeente kan worden toegekend, onder meer niet nu deze e-mail dateerde van ruim een half jaar vóór het tekenen van de Koopovereenkomst, terwijl nadien door partijen is dooronderhandeld .
Het parkeerbeleid (b)
Volgens de Gemeente heeft zij terzake geen contractuele verplichtingen op zich genomen, waarbij zij heeft aangegeven dat zij dat ook niet kon doen omdat de beleidsbepaler op dit onderdeel een andere dienst van de Gemeente is (de dienst STZ).
(a) het verhogen van het tarief voor straatparkeren tot het instaptarief van
€ 1,60. Q-Park wijst hiertoe op de – tegenstrijdige – bepalingen hierover in de Koopovereenkomst, die ten gunste van Q-Park moeten worden uitgelegd. Het gemeentetarief voor parkeren in de omgeving bedroeg op het moment van het tekenen van de Koopovereenkomst omstreeks € 1,35 per uur en is toen niet opgetrokken. (Thans is het parkeertarief op straat overigens € 1,58 per uur en had Q-Park al € 1,80 willen berekenen voor de parkeergarage).
(b) het beperken van extra parkeervoorzieningen in de directe omgeving van de parkeergarage;
(c) het terugdringen van het zogenaamde ‘wildparkeren’; en
(d) de gegarandeerde afname van tenminste een substantieel aantal parkeerabonnementen.
(a) De Gemeente is haar verplichting niet nagekomen om het ‘instaptarief kortparkeren’ van € 1,60 per uur ook te hanteren voor het straattarief .
(b1) Er is sprake van nodeloze aanleg door de Gemeente van circa 500 nieuwe parkeerplaatsen in de omgeving van de parkeergarage, te weten (conclusie van repliek 38 juncto productie 10 inleidende dagvaarding):
-56 op de Schiehavenkade (voor AH),
-90 in de Lloydstraat,
-102 op de Kratonkade,
-14 parkeerplaatsen op de Kratonkade waar illegaal wordt geparkeerd, en
-262 parkeerplaatsen (op de parkeerterreinen van STC en Kuehne en Nagel),
terwijl aanvankelijk op basis van het tijdelijke inrichtingsplan sprake was van de aanleg van (slechts) 48 parkeerplaatsen in de omgeving.
(b2) De Gemeente heeft vele parkeervergunningen op straat verleend (onder andere aan RTV-Rijnmond en ARA), ondanks het beleid van de Gemeente dat het blik van straat moest.
(b3) De Gemeente heeft het gratis parkeren op straat uitgebreid doordat al vanaf 18.00 uur (voorheen 20.00 uur) gratis op straat mag worden geparkeerd.
(c) De Gemeente handhaaft niet voldoende, en
(d) De Gemeente komt haar afnamegarantie niet na.
Dit alles verdraagt zich niet, aldus Q-Park, met de bepaling in de Koopovereenkomst dat ‘er zo min mogelijk op straat zou kunnen worden geparkeerd’ en de verwijzing naar het parkeerregime van de Gemeente (gericht op beperking van het aantal straatparkeerplaatsen).
Ten aanzien van de onderhavige uitlegvraag blijft het hof bij zijn standpunt dat de Offerte niet is aanvaard door de Gemeente met de aanhechting aan de Koopovereenkomst, zulks met bepaling dat deze daarvan deel uitmaakt (zie rechtsoverweging 9).
De Koopovereenkomst en hetgeen verder door Q-Park naar voren is gebracht biedt evenmin voldoende aanknopingspunten voor de juistheid van de stelling van Q-Park dat de Koopovereenkomst naast de verkoop van het vastgoed minstens zo belangrijke langdurige samenwerkingsafspraken bevat. Deze stelling gaat in de gegeven omstandigheden in zijn algemeenheid te ver.
van het omliggend gebiedbetreft, maar slechts dat van de garage, wordt verworpen. Deze stelling verdraagt zich niet met bepalingen elders in dit artikel over het parkeerbeleid van de Gemeente. Waarom hierover toch anders zou moeten worden geoordeeld heeft de Gemeente onvoldoende uitgelegd.
“Partijen stellen hierbij vast dat het beleid van Stadstoezicht Rotterdam erop is gericht dat in het Lloyd-kwartier zo min mogelijk op straat wordt geparkeerd. “ en
“Binnen het Lloyd-kwartier zal een betaald parkeerregime gelden overeenkomstig de algemene uitgangspunten van de gemeente Rotterdam. Handhaving van dit parkeerregime geschiedt door STZ.”
Ad b1 en b2
(I) deugdelijk in te gaan op de stelling van Q-Park dat er in de omgeving van de parkeergarage vele (onnodige) parkeerplaatsen zijn aangelegd (zie rechtsoverweging 16b1), en
(II) om aan te geven hoeveel parkeervergunningen, waar, zijn verstrekt en waarom (zie rechtsoverweging 16b2).
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen om de Gemeente in de gelegenheid te stellen zich hier bij akte over uit te laten. Daarna zal het hof bezien of er nog bewijslevering (in beginsel door Q-Park) moet volgen.
Voor de goede orde merkt het hof op dat de (bij Offerte genoemde) voorwaarde van de verwijdering van alle parkeerplaatsen binnen een straal van 500 m. van de parkeergarage sowieso niet meer aan de orde is, althans dat de Gemeente zich daartoe in de Koopovereenkomst niet heeft verbonden. Q-Park heeft te weinig aangevoerd om hier anders over te oordelen.
Ad b3 en c
Ad a
“ Q-Park verplicht zich jegens OBR de volgende tarieven te hanteren met ingang van januari 2008:
- kort parkeren bij aanvang: € 1,60 per uur.”(…)
- Q-Park verplicht zich het tarief voor kort parkeren nooit hoger of lager vast te stellen dan het door de gemeente Rotterdam, gehanteerde gemeentetarief in de omgeving van de Parkeergarage. Binnen het Lloyd-kwartier zal een betaald parkeerregime gelden overeenkomstig de algemene uitgangspunten van de gemeente Rotterdam.”
De tegenstrijdigheid zit hem in het feit dat Q-Park enerzijds een instaptarief moet hanteren van € 1,60 en anderzijds niet een hoger of lager tarief dan buiten de parkeergarage mag hanteren. Laatstbedoeld tarief bedroeg toen (januari 2008) circa € 1,35.
Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat Q-Park door de Gemeente niet op de hoogte is gesteld van de intern uitgebrachte bevindingen van Twynstra Gudde, zeker niet nu over de tarieven in de loop der onderhandelingen kennelijk nauwelijks is gesproken (zie ook productie 17 van de Gemeente) en nu Q-Park als grote commerciële partij, die bovendien in Rotterdam meer parkeergarages had, geacht mag worden een behoorlijk inzicht in de tarifering en onzekerheden daarbij te hebben, althans geacht mag worden (ook) van haar kant daartoe onderzoek te hebben gedaan. Onder deze omstandigheden kan de Gemeente geen schending van de mededelingsplicht worden verweten. Voor zover Q-Park (evenals bij de subsidiair gestelde dwaling) bedoeld heeft om ook in dit kader een beroep te doen op het arrest Offringa/Vink (LJN:ZC2629) gaat dit beroep niet op, reeds nu onder deze omstandigheden niet geoordeeld kan worden dat de Gemeente gehouden was om Q-Park mededeling te doen omtrent een inschatting van een adviesbureau over de haalbaarheid van een in de toekomst te hanteren tarief.
Beoordeling van de grondslagen dwaling en onrechtmatige daad
Het beroep op dwaling (op grond van artikel 6:228, eerste lid onder b BW) is gebaseerd op de kwestie van het aanvangstarief van € 1,60. Volgens Q-Park had zij geen reden om te veronderstellen dat het tarief van € 1,60 onhaalbaar was, nu een dergelijke stijging veel vaker voorkomt en zij een tariefstijging van 28% in drie jaar haalbaar en realistisch achtte op grond van eigen onderzoek. Zij vindt dan ook dat de Gemeente haar had moeten inlichten over het rapport Twynstra Gudde waarin een tarief van € 1,60 (per aanvang exploitatie) onrealistisch werd geacht.
Nu het blijkens de stellingen van Q-Park gaat om een inschatting van het ene bureau tegenover haar eigen andersluidende onderzoek ten aanzien van prijsontwikkelingen in de toekomst, kan niet worden volgehouden dat er sprake was van wetenschap bij de Gemeente in de zin van artikel 6:228 lid 1 onder b BW, die zij aan Q-Park bekend had moeten maken, nog daargelaten het bepaalde in lid 2. Het beroep op dwaling wordt verworpen.
Het beroep op onrechtmatige daad wordt eveneens verworpen, nu in het door Q-Park gestelde onvoldoende aanknopingspunten worden gevonden om de Gemeente onrechtmatig handelen terzake te verwijten.
Beslissing
- verwijst de zaak naar de rol van
- wijst partijen op rechtsoverweging 32 (ten overvloede);
- houdt iedere verdere beslissing aan.
H.C. Grootveld, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 januari 2014, in aanwezigheid van de griffier.