10. Verweerder dient aannemelijk te maken dat hij de waarde van de woning niet op een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder, gelet op het door hem overgelegde taxatieverslag, en hetgeen hij overigens heeft aangevoerd, hierin geslaagd. Naar volgt uit het taxatieverslag, is de waarde van de woning bepaald met behulp van een methode van systematische vergelijking met woningen waarvan marktgegevens beschikbaar zijn.
Verweerder heeft de WOZ-waarde van de woning onderbouwd met de verkoopgegevens
van een aantal vergelijkingsobjecten. De rechtbank is van oordeel dat - nu de matrix buiten
beschouwing blijft, - slechts de in het taxatieverslag en de in de uitspraak op bezwaar
vermelde vergelijkingsobjecten [a-straat 2], [b-straat 2], [c-straat 1] en
[a-straat 3] bij de beoordeling van de WOZ-waarde van de woning betrokken
kunnen worden. Van het door eiser aangedragen vergelijkingsobject [a-straat 5] is,
nu de matrix buiten beschouwing wordt gelaten, op het moment van het instellen van het
beroep door eiser, geen rond de waardepeildatum gerealiseerd verkoopcijfer bekend, zodat
dit object geen rol kan spelen bij de waardebepaling van de woning. Het vergelijkingsobject
[a-straat 6] is, naar verweerder stelt en de rechtbank aannemelijk acht, niet verkocht,
en dient om die reden bij de waardebepaling van de woning buiten beschouwing te blijven.
Met het taxatieverslag heeft verweerder, naar het oordeel van de rechtbank, aannemelijk
gemaakt dat de aan de woning nader toegekende waarde van € 557.000 in een juiste
verhouding staat tot de gerealiseerde verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten
[a-straat 2], [b-straat 2] , [c-straat 1] en [a-straat 3], variërend
tussen de € 548.000 en de € 615.000, en dat daarbij in voldoende mate rekening is gehouden
met de verschillen tussen de vergelijkingsobjecten en de woning wat betreft onder meer inhoud, kwaliteit van de opstal1en en het verschil in aanhorigheden tussen de
vergelijkingsobjecten en de woning.