Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
uitfeitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht [slachtoffer], geboren op [geboortedag] 1999, waarvan verdachte wist dat deze de leeftijd van achttien jaren nog niet had bereikt, opzettelijk te bewegen ontuchtige handelingen te plegen (waaronder onder andere het tonen van de borsten en/of het tonen en/of spreiden van de billen en/of het wrijven over de borsten en/of het zichzelf vingeren opzettelijk
makendvan zijn overwicht (voortvloeiend uit
hetleeftijdsverschil die [slachtoffer] veelvuldig
heeftaangespoord en bij die [slachtoffer]
heeftaangedrongen om
en, immers heeft hij, verdachte, die [slachtoffer] concrete voorstellen gedaan wat betreft tijd en/of plaats (zijn woning aan de [adres] en/of de (basis)school [naam school] [adres]) van die ontmoeting
en.
BESLISSING
gevangenisstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) dagen.
132 (honderdtweeëndertig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
€ 1.610,00 (duizend zeshonderdtien euro) bestaande uit € 110,00 (honderdtien euro) materiële schade en € 1.500,00 (duizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
26 (zesentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.