ECLI:NL:GHDHA:2014:3832
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding omgangsregeling met betrekking tot minderjarige
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding betreffende de omgangsregeling van een minderjarig kind tussen de man en de vrouw. De man, appellant, is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, dat op 6 maart 2014 is gewezen. In dit vonnis is de vrouw, geïntimeerde, veroordeeld tot nakoming van een eerder vastgestelde omgangsregeling, waarbij de omgang met de minderjarige bij de man in zijn woning dient plaats te vinden. De man heeft in zijn appeldagvaarding drie grieven geformuleerd en verzocht om behandeling als spoedappel, wat is afgewezen. Tijdens de zitting op 22 april 2014 heeft de man zijn eis geconcludeerd en is er een comparitie van partijen bepaald op 11 juni 2014. Tijdens deze comparitie heeft de vrouw een memorie van antwoord ingediend.
Het hof heeft de feiten vastgesteld zoals deze door de voorzieningenrechter zijn vastgesteld, aangezien hiertegen geen grief is ingediend. De voorzieningenrechter had bepaald dat de omgang in de weekenden bij de man dient plaats te vinden, wat de man in zijn eerste grief aanvecht. Hij stelt dat deze bepaling ingrijpt in zijn leven en dat hij vrij moet zijn om de plaats van de omgang te bepalen, ook in de woning van zijn partner. De vrouw betwist dat de man een spoedeisend belang heeft en stelt dat de omgangsregeling door haar wordt nagekomen.
Het hof oordeelt dat de man wel degelijk een spoedeisend belang heeft, gezien de impact van de bepaling op zijn leven. Het hof sluit zich aan bij de beslissing van de voorzieningenrechter en oordeelt dat de omgangsregeling in de woning van de man moet plaatsvinden, zoals eerder bepaald in de beschikking van 19 juli 2013. De man kan in de toekomst een verzoek indienen tot wijziging van de omgangsregeling indien de situatie verandert. De tweede en derde grief van de man worden verworpen, en het hof bekrachtigt het bestreden vonnis, waarbij de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd.