ECLI:NL:GHDHA:2014:3830

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
27 november 2014
Zaaknummer
200.140.955/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een eenvoudige gemeenschap met betrekking tot een woning en gemeenschappelijk krediet

In deze zaak gaat het om de verdeling van een eenvoudige gemeenschap, specifiek met betrekking tot een woning en een gemeenschappelijk krediet. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin de verdeling van de gemeenschap werd vastgesteld. De vrouw vorderde dat het hof het bestreden vonnis zou vernietigen en dat de schuld uit hoofde van het doorlopend krediet, verschuldigd aan kredietmaatschappij 'De IJssel', door beide partijen bij helfte zou worden afgelost. De man daarentegen concludeerde tot afwijzing van het hoger beroep van de vrouw en vorderde de vernietiging van het vonnis voor zover het betreft de toedeling van de inboedel aan de vrouw.

Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de rechtbank in het bestreden vonnis de verdeling van de eenvoudige gemeenschap correct heeft vastgesteld. De vrouw voerde aan dat de restschuld bij verkoop van de woning bij helfte verdeeld moest worden, maar het hof oordeelde dat schulden niet als goederen kunnen worden verdeeld. De man stelde dat de vrouw niet had bijgedragen aan de gemeenschappelijke schulden, wat leidde tot een situatie waarin hij niet in staat was om de hypothecaire lasten te betalen. Het hof oordeelde dat de vrouw de schuld aan 'De IJssel' volledig voor haar rekening moest nemen, omdat zij na haar vertrek uit de gezamenlijke woning had nagelaten bij te dragen aan de schulden.

Het hof heeft de vrouw in het gelijk gesteld met betrekking tot de verdeling van de schulden en heeft bepaald dat partijen ieder voor de helft verantwoordelijk zijn voor de hypothecaire leningen na verkoop van de woning. De vrouw is ook verplicht om een bedrag van € 1.132,76 aan de man te betalen ter zake van verrekenposten. Het hof heeft het bestreden vonnis vernietigd, met uitzondering van de toedeling van de inboedelgoederen, en heeft de proceskosten tussen partijen gecompenseerd. Het arrest is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel
Zaaknummer : 200.140.955/01
Rol-/zaaknummer rechtbank : 386713/HA ZA 11-1885

arrest van de familiekamer d.d. 25 november 2014

inzake
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
appellante, tevens geïntimeerde in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. N. Aydogan-Kütük, te Rotterdam
tegen
[de man],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde, tevens appellant in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. C.A. Busquet te Rotterdam.

Het geding

De vrouw is bij exploot van 22 januari 2014 in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 oktober 2013, gewezen tussen de man als eiser in conventie, tevens verweerder in reconventie en de vrouw als gedaagde in conventie, tevens eiseres in reconventie, hierna: het bestreden vonnis.
Voor de loop van het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar hetgeen daarover in het tussenvonnis van 6 februari 2013 en in het bestreden vonnis is vermeld.
In de appeldagvaarding heeft de vrouw één grief aangevoerd.
De man heeft een memorie van antwoord genomen en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld. De man heeft één grief aangevoerd.
De vrouw heeft een memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep genomen.
De man heeft zijn procesdossier overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. In het bestreden vonnis heeft de rechtbank de verdeling van de eenvoudige gemeenschap vastgesteld. Daarbij is, onder meer en voor zover te dezen van belang, bepaald dat:
- de woning aan het [adres] te [plaatsnaam] aan de man wordt toegedeeld, onder de ontbindende voorwaarde dat de man in staat is de woning te financieren en de vrouw kan doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid vóór 1 februari 2014;
- de inboedelgoederen aan de man worden toegedeeld, met uitzondering van de goederen zoals vermeld op de door de vrouw als productie 1 bij haar akte in conventie, tevens akte tot wijziging/aanvulling van eis in reconventie, overgelegde bijlage, welke door de griffier is gewaarmerkt en aan het vonnis is gehecht;
- de goederen, zoals vermeld op de aan het vonnis gehechte bijlage als hiervoor vermeld, worden toegedeeld aan de vrouw;
- de vrouw verplicht wordt om voor haar rekening te nemen en als eigen schuld te voldoen het aflossingsvrije krediet bij de kredietmaatschappij “De IJssel”;
- de vrouw de eventuele proceskosten uit hoofde van de procedure met betrekking tot het aflossingsvrije krediet bij “De IJssel” voor de helft van de in het vonnis vermelde proceskosten kan verrekenen met de man;
- de vrouw ten titel van overbedeling en verrekening een bedrag van € 2.088,45 aan de man zal betalen;
- voor het geval de man niet in staat is vóór 1 februari 2014 de gezamenlijke woning te financieren of de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid te doen ontslaan, deze woning dient te worden verkocht, waarna de restopbrengst tussen partijen bij helfte dient te worden verdeeld, dan wel de restschuld door ieder van partijen voor de helft voor zijn/haar rekening dient te worden genomen en als eigen schuld dient te worden voldaan.
Het bestreden vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De proceskosten zijn tussen partijen gecompenseerd.
2. De vrouw vordert dat het hof - zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad - het bestreden vonnis zal vernietigen en subsidiair zal bepalen dat de schuld uit hoofde van het doorlopend krediet, verschuldigd aan “De IJssel” bekend onder nummer 747515344, door partijen bij helfte zal worden afgelost en dat de na de verkoop van de woning aan het [adres] te [plaatsnaam] resterende schuld tussen partijen bij helfte verdeeld zal worden; met veroordeling van de man in de proceskosten.
3. De man concludeert tot afwijzing van het door de vrouw ingestelde hoger beroep, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten. In incidenteel hoger beroep vordert de man de vernietiging van het bestreden vonnis, voor zover het betreft de bepaling dat aan de vrouw de inboedel wordt toegedeeld als vermeld op de aan het vonnis gehechte bijlage, met bepaling dat de inboedel zodanig wordt verdeeld dat ieder van partijen datgene behoudt van de inboedel dat hij/zij reeds onder zich heeft en partijen te dezer zake niets meer van elkaar te vorderen hebben; kosten rechtens.
4. De vrouw concludeert tot afwijzing van het door de man in het incidenteel hoger beroep gevorderde, met veroordeling van de man in de proceskosten.
5. Tegen de in het tussenvonnis van 6 februari 2013 onder ‘2’ vermelde feiten is niet opgekomen zodat het hof van die feiten zal uitgaan.
6. Indien de rechter op basis van art 3:185 BW de verdeling vaststelt, houdt hij naar billijkheid rekening zowel met de belangen van partijen als met het algemene belang. De rechter heeft ter zake van de door hem vast te stellen (wijze van) verdeling een discretionaire bevoegdheid.
Schulden en overbedelingsvordering
7. In haar grief voert de vrouw aan dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat de restschuld, als de woning verkocht moet worden, bij helfte verdeeld moet worden. Daarnaast moet de vrouw, zo is in het vonnis bepaald, ook het totale aflossingsvrije krediet bij “De IJssel” voldoen. Deze verdeling acht de vrouw niet rechtvaardig. Zij houdt nu meer schulden over. Alle schulden, dus zowel van de woning als van het krediet bij “De IJssel”, dienen bij helfte te worden verdeeld.
8. De man stelt daartegenover dat de vrouw na haar vertrek uit de gezamenlijke woning heeft nagelaten aan de gemeenschappelijke schulden van partijen, met name het aflossingsvrije krediet bij “De IJssel”, bij te dragen. Doordat de man deze dientengevolge moest betalen, kon hij niet de hypothecaire lasten betalen. De vrouw heeft daarmee ook voorkomen dat de man een passende financiering kon verkrijgen voor de woning en dat zij daarmee werd ontslagen uit haar hoofdelijke aansprakelijkheid. De woning zal worden verkocht en er zal een aanzienlijke restschuld ontstaan. Daarom dient de kredietschuld bij “De IJssel” volledig ten laste van de vrouw te komen.
9. Het hof stelt voorop dat schulden niet kunnen worden verdeeld, zoals de vrouw voorstaat, omdat schulden geen goederen zijn. In het geval de ene partij meer dan de helft van een gemeenschappelijke schuld heeft betaald ontstaat een regresvordering van de ene op de andere partij. In het kader van de vaststelling van de verdeling ex art 3:185 BW is dit niet relevant.
10. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis overwogen (r.o 2.6) dat het krediet voor rekening van de vrouw komt en door haar als eigen schuld dient te worden voldaan, onder verrekening met de man van de helft van dit bedrag van € 35.417,15, te vermeerderen met de helft van de eventueel in die procedure vastgestelde proceskosten. Ten aanzien van de woning heeft de rechtbank overwogen dat de man de woning toegedeeld zou krijgen onder de voorwaarde dat hij de vrouw uiterlijk 1 februari 2014 zou hebben doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. In de recapitulatie van de activa en passiva is het uitgangspunt geweest dat partijen daaraan een gelijk bedrag aan waarde zouden overhouden, respectievelijk zouden moeten betalen.
11. Het hof ziet geen grond om af te wijken van het uitgangspunt dat partijen gelijk delen in de activa en de lasten gelijkelijk zullen dragen. Hetgeen de man heeft aangevoerd acht het hof onvoldoende om in afwijking van dit uitgangspunt te bepalen dat de vrouw een groter aandeel in de schulden zou moeten voldoen.
12. Vast staat nu dat de ontbindende, bedoeld zal zijn opschortende, voorwaarde niet is vervuld: de vrouw is niet ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid voor 1 februari 2014. De woning zal worden verkocht. Daarmee is de situatie ontstaan dat nog onzeker is, welke restschuld, dan wel overwaarde zal ontstaan na verkoop van de woning. De recapitulatie die de rechtbank in haar vonnis heeft gemaakt, voldoet dan ook niet (meer). Een overbedelingsbedrag ter zake van de verdeling is niet te bepalen, gelet op de omstandigheid dat de verkoopprijs van de woning, de na verkoop resterende schuld en de alsdan geldende waarde van de ‘spaarzekerpolis’ niet bekend zijn. Bij de recapitulatie is uitgegaan van een verdeling bij helfte van activa en passiva. Waar partijen na verkoop van de woning beiden draagplichtig zijn voor de eventueel daaruit resterende schuld, zal ook moeten worden bepaald dat partijen in hun onderlinge verhouding ieder voor de helft van de schuld aan ‘De IJssel’ draagplichtig zijn. De grief van de vrouw treft dan ook doel en het hof zal aldus beslissen.
13. Dit betekent dat de vrouw aan de man (alleen) een bedrag van € 1.132,76 ter zake van de verrekenposten verschuldigd is.
14. Het hof zal bepalen dat partijen ieder de helft van de schuld, die ter zake van de hypothecaire leningen resteert na verkoop van de woning, voor zijn rekening neemt en als eigen schuld zal voldoen. Op deze restschuld strekt het bedrag van de ‘spaarzekerpolis’ in mindering. De kosten van verkoop van de woning komen voor rekening van partijen, ieder voor de helft.
Inboedelgoederen
15. De man heeft in zijn incidenteel hoger beroep een grief geformuleerd ten aanzien van de inboedel. Hij stelt dat de rechtbank ten onrechte heeft bepaald dat aan de vrouw de inboedel toekomt zoals vermeld op de aan het bestreden vonnis gehechte lijst. Hij stelt aanvankelijk wel met deze toedeling akkoord te zijn gegaan, maar dat hij diverse goederen zelf nodig heeft. De vrouw heeft de goederen aanvankelijk ook niet opgehaald. Hij wil nu dat ieder van partijen datgene houdt dat hij/zij reeds onder zich heeft en zij met betrekking tot de inboedel niets meer van de andere partij te vorderen hebben.
16. De vrouw stelt dat de man is blijven weigeren de inboedel aan de vrouw te geven. Dit is eindelijk in februari 2014 gelukt, na tussenkomst van de advocaten en toen bleek de woning te zijn leeggehaald. De vrouw heeft de betreffende zaken zelf nodig. In 2007, toen zij de woning verliet, kreeg zij niets mee.
17. Het hof stelt vast dat de man akkoord is gegaan met afgifte aan de vrouw van de goederen die op de aan het bestreden vonnis gehechte lijst vermeld staan. Het hof acht de redenen die de man aanvoert om hierop terug te komen, niet valide. De man noemt redenen die reeds bekend waren ten tijde van zijn instemming met de afgifte van deze goederen. Beide partijen stellen de goederen nodig te hebben. Ook dit is niet anders dan ten tijde van de door de man gegeven instemming. Het hof ziet daarin dan ook geen grond de man niet aan zijn instemming te houden en anders te oordelen over de verdeling van de inboedelgoederen.
18. Het hof zal om praktische redenen het bestreden vonnis, met uitzondering van de toedeling van de inboedelgoederen en het bevel tot afgifte van goederen door de man aan de vrouw, vernietigen.
Proceskosten
19. Het hof ziet geen grond om een van partijen in de proceskosten te veroordelen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd.

Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis, met uitzondering van hetgeen in het bestreden vonnis omtrent de toedeling van inboedelgoederen en de afgifte van inboedelgoederen is beslist en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
stelt de verdeling van de eenvoudige gemeenschap vast als volgt:
bepaalt dat partijen ieder voor de helft zijn gerechtigd tot de verkoopopbrengst ter zake van de verkoop van de woning aan het [adres] te [plaatsnaam], die resteert, nadat uit die verkoopopbrengst zijn voldaan:
- de kosten van verkoop van deze woning;
- de spaarzekerhypotheek (3532.969.343) en de aflossingsvrije hypotheek (3532.970.422);
- op welke hypothecaire leningen de spaarverzekeringspolis met polisnummer 40343083 ter aflossing in mindering zal strekken;
dan wel, indien met inachtneming van het vorenoverwogene een schuld uit hoofde van de hypothecaire leningen resteert: partijen in hun onderlinge verhouding deze schuld, ieder voor de helft, voor zijn/haar rekening zal nemen en als eigen schuld zal voldoen;
bepaalt dat partijen in hun onderlinge verhouding de schuld aan kredietmaatschappij ‘De IJssel’, te vermeerderen met de eventueel ter zake van deze schuld bij vonnis vastgestelde proceskosten, ieder voor de helft, voor zijn/haar rekening zullen nemen en als eigen schuld zullen voldoen;
bepaalt dat partijen in hun onderlinge verhouding het krediet met nummer 3818.33.240, ieder voor de helft, voor zijn/haar rekening zullen nemen en als eigen schuld zullen voldoen;
bepaalt dat de vrouw aan de man ter zake van verrekenposten een bedrag van € 1.132,76 zal voldoen;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt het bestreden vonnis, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
compenseert de proceskosten tussen partijen aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.A. Mink, L.F.A. Husson en J.A. van Kempen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2014 in aanwezigheid van de griffier.