2.2Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) Moesbosch (althans haar rechtsvoorganger) exploiteerde een glastuinbouwbedrijf. In de jaren ’90 heeft zij haar bedrijfsactiviteiten gewijzigd en is zij een tuincentrum gaan exploiteren. Aanvankelijk was Moesbosch verplicht aangesloten bij de CAO Tuinbouw en de CAO Vervroegd Uittreden Agrarische Sectoren. Na de wijziging van haar bedrijfsactiviteiten gold voor haar de CAO Tuincentra.
( ii) De CAO Tuinbouw verplichtte Moesbosch deel te nemen aan het Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (hierna: BPL). De CAO Vervroegd Uittreden Agrarische Sectoren verplichtte Moesbosch tot deelname aan het SUWAS-fonds, waardoor werknemers van Moesbosch de mogelijkheid hadden vervroegd uit te treden.
( iii) De CAO Tuincentra verplichtte Moesbosch tot deelname aan de pensioenregeling van het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Detailhandel (hierna: Detam).
( iv) Tussen Moesbosch en de Voedingsbond FNV (hierna: FNV) is in 1994 een overeenkomst gesloten om – bij wijze van overgangsregeling – de verschillen tussen de CAO Tuinbouw en de CAO Tuincentra te regelen. Voor zover thans van belang bepaalde de overeenkomst het volgende:
“ Artikel 1. De bepalingen uit deze overeenkomst zijn van toepassing op alle werknemers van die voor 1 januari 1993 in dienst waren bij [Moesbosch].
Artikel 2. De overgangsregeling loopt van 1 januari 1993 tot 1 januari 1998.
(…)
Artikel 6. De huidige VUT en Pensioenregelingen worden voortgezet mits de werkgever aangesloten kan blijven bij de betreffende fondsen en van de bestaande regelingen gebruik kan maken er geen andere soortgelijke gelijkwaardige regelingen in de CAO Tuincentra overeengekomen worden.”
( v) Bij brief van 21 januari 1998 heeft mr. J.W.M. Mathijssen (verbonden aan WEA Belastingadviseurs Zeeland), de belastingadviseur van Moesbosch, het volgende aan Detam geschreven:
“Algemeen
Op grond van het indelingsonderzoek bij mijn cliënt is door GUO het voornemen geuit om de aansluiting bij het GUO per 1 januari 1998 over te dragen aan Detam/Cadans.
Reeds lange tijd bestaat er onduidelijkheid over deze overgang, met name hoe de overgang dient plaats te vinden en hoe om te gaan met bestaande rechten van werknemers.
Probleemstelling
Aan de werknemers van mijn cliënt zijn pensioen- en vutrechten toegekend, welke de werkgever wenst voort te zetten. De pensioenrechten van het pensioenfonds voor de landbouw zijn beter dan de rechten bij Cadans. Cadans kent geen vut-regeling. Ook deze rechten wil mijn cliënt verzekerd houden bij het GUO.
(…)
Na uitvoerig overleg met het GUO is vanuit hun zijde in principe toegezegd dat mijn cliënt voor de genoemde fondsen bij hen verzekerd kan blijven.
Verzoek
Namens mijn cliënt verzoek ik u:
-
dispensatie te verlenen om de pensioenrechten van de werknemers verzekerd te houden bij het GUO;
-
een uitspraak te doen over het voortzetten van de verzekering voor de toegezegde vut-rechten bij het GUO;
(…)”
( vi) Bij brief van 1 april 1998 heeft GUO Fondsenbeheer B.V. het volgende geantwoord:
“Wij hebben uw verzoek aan de voorzitters van de besturen BPL en SUWAS voorgelegd. De voorzitters hebben ingestemd met het verzoek tot vrijwillige aansluiting bij de fondsen BPL en SUWAS voor uw cliënt (…).
Een en ander betekent dat de SUWAS-aansluiting voor het huidige en toekomstige personeel zal gelden en dat de BPL-aansluiting geldt voorzover dispensatie is verkregen van de verplichte pensioenregeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Detailhandel. Gaarne ontvangen wij van u een overzicht van de werknemers van [Moesbosch], aan wie laatstgenoemd pensioenfonds dispensatie verleend.
(…)
Bijgaand treft u aan de contracten in tweevoud waarin de vrijwillige aansluitingen BPL en SUWAS vastgelegd zijn. (…)”
( vii) Op 24 november 1998 heeft Moesbosch twee aansluitingsovereenkomsten ondertekend. In de aansluitingsovereenkomst tussen Moesbosch en de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (hierna: de eerste aansluitingsovereenkomst) werd overeengekomen:
“De deelneming aan de pensioenregeling van de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw van het in dienst zijnde personeel voor zover vrijstelling is verkregen van de verplichte pensioenregeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Detailhandel.”
In de aansluitingsovereenkomst tussen Moesbosch en SUWAS (hierna: de tweede aansluitingsovereenkomst) werd overeengekomen:
“De bepalingen zoals die gelden voor werkgevers en werknemers die onder de cao Vervroegd Uittreden Agrarische Sectoren vallen, zijn van overeenkomstige toepassing voor de tijd dat deze cao van kracht is.”
( viii) Op 17 december 1998 heeft Detam vrijstelling verleend van de verplichting tot premiebetaling aan het bedrijfspensioenfonds voor de Detailhandel, met dien verstande dat deze vrijstelling uitsluitend gold voor 36 in de beschikking met name genoemde werknemers en niet voor de overige huidige of toekomstige werknemers die onder de verplichtstelling van het fonds vallen.
( ix) SUWAS heeft met ingang van 1 januari 1998 tot en met 2011 voor alle werknemers van Moesbosch Vut-premie in rekening gebracht. De onder (vii) genoemde aansluitingsovereenkomst met SUWAS is op verzoek van Moesbosch per 14 februari 2012 geëindigd.