ECLI:NL:GHDHA:2014:3605

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
200.102.740-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gemeentelijke aansprakelijkheid voor schade door wateroverlast en bewijswaardering in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, ging het om een hoger beroep van een appellant tegen de Gemeente Rijswijk. De appellant stelde dat de Gemeente nalatig was geweest in het nemen van maatregelen om wateroverlast te voorkomen, specifiek in verband met de rouwstoet van Prins Claus in 2002. Het hof had eerder op 4 juni 2013 een tussenarrest gewezen, waarin de appellant was toegelaten tot het bewijs door het horen van getuigen. De appellant voerde aan dat de Gemeente in 2003 werkzaamheden had uitgevoerd aan het plaveisel om plasvorming te voorkomen, maar het hof oordeelde dat de getuigenverklaringen niet voldoende bewijs boden voor deze stelling. De getuigen, waaronder de appellant zelf, gaven aan dat er werkzaamheden waren uitgevoerd, maar hun verklaringen waren niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat deze werkzaamheden gericht waren op het voorkomen van wateroverlast. Het hof concludeerde dat de Gemeente niet verwijtbaar nalatig was geweest en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. De appellant werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep, vastgesteld op een totaal van € 5.868,-. Het arrest werd uitgesproken op 25 november 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.102.740/01
Zaaknummer rechtbank : 395964

Arrest van 25 november 2014

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A.S. Douma te Rijswijk (ZH),
tegen

DE GEMEENTE RIJSWIJK,

zetelend te Rijswijk (ZH),
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat: mr. M.C. Sinke te Middelburg.

Het geding

Het hof heeft in deze zaak op 4 juni 2013 een tussenarrest gewezen (ECLI:NL:GHDHA:
2013:CA2344). Het verwijst voor het procesverloop tot die datum naar dat tussenarrest. Nadien heeft [appellant] getuigen doen horen. Vervolgens hebben partijen elk een memorie na enquête genomen (die van de Gemeente met producties), waarna partijen wederom stukken hebben overgelegd en arrest is gevraagd.

Verdere beoordeling

1. Het hof heeft [appellant] bij voormeld tussenarrest toegelaten tot het bewijs door het doen horen van getuigen dat de Gemeente in 2003 voorafgaand aan het passeren van de rouwstoet van Prins Claus maatregelen aan het plaveisel ter plaatse (hof: vóór [adres] te [plaats]) heeft doen uitvoeren die gericht waren op het voorkomen van stelselmatige plasvorming. [appellant] heeft daartoe zes getuigen voorgebracht, te weten zichzelf, [naam] (verder: [W]), [naam] (verder: [P]), zijn voormalige partner [naam] (Verder: [M]), zijn dochter […] (verder: de dochter) en zijn zoon […] (verder: de zoon).
2. Voor zover van belang hebben de getuigen het volgende verklaard.
a. [appellant]: Toen in 2003 Prins Claus was overleden en er een rouwstoet naar Delft voor mijn woning langs moest kwamen één dag voor het passeren van de rouwstoet mensen van de gemeente die ter plaatse de straatkolk hebben gerepareerd. Ze hebben het plaveisel open gemaakt en gegraven en hebben geconstateerd dat daar een rioolbuis en elektriciteits- en andere leidingen elkaar kruisten en dat de kruisende leidingen de rioolbuis dichtdrukten. Ze hebben de buis gerepareerd. Ik heb erbij gestaan en heb het gezien. Ik heb de arbeiders horen zeggen dat die kruising de oorzaak van het dichtdrukken van de rioolbuis was. Ik stond erbij en heb het ook zelf gezien.
b. [W]: Nadat Prins Claus was overleden, maar voordat de rouwstoet langskwam zijn een man of vier van de gemeente langs geweest om ter plaatse het riool te vernieuwen. Dat deden ze omdat daar plasvorming plaatsvond. (…) Ik heb die reparaties zien plaatsvinden (…). Ik heb ook regelmatig met die mensen gesproken en gezegd dat het lang duurde voor het probleem verholpen was. Maar zij hebben mij ook niet anders gezegd dan dat zij ook maar opdrachten uitvoerden.
c. [P]: Toen Prins Claus moest worden begraven werd alles ter plaatse netjes gemaakt en gerepareerd. Daarvoor heb ik gezien dat er hele grote plassen voor de deur van [appellant] stonden. (…) Voor het passeren van de rouwstoet zijn er mensen van de gemeente geweest, er werden toen boompjes neergezet en ook voor het water werd het goed in orde gemaakt. (…) Ik heb nooit met de mensen van de gemeente die daar bezig waren gesproken, maar ik heb ze wel aan het werk gezien.
d. [M]: Voor het langskomen van de rouwstoet van Prins Claus zijn gemeentemensen langs geweest die de straat hebben opgeknapt en er boompjes hebben geplant. Zij hebben toen ook de rioolput schoongemaakt. Ik kan me niet herinneren of er toen verder aan de put is gewerkt. (…). Met betrekking tot de werkzaamheden bij het overlijden van Prins Claus weet ik dat de put is schoongemaakt. Bij mijn weten is er toen niets aan het wegdek gedaan.
e. De dochter: Na het overlijden van Prins Claus werd, omdat de rouwstoet daar langs kwam, de straat opeens opgeknapt. Het plaveisel werd opengemaakt en teruggelegd. Er zijn bomen geplant. En de riolering werd gemaakt. (…). U vraagt mij of ik contact heb opgenomen met de gemeente. Dat heb ik niet zelf gedaan, maar ik heb bij mijn vader geklaagd (…).
f. De zoon: Ik heb over de plasvorming nooit contact met de gemeente opgenomen voor 2004/2005, toen ik er eens met de gemeente over heb gebeld. Toen in verband met de komende begrafenis van Prins Claus in 2003 de […] op tv zou komen, is de straat provisorisch gemaakt. Ik heb staan kijken en zou het anders gemaakt hebben. Het was voor mij als leek een noodoplossing. De straatstenen werden eruit gehaald, de buizen werden uitgegraven en opgehaald, er is weer zand op en onder de buizen gestort en de straatstenen zijn opnieuw neergelegd.
3. Het hof acht op grond van deze getuigenverklaringen hoogst aannemelijk dat de Gemeente voorafgaand aan het passeren van de rouwstoet van Prins Claus maatregelen aan het plaveisel ter plaatse heeft doen uitvoeren. Tussen partijen is niet in geschil dat die begrafenis in 2002 heeft plaatsgevonden. Waar het jaartal 2003 in de stellingen van [appellant] en in zijn verklaring op een kennelijke vergissing berust, zal het hof de bewijsopdracht en die verklaring aldus verbeterd lezen. Hetzelfde geldt voor de verklaring van de zoon. Dat de Gemeente over die werkzaamheden niets in haar administratie heeft kunnen vinden, doet aan het bewijs niet af. De omstandigheid dat [appellant] ten tijde van die begrafenis niet stond ingeschreven als ingezetene van Rijkswijk, betekent niet dat aan zijn verklaring geen betekenis toekomt. Die omstandigheid staat er immers allerminst aan in de weg dat [appellant] zich in de periode rond die begrafenis in Rijswijk bevond.
4. Het hof acht echter niet bewezen dat die werkzaamheden
gericht waren op het voorkomen van stelselmatige plasvorming. Behalve [W] heeft niemand verklaard dat hij met de aanwezige werklieden heeft gesproken, zodat, voor zover de anderen verklaren dat de werkzaamheden waren gericht op het voorkomen van stelselmatige plasvorming, dat niet berust op verklaringen zijdens de Gemeente, maar slechts eigen conclusies zijn. [W] heeft niet méér verklaard dan dat hij aan de werklieden heeft gezegd dat het lang duurde voordat “het probleem” verholpen was. [W] heeft niet verklaard dat hij tegenover de werklieden het probleem heeft benoemd, en ter plaatse was, zoals uit de stellingen van partijen volgt, naast het probleem van plasvorming ook sprake van een probleem door parkeeroverlast. Uit het door hem weergegeven antwoord van de werklieden, inhoudende dat zij ook maar opdrachten uitvoerden, valt niet af te leiden dat hun werkzaamheden waren gericht op het voorkomen van stelselmatige plasvorming. De omstandigheid dat, zoals drie getuigen verklaren, de werkzaamheden mede het planten van boompjes inhielden, kan erop wijzen dat de werkzaamheden primair een ander doel dienden, zoals het verfraaien van de […] met het oog op het passeren van de rouwstoet.
5. Het boven overwogene leidt tot de slotsom dat, ook voor zover het betreft het adequaat reageren op aan de Gemeente bekende gebreken, niet is komen vast te staan dat de Gemeente verwijtbaar nalatig is geweest. Dat brengt het hof tot de conclusie dat de grieven niet tot resultaat leiden. Het hof zal het vonnis waarvan beroep bekrachtigen. Daarbij past een veroordeling van [appellant] in de kosten van het hoger beroep aan de zijde van de Gemeente.

Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank 's-Gravenhage van 4 januari 2012;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van de Gemeente tot op heden vastgesteld op € 1.815,- aan griffierecht en € 4.053,- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.V. van den Berg, M.J. van der Ven en A.E.A.M. van Waesberghe en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 november 2014 in aanwezigheid van de griffier.