Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest van 4 maart 2014
,
HET HOOGHEEMRAADSCHAP VAN DELFLAND,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
tweede griefen het Hoogheemraadschap met de in
de punten 1 tot en met 4 van de in de mva verwoorde grief) tegen de aanduiding door de rechtbank in het vonnis van 31 oktober 2012 van de vennootschap onder firma [appellant sub 1] als eiseres. Zij brengen naar voren dat dat bedoelde vennootschap onder firma in 1996 is ontbonden en niet meer bestaat en voorts dat zij na de comparitie in eerste aanleg zijn overeengekomen dat de procedure verder gevoerd zou worden tussen [appellant] in persoon en het Hoogheemraadschap. Het hof heeft geconstateerd dat de rechtbank blijkens rechtsoverweging 4.1. hiervan ook is uitgegaan. De grieven slagen. Het hof zal, mede met het oog op de eventuele tenuitvoerlegging van dit arrest, het vonnis van 31 oktober 2012 vernietigen, aangezien daarbij is verzuimd [appellant] aan te merken als de eisende partij en rechtsopvolger van de bedoelde vennootschap onder firma en het zal voorts deze vennootschap (nu deze niet meer bestaat) niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep.
eerste grieftegen de feitenvaststelling door de rechtbank in het vonnis van 31 oktober 2012. Het hof heeft in rechtsoverweging 1 de feiten vastgesteld die het voor de beoordeling van de zaak van belang acht, en heeft daarbij ook met de door [appellant] naar voren gebrachte bezwaren rekening gehouden. De grief leidt op zichzelf niet tot vernietiging van het vonnis.
derde griefvalt [appellant] in de eerste plaats het oordeel van de rechtbank aan, dat de beweerde schade ten gevolge van de wateroverlast van 5 augustus 2001 niet aan het Hoogheemraadschap toe te rekenen is, omdat, voor zover er een overstroming van de straatkolk was, sprake is geweest van een gebrekkige riolering en riolering geen taak is van het waterschap maar van de gemeente. [appellant] brengt naar voren dat straatkolken afwateren op het oppervlaktewater en dat zij niet mogen zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering. Daarnaast betwist [appellant] met deze grief het oordeel van de rechtbank dat het Hoogheemraadschap niet onrechtmatig heeft gehandeld door niet vóór 5 augustus 2001 structurele maatregelen in de Hoekpolder te nemen. Hij voert aan dat hij al vanaf 1998 het Hoogheemraadschap heeft verzocht om een vaste noodpompinstallatie te plaatsen. Hij betoogt tevens dat het Hoogheemraadschap bekend was met het feit dat de sifon te klein was en tot wateroverlast kon leiden en na de calamiteit van 1998 voornemens was de sifon te vervangen en de toevoer naar de sifon te vergroten, maar dit heeft nagelaten.
de punten 7 tot en met 9 van de mva verwoorde griefvan het Hoogheemraadschap tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] op 5 augustus 2001 en 19 september 2001 schade heeft geleden, geen behandeling. Het hof passeert het door [appellant] in punt 26 van zijn memorie van grieven gedane bewijsaanbod, omdat de betreffende feiten en omstandigheden, indien bewezen, niet tot een andere uitkomst van het geschil kunnen leiden.
Beslissing
opnieuw rechtdoende,