ECLI:NL:GHDHA:2014:3547

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
3 november 2014
Zaaknummer
200.128.471
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake bewijswaardering en opdrachtverstrekking tussen voormalig vennoten en uitzendbureau

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, zijn [appellant] en [appellante], voormalig vennoten van V.O.F. Loon- en Verhuurbedrijf [appellant], in hoger beroep gekomen van vonnissen van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een geschil met AP2000 Detachering en Uitzending B.V., een uitzendbureau, over de betaling van facturen voor gehuurd materieel en ingeleend personeel. De appellanten hebben de vordering van AP2000 betwist en stellen dat zij geen opdracht hebben gegeven voor de werkzaamheden. De rechtbank had eerder geoordeeld dat AP2000 in haar bewijsopdracht was geslaagd, maar de appellanten zijn van mening dat dit onterecht is.

Tijdens de pleitzitting op 10 oktober 2014 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. Het hof heeft de verklaringen van getuigen, waaronder medewerkers van AP2000, beoordeeld. Het hof concludeert dat AP2000 niet voldoende bewijs heeft geleverd dat de appellanten daadwerkelijk opdracht hebben gegeven voor de werkzaamheden. De verklaringen van de getuigen waren niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat er een overeenkomst tot stand was gekomen tussen de partijen.

Het hof vernietigt het bestreden eindvonnis van de rechtbank en wijst de vordering van AP2000 af. Tevens wordt AP2000 veroordeeld in de kosten van het geding in zowel eerste aanleg als hoger beroep. Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, A.M. Voorwinden en M.Tj. Bouwes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 november 2014.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.128.471/01
Zaaknummer rechtbank : 1016672 / 10-3542

arrest van 11 november 2014

inzake

[appellant] , en

[appellante] ,
beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna respectievelijk te noemen: [appellant] , [appellante] en gezamenlijk [appellanten] ,
advocaat: mr. H. Warendorp Torrenga te Alphen aan den Rijn,
tegen

AP2000 Detachering en Uitzending B.V.,

gevestigd te Melissant,
geïntimeerde,
hierna te noemen: AP2000,
advocaat: mr. M. Teekens te Leiden.

Het geding

Bij exploot van 3 juni 2013 is [appellanten] in hoger beroep gekomen van door de rechtbank Den Haag, team kanton Leiden/Gouda, locatie Alphen aan den Rijn tussen partijen gewezen vonnissen van 29 mei 2012 (verder: het bestreden tussenvonnis) en 5 maart 2013 (verder: het bestreden eindvonnis). Bij memorie van grieven (met producties) heeft [appellanten] vier grieven (genummerd I, II, III, VIII) aangevoerd. Bij memorie van antwoord (met productie) heeft AP2000 de grieven bestreden.
Op 10 oktober 2014 hebben partijen hun zaak doen bepleiten. Van de pleitzitting is proces-verbaal opgemaakt.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd en arrest gevraagd.

Beoordeling van het hoger beroep

1. Het gaat in deze zaak om het volgende:
1.1
[appellant] en [appellante] zijn voormalig vennoten van V.O.F. Loon- en Verhuurbedrijf [appellant] (verder: [de vof] ).
1.2
Blijkens de inschrijving in het handelsregister is AP2000 een uitzendbureau. Haar enige aandeelhouder en bestuurder is [bestuurder] Holding Melissant B.V.. [bestuurder] is op zijn beurt bestuurder en enig aandeelhouder van laatstgenoemde vennootschap.
1.3
[de vof] heeft in de periode 2005-2006 een aantal malen van AP2000 materieel gehuurd en personeel ingeleend voor het verrichten van werkzaamheden.
1.4
[appellanten] wenste begin 2007 over te gaan tot verkoop van zijn onderneming en heeft daarover onder meer gesproken met [bestuurder] .
1.5
Bij brief van 15 februari 2007 heeft [appellant] aan collega's en zakenrelaties het volgende bericht:
"Met dit schrijven stellen wij u in kennis dat wij al onze bedrijfsactiviteiten beëindigen per 1 maart 2007.
Het bedrijf is overgenomen door Dhr. [naam 1] (Aannemingsbedrijf [naam 1] te [plaats] )
De naamstelling wordt veranderd in [appellant] BV .
Zelf blijf ik in loondienst van de nieuwe BV zodat we elkaar in de toekomst hopelijk nog regelmatig zullen ontmoeten.
Wij danken u voor het vertrouwen en de samenwerking in tal van jaren."
1.6
Blijkens een uittreksel uit het handelsregister van de Kamers van Koophandel (verder: het handelsregister) is op 25 april 2008 geregistreerd dat de onderneming van [appellanten] op 1 maart 2007 is overgedragen en dat de vennootschap onder firma per die datum is ontbonden.
1.7
AP2000 heeft in de periode van 26 maart 2007 tot 10 augustus 2007 facturen verzonden aan [de vof] wegens gesteld door haar verhuurd materieel en door haar uitgeleende werknemers in de weken 11 tot en met 29 van 2007 ten behoeve van een project van Nacap in Scheveningen (verder: het Nacap-project). [appellanten] heeft die facturen niet voldaan.
1.8
In deze procedure vordert AP2000 van [appellanten] – zakelijk weergegeven – betaling van de hiervoor onder 2.5 genoemde facturen tot een totaalbedrag van € 36.193,15, vermeerderd met contractuele rente en kosten.
1.9
Bij tussenvonnis van 6 december 2011 heeft de kantonrechter AP200 opgedragen te bewijzen dat [appellanten] aan haar opdracht heeft gegeven voor de huur van materiaal en het beschikbaar stellen van personeel.
1.1
AP2000 heeft vervolgens een van haar machinisten, [getuige 1] , en haar planner [getuige 2] (zoon van [bestuurder] ), als getuigen doen horen. [appellant] heeft afgezien van tegengetuigenverhoor.
1.11
Bij tussenvonnis van 29 mei 2012 heeft de kantonrechter geoordeeld dat AP2000 is geslaagd in het haar opgedragen bewijs en heeft [appellanten] opgedragen te bewijzen dat AP2000 destijds wist, althans redelijkerwijs moest weten, dat [appellant] optrad namens Aannemingsbedrijf [naam 1] BV/ [appellant] BV.
1.12
[appellanten] heeft daarna [appellant] en [appellante] doen horen en AP2000 haar (indirect) directeur [bestuurder] , alsmede administratief medewerkster [getuige 3] (dochter van [bestuurder] ).
1.13
Bij het bestreden eindvonnis heeft de kantonrechter geoordeeld dat [appellanten] niet is geslaagd in het haar opgedragen bewijs en de vordering van AP2000 toegewezen.
2.1
In hoger beroep vordert [appellanten] vernietiging van de bestreden vonnissen en opnieuw rechtdoende de afwijzing van de vorderingen van AP2000, met veroordeling van AP2000 in de kosten van beide instanties. [appellanten] voert daartoe allereerst onder grief I aan, dat de kantonrechter terecht AP2000 bewijs heeft opgedragen van haar stelling dat [appellanten] aan haar opdracht heeft gegeven voor de huur van materiaal en het beschikbaar stellen van personeel, maar dat hij ten onrechte heeft geoordeeld dat AP2000 is geslaagd in dat bewijs. Hij stelt zich op het standpunt dat [de vof] c.q. [appellanten] geen opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden.
2.2
Het hof overweegt als volgt.
Uit de verklaring van [getuige 1] blijkt dat hij geen getuige is geweest van het tot stand komen van een overeenkomst tussen [appellanten] en AP2000 ter zake van het in het geding zijnde project. [getuige 1] heeft slechts verklaard dat hij als machinist steeds met [appellant] te maken had, dat hij pas later heeft ontdekt dat [appellant] niet langer voor zichzelf werkte en dat hij mogelijk degene is geweest die de werkzaamheden in week 25 tot en met 29 (het hof begrijpt: die zijn vermeld op de factuur van 10 augustus 2007 gericht aan [de vof] ) heeft verricht. Uit deze verklaring kan derhalve niet worden afgeleid wie (wanneer en namens wie) de opdracht ter zake van het Nacap-project aan AP2000 heeft verstrekt.
2.3
Ook getuige [getuige 2] heeft niets verklaard omtrent een opdrachtverstrekking door [appellanten] ter zake van het Nacap-project. [getuige 2] heeft slechts verklaard dat hij als planner met [appellant] heeft gesproken over het inplannen van een aantal machines en een machinist voor het Nacap-project. Het inplannen van werkzaamheden wordt doorgaans voorafgegaan door het sluiten van een overeenkomst tot opdracht, maar daarover heeft [getuige 2] niets verklaard. Het hof leidt uit de zittingsaantekeningen van de comparitie van partijen van 21 april 2011 af dat ook in dit geval aan de planning een opdracht vooraf is gegaan: [bestuurder] heeft blijkens die aantekeningen immers verklaard dat Binnendijk met hem "de afspraken" heeft gemaakt (het hof begrijpt: de overeenkomst heeft gesloten). Daarom bevreemdt het, dat AP2000 [bestuurder] niet als getuige heeft doen horen over het tot stand komen van de overeenkomst van opdracht en dit ook in hoger beroep niet (expliciet) heeft aangeboden. Het algemeen geformuleerde bewijsaanbod kan niet worden aangemerkt als een in hoger beroep toereikend aanbod, temeer daar in eerste aanleg al getuigen zijn gehoord. Bovendien bevreemdt het dat thans de stelling wordt ingenomen dat [appellanten] opdracht heeft gegeven aan [getuige 2] , hetgeen volgens AP2000 zou volgen uit de door hem afgelegde verklaring, terwijl volgens de zittingsaantekeningen van de comparitie van partijen de opdracht is verstrekt aan een ander, te weten [bestuurder] . Nu AP2000 voorts niet heeft onderbouwd hoe de gestelde opdracht tot stand is gekomen (Wat hebben [bestuurder] en [appellant] precies besproken? Is bijvoorbeeld onderhandeld over de prijs en over het moment van leveren en zo neen, hoe is daarover dan overeenstemming ontstaan?) en wanneer (vóór of na 1 maart 2007), ziet het hof geen aanleiding tot een ambtshalve bewijsopdracht.
2.4
Voor zover AP2000 stelt dat uit het feit dat [getuige 2] over de planning van het in geding zijnde project heeft gesproken met [appellant] kan worden afgeleid dat de opdracht ook door [appellant] (namens [de vof] c.q. [appellanten] ) is verstrekt, is deze stelling onvoldoende onderbouwd. Bovendien is niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken dat [appellant] na de overdracht van zijn onderneming in dienst is getreden van [appellant] B.V. als planner en meewerkend uitvoerder.
2.5
Een en ander wordt niet anders indien in aanmerking wordt genomen dat op de opdrachtbonnen van Nacap " [appellant] " is vermeld, enerzijds omdat niet duidelijk is door wie (en op aangeven van wie) deze bonnen zijn ingevuld ( [appellant] stelt deze bonnen pas in deze procedure voor het eerst onder ogen te hebben gekregen) en anderzijds omdat niet is uit te sluiten is dat met " [appellant] " [appellant] B.V. is bedoeld.
2.6
AP2000 heeft aangeboden door het horen van de toenmalige uitvoerder van Nacap, [getuige 4] , te bewijzen dat Nacap de opdracht voor de werkzaamheden te Scheveningen heeft verstrekt en betaald aan [appellanten] en niet aan [appellant] B.V.. Aangezien AP2000 indien zij zou slagen in dit bewijs, daarmee nog niet heeft bewezen dat [appellanten] aan haar de opdracht heeft verstrekt, gaat het hof aan dit aanbod als onvoldoende relevant voorbij.
2.7
Dit betekent dat AP2000 naar het oordeel van het hof niet is geslaagd in het bewijs dat [appellant] aan haar de in geding zijnde opdracht heeft verstrekt. Grief I slaagt dus. Daarom wordt aan de vervolgvraag of AP2000 had kunnen/moeten begrijpen dat [appellant] niet (meer) op eigen naam handelde niet toegekomen, zodat de overige grieven geen behandeling behoeven. Nu daarmee de grondslag aan de vordering van AP2000 is ontvallen, zal het bestreden eindvonnis worden vernietigd. Omdat in het bestreden tussenvonnis geen te executeren beslissingen zijn opgenomen, heeft [appellanten] geen belang bij vernietiging van dat vonnis. Het hof zal in het dictum dan ook geen beslissing opnemen ten aanzien van dat vonnis. AP2000 zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, kanton Leiden/Gouda, locatie Alphen aan den Rijn van 5 maart 2013,
en opnieuw rechtdoende:
- wijst de vordering van AP2000 af;
- veroordeelt AP2000 in de kosten van het geding in eerste aanleg, aan de zijde van [appellanten] tot op 5 maart 2013 begroot op € 4.200,-- aan salaris advocaat;
- veroordeelt AP2000 in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellanten] tot op heden begroot op € 92,82 aan explootkosten, € 299,-- aan griffierecht en € 4.893,-- aan salaris advocaat;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, A.M. Voorwinden en M.Tj. Bouwes en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 november 2014 in aanwezigheid van de griffier.