In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag diende, gaat het om een hoger beroep van de erfgenamen van [erflaatster] tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De erfgenamen, vertegenwoordigd door advocaat mr. D. Vermaat, vorderden de vernietiging van het bestreden vonnis en de afwijzing van de vorderingen van [X] Dental Lab, dat werd vertegenwoordigd door advocaat mr. T.G.M. Gersjes. De zaak draait om de vraag of een betaling van € 6.000,- door [X] Dental Lab aan [erflaatster] onverschuldigd was, omdat deze betaling zou zijn gedaan onder de voorwaarde dat [erflaatster] haar klachten tegen de tandartsen zou intrekken. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank in een eerder tussenvonnis de feiten heeft vastgesteld die niet in geschil zijn. De erfgenamen hebben in hoger beroep vijf grieven aangevoerd, gericht tegen de bewijswaardering en de verwerping van hun beroep op verrekening.
Het hof heeft de verklaringen van getuigen en de stellingen van beide partijen zorgvuldig gewogen. Het hof concludeert dat niet kan worden vastgesteld of de betaling van € 6.000,- onder de voorwaarde van intrekking van de klachten was gedaan. De bewijslast lag bij [X] Dental Lab, en aangezien deze niet is geslaagd in het bewijs, oordeelt het hof dat de betaling onverschuldigd was. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [X] Dental Lab af, waarbij het laboratorium wordt veroordeeld in de proceskosten van zowel de eerste aanleg als het hoger beroep. Dit arrest is gewezen door mrs. M.J. van der Ven, I.M. Davids en D.A. Schreuder en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 november 2014.