Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.STICHTING DAS & BOOM,
2.de stichting OTTERSTATION NEDERLAND,
Lutra lutra) in Nederland te bevorderen.
bekende knelpuntenen
overige knelpunten.
Bekende knelpuntenzijn de 29 knelpunten zoals deze zijn beschreven in de rapporten van Alterra, overgelegd als producties 2, 3, 4 en 6 bij dagvaarding en zijn geresumeerd in tabel 5.1 van rapport 2513. Deze bekende knelpunten, voor zover gelegen binnen de huidige otterleefgebieden, zijn door Alterra in september 2013 opnieuw bezocht en beoordeeld. Deze knelpunten en de (waar nodig) te nemen maatregelen zijn gespecificeerd in bijlage 2 van rapport 2513. Van deze bekende knelpunten beoordeelt Alterra er 7 als zodanig urgent dat daar met hoge prioriteit maatregelen moeten worden genomen, omdat er al één of meer otters zijn doodgereden “en de faunavoorzieningen nog steeds tekort schieten” (rapport 2513 p. 21). Het gaat om de volgende, door Alterra genummerde, knelpunten, waarbij telkens ook de door Alterra toegekende prioritering is vermeld:
overige knelpuntendie door Alterra als actueel en urgent zijn aangemerkt. Het gaat om de volgende knelpunten:
minimum viable populationals de uitsterfkans kleiner is dan 5% in 100 jaar. Ook volgens de stellingen van de Staat is daarvan thans nog geen sprake.
verzekerendat het bij toeval vangen en doden (van otters) geen significante weerslag heeft op de soort, hetgeen betekent dat de Habitatrichtlijn in dit opzicht de Staat verplicht een bepaald resultaat tot stand te brengen. Dat resultaat is een zodanig lage verkeerssterfte dat deze geen significant negatieve weerslag meer heeft op de otterpopulatie in Nederland.
dezemaatregelen niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn kunnen worden gerealiseerd. Ook overigens zijn de stellingen van de Staat ten aanzien van de noodzaak tot bestemmingswijziging en toepassing van de Tracéwet zeer algemeen, zonder dat wordt aangegeven op welke knelpuntoplossingen deze in het bijzonder van toepassing zijn. Het hof neemt hierbij verder in aanmerking dat de Staat met de bekende knelpunten reeds geruime tijd voor het rechtbankvonnis bekend was. Voorts komt het voor rekening van de Staat dat hij contracten heeft afgesloten die niet stroken met de door de rechtbank gehanteerde termijnen. Ook is hetgeen de Staat over het risico van wanprestatie heeft gesteld dermate vaag dat het hof daaraan geen consequenties kan verbinden. Dit betekent dat het hof de termijn voor zover het gaat om de bekende knelpunten in stand zal laten. Ten aanzien van de overige (urgente) knelpunten geldt dat de Staat hiervan pas met rapport 2513 bekend is geworden (al had de Staat wellicht ook zelf eerder opdracht tot deze inventarisatie kunnen geven) en dat er twee knelpunten zijn waarvan Alterra vermeldt dat de oplossing ‘onduidelijk’ is (nr. 21) dan wel ‘lastig oplosbaar’ (nr. 95). Het hof ziet hierin aanleiding om ten aanzien van de overige knelpunten een termijn van twee jaar na 1 mei 2014 (omdat het hof er van uitgaat dat het op maart 2014 gedateerde rapport 2513 toen in ieder geval aan partijen bekend was) te gunnen en ten aanzien van de knelpunten 21 en 95 een termijn van drie jaar na hetzelfde tijdstip.