Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer Hoge Raad : 12/00539
Arrest van 4 november 2014
[naam],
KONINKLIJKE LUCHTVAARTMAATSCHAPPIJ N.V.,
Het geding
Beoordeling van het hoger beroep
(i) [appellante] verzorgt schoonmaakwerkzaamheden voor KLM aan het interieur van "wide body" vliegtuigen tijdens een bepaalde periodieke technische controle van die vliegtuigen. Daartoe behoort de zogenoemde FA-check (een relatief lichte technische controle ongeveer eens in de acht weken) en de FC-check (een zwaardere technische controle ongeveer eenmaal per jaar). KLM liet niet alleen door [appellante], maar ook door onder meer de bedrijven Asito en CSU schoonmaakwerkzaamheden verrichten.
(ii) Op 13 juni 2005 heeft KLM een zogenoemde request for quotation (hierna: RFQ) uitgeschreven voor het verrichten van onder meer de schoonmaakwerk-zaamheden die [appellante] tot dan toe verrichtte tijdens de FA-checks (het FA-contract) en de FC-checks (het FC-contract). De RFQ was gericht tot Asito, [appellante], CSU en een vierde bedrijf. In de RFQ zijn de toepasselijke voorwaarden vermeld en de te verrichten werkzaamheden gespecificeerd.
(iii) De sluitingsdatum voor het indienen van een offerte was 4 juli 2005, maar is door KLM verschoven naar 11 juli 2005. Asito, [appellante] en CSU hebben tijdig een offerte ingediend. De door [appellante] geboden prijs was de laagste. KLM heeft de inschrijvers vervolgens een proefschoonmaak laten uitvoeren, waarna de offertes mochten worden aangepast. KLM heeft de inschrijvers tevens verzocht de door hen gehanteerde manuurtarieven kritisch te bezien en hen opnieuw in de gelegenheid gesteld de offertes aan te passen. Asito heeft haar prijs gaandeweg verlaagd. [appellante] heeft haar prijs gehandhaafd, maar die was nog steeds lager dan de door Asito geboden prijs.
(iv) KLM heeft daarna, buiten medeweten van [appellante], aan Asito gevraagd "synergievoordelen" in kaart te brengen in verband met haar schoonmaak-werkzaamheden op Schiphol-Centrum en alleen aan Asito gelegenheid geboden haar prijs nogmaals aan te passen. Asito heeft daarop haar prijs opnieuw verlaagd. KLM heeft vervolgens besloten het FA-contract te gunnen aan Asito en het FC-contract aan [appellante]. KLM heeft op 8 november 2005 daarover met [appellante] gesproken en daarvan een bevestiging aan [appellante] gezonden.
(v) Op 2 januari 2006 heeft KLM de medewerking van [appellante] aan de overdracht van de FA-schoonmaak aan Asito in het overleg over de voortzetting van de samenwerking betrokken. [appellante] heeft aan KLM bezwaren kenbaar gemaakt tegen de gang van zaken bij de aanbesteding van het FA-contract. KLM heeft daarin geen aanleiding gezien terug te komen van de gunning van het FA-contract aan Asito.
(vi) Partijen hebben verder onderhandeld over het FC-contract. [appellante] heeft aan KLM medegedeeld dat zij het FC-contract wenste aan te gaan. KLM heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellante] het FC-contract alleen wordt gegund indien zij van verdere juridische actie tegen KLM afziet. Dat heeft [appellante] niet aanvaard. KLM heeft daarop aan [appellante] meegedeeld dat CSU de FC-schoonmaak zou overnemen, althans had overgenomen.
"
You are hereby advised that KLM is not committed to any course of action as a result of its issuance of this Request for Quotation and/or its receipt of a proposal from you or other firms in response to it. In particular, you should note that KLM might:- reject any proposal that does not conform to instructions and specifications that are issued herein;- not accept proposals after the stated submission deadline;- reject all proposals, if it so decides;- negotiate with one or more firms;- award bid to one or more firms;- award only a portion of the bid;- make no award.(..)The supplier also acknowledges that during the RFQ process KLM may, at any time:- Enter into and conclude negotiations with any other supplier for the supply of all or part of KLM’s requirements.- Terminate the RFQ process with respect to any or all of KLM’s requirements.- Terminate the RFQ process with and/or further participation by, the supplier.- Reject at its sole discretion all or part of any RFQ response submitted by the supplier.- Depart from or modify the proposed framework and/or any other procedures in relation to the RFQ."
grief Ibestrijdt CCC het oordeel van de rechtbank, kort gezegd, dat KLM zich bij de aanbesteding volledige vrijheid van handelen voorbehield, ook wanneer dat – bij voorbeeld door met slechts één partij te gaan onderhandelen – tot ongelijke behandeling van de inschrijvers zou leiden, en dat KLM ingevolge de bepalingen van de RFQ niet gebonden was aan het gelijkheidsbeginsel of aan het daarmee samenhangende transparantiebeginsel.
grief IIis het Amsterdamse hof tot, in de kern genomen, de conclusie gekomen dat tussen KLM en [appellante] met betrekking tot het FC-contract (de FC-check), ter uitvoering van de desbetreffende aanbesteding, een onvoorwaardelijke overeenkomst tot stand gekomen is. In cassatie is tegen dit oordeel opgekomen in onderdeel III van het cassatiemiddel, maar dat is door de Hoge Raad verworpen. Het hof behoeft grief II dan ook in zoverre niet verder te bespreken. Voor zover KLM de intentie heeft gehad om met onderdeel IV van het cassatiemiddel nog op te komen tegen passages, ziende op het FA-contract en vervat in de rechtsoverwegingen 3.4.5 en 3.4.8 van het bestreden arrest, merkt het hof op dat deze passages niet als dragend voor de motivering van de verwerping van grief II beschouwd kunnen worden en daarom niet getroffen worden door de gegrondbevinding van onderdeel II van het middel.
grief IIIis in cassatie niet anders opgekomen dan dat in onderdeel IV van het middel als een restklacht wordt gesteld dat uit de gegrondbevinding van onderdeel II van het middel volgt dat rechtsoverweging 3.5.2 van het bestreden arrest niet in stand kan blijven, voor zover daarin is uitgegaan van de door het Amsterdamse hof aangenomen gebondenheid aan en schending van de meer genoemde beginselen.
KLM heeft onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld en onderbouwd om te kunnen aannemen dat [appellante] niet bereid was tot nader overleg over de details van het FC-contract. Uit de stukken die partijen hebben overgelegd blijkt het tegendeel. Uit die stukken blijkt overigens wel dat tussen partijen, na het bekend worden van de uitkomst van de aanbesteding, een enigszins geprikkelde sfeer was ontstaan die de onderlinge verhouding niet ten goede zal zijn gekomen. KLM heeft toen, in plaats van een zakelijke houding aan te nemen en in te zien dat [appellante] het recht toekwam om inzake het FA-contract een eigen visie te hebben en daarvoor op te komen, [appellante] zwaar onder druk gezet. Toen [appellante] onder deze druk niet bezweek, heeft KLM het besluit genomen om de afronding van het FC-contract te blokkeren en voor het FC-contract met CSU in zee te gaan. Deze houding van KLM is door de rechtbank niet misverstaan in de rechtsoverwegingen waartegen grief III zich richt.
Het hof verwerpt dan ook grief III.
Het oordeel van het Amsterdamse hof met betrekking tot het door KLM gedane beroep op dwaling (rechtsoverweging 3.7.4/5 van het besteden arrest) is als zodanig in cassatie niet aan de orde gesteld – het onder het voorlaatste streepje in de restklacht (IV) vermelde ziet op een overweging ten overvloede van het Amsterdamse hof – , zodat dat oordeel thans als onherroepelijk is aan te merken.
Ter onderbouwing van de grief heeft KLM niet méér gedaan dan het herhalen van de omstandigheden die voor haar reden waren om in eerste aanleg ontbinding van de overeenkomst te vorderen. De toelichting daarop bevat geen (nieuwe) gezichtspunten die de rechtbank niet zou hebben meegewogen of die voor het hof aanleiding kunnen zijn om tot een ander oordeel te komen. Geen van de door KLM gestelde omstandigheden is van voldoende gewicht om een beroep op ontbinding wegens onvoorziene omstandigheden te kunnen dragen. Dat geldt ook voor de gestelde omstandigheden in samenhang bezien.
Het hof sluit zich dan ook aan bij het oordeel van de rechtbank en de motivering daarvan. Het hof concludeert dat ook grief V vergeefs wordt voorgesteld.
grief IIIin het principaal hoger beroep. Het oordeel van het Amsterdamse hof daarover steunt mede op zijn opvatting dat KLM aan [appellante] het FA-contract had moeten gunnen. Dit oordeel is in zoverre als gevolg van de gegrondbevinding van de onderdelen II en IV (gedeeltelijk) van het cassatiemiddel niet meer als juist te beschouwen. Het hof zal daarom de grief opnieuw beoordelen.
Beslissing
- veroordeelt KLM om als voorschot op de door haar te vergoeden schade aan [appellante] € 20.000,- te betalen;
- veroordeelt KLM om over dit voorschot en over de door haar te vergoeden schade aan [appellante] de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW te voldoen vanaf 1 april 2006 tot de dag van voldoening;
- bekrachtigt het vonnis waarvan beroep voor het overige;
- verklaart dit arrest tot hier uitvoerbaar bij voorraad;
- verstaat dat elk van partijen haar eigen proceskosten in hoger beroep draagt.